Succesvolle dagbesteding in de regio Noord-Veluwe

Interview met Wilma Beltman; procesondersteuner Participatie Maatschappelijke Zorg

Naar aanleiding van een onderzoek waaruit bleek dat er nauwelijks geschikt aanbod was van dagbesteding in de regio Noord-Veluwe, is een procesondersteuner Maatschappelijke Zorg begonnen met het ontwikkelen van nieuwe vormen van dagbesteding. In samenwerking met lokale en regionale partners en met de doelgroep zelf. De resultaten zijn veelbelovend: meer cliënten participeren in de maatschappij, minder kosten en een verbeterd imago.

Zes gemeenten op de Noord-Veluwe; Harderwijk, Putten, Ermelo, Nunspeet, Elburg en Oldebroek, werken samen om de participatie van geïsoleerd levende mensen met beperkingen te bevorderen en een passend ondersteuningsaanbod te ontwikkelen. In het bijzonder voor mensen met OGGZ-problematiek en ggz-cliënten. Deze zes gemeenten hebben Wilma Beltman in 2010 aangetrokken. Zij is tot op heden procesondersteuner Participatie Maatschappelijke Zorg. De directe aanleiding voor haar aanstelling was een onderzoek dat door zorginstelling Ontmoeting is gefinancierd. Hieruit bleek dat er eigenlijk geen geschikt aanbod dagbesteding bestond in de regio Noord-Veluwe dat toegankelijk was voor de doelgroep van maatschappelijke zorg.

Al vanaf het begin is er gewerkt met duidelijke doelen. Er moest dagbesteding ontwikkeld worden voor en mét de doelgroep waarbij steeds twee essentiële elementen terugkomen: de participatie van cliënten en het inzetten op een zinvolle dagvulling die een actieve houding vraagt van cliënt en hulpverlener. De instellingen zelf moesten gaan wennen aan samenwerken met andere aanbieders van dagbesteding in de regio. Beoogde resultaten zijn cliënten die vanuit de aangeboden dagbesteding participeren in de maatschappij en medewerkers die diezelfde dagbesteding als uitgangspunt nemen. De medewerker betrekt cliënten bij initiatieven en zijn houding verandert van zorgen vóór naar zorgen dát. Een dergelijk proces gaat niet zonder slag of stoot. De betrokken organisaties faciliteren medewerkers in deze omslag in denken door middel van visie en scholing.

Wat is uw rol in dit proces?

‘Als procesbegeleider heb ik een opbouwwerk-taak, waarbij ik zorgaanbieders en andere maatschappelijke organisaties in de regio moet inspireren en begeleiden. Zij moeten voor en met hun cliënten vormen van participatie en dagbesteding realiseren. Mijn taak is breed; ik werk op alle niveaus en vanuit meerdere perspectieven, maar mijn insteek is dat de cliënt er 'beter' van moet worden. Van meet af aan heb ik dan ook cliënten betrokken bij mijn werk. Dit was nieuw in de regio.’

Kunt u iets meer zeggen over uw manier van werken?

‘Ik werk niet met losse projecten, maar met zogenaamde netwerksturing: er is overeenstemming tussen de beleidsambtenaar en de procesbegeleider wat het gewenste maatschappelijk effect is. Vooraf wordt er geen concreet projectplan met activiteiten en tijdpad afgesproken. De opdracht luidt: kijk waar de energie is en trek niet aan dode paarden. Ik probeer me aan te sluiten bij bewegingen die ik zie ontstaan en pak zaken op waar mensen warm voor lopen. Daarbij is mijn credo: Geef ruimte voor verrassing.’

Wie heeft de uiteindelijke regie?

‘De regiogemeenten, en dan met name Harderwijk, nemen de regierol. Ik heb regelmatig overleg met de beleidsregisseur Maatschappelijke Zaken van gemeente Harderwijk, Bert van Putten. Hij zorgt tevens voor terugkoppeling met de verantwoordelijke politici en met de Wmo-raden van de zes gemeenten. De afzonderlijke gemeenten nemen in hun subsidiecontracten met de organisaties eisen op die ondersteunend werken aan het traject. Zoals de eis dat iedere cliënt, die zich bij maatschappelijke opvang meldt, een individueel zorgplan dient te krijgen waarin niet alleen aandacht is voor zorg, wonen en inkomen maar ook voor het realiseren van dagbesteding.’

Wat zijn de resultaten tot nu toe?

‘In de afgelopen twee jaar hebben we een diversiteit aan activiteiten ontplooid. Bij de start hebben we een groep cliënten bij elkaar gebracht die andere cliënten binnen de instellingen hebben geïnterviewd over dagbestedingsbehoeften. De uitkomsten zijn gedeeld met ambtenaren en WMO-raden van zes gemeenten. We merken nu dat cliënten vaker actief meedenken bij ontwikkelingen zoals het opzetten van een laagdrempelige inloop. Hun aanwezigheid wordt erg gewaardeerd binnen verschillende overleggen. Er wordt straatvoetbal georganiseerd en er is een kerngroep sport en beweging. Daarnaast is er een winkel opgezet dankzij de samenwerking tussen drie instellingen in Ermelo. Ook niet te vergeten, de Veluwegames. In navolging van de landelijk georganiseerde sportdag voor mensen met een (O)ggz-achtergrond is in september 2012 een regionale dag georganiseerd, de Veluwe Games. Het idee om dit voor de regio te organiseren was afkomstig van een cliënt die naar de landelijke sportdag was geweest. Hij wilde dit graag organiseren en de wethouder van Harderwijk heeft ter plekke de weddenschap met hem afgesloten dat het hem zou lukken dit binnen een jaar te organiseren. De betreffende cliënt is hierin zelf met steun van de procesbegeleider als ambassadeur en organisator opgetreden.’

Wat maakt de aanpak van Maatschappelijke Zorg Noord-Veluwe succesvol?

‘Zoals gezegd is het systematisch werken met zo veel mogelijk zelfsturing een belangrijke succesfactor. Doordat cliënten bij allerlei overleg mee aan tafel zitten, verschuift de focus bij de overleggen van het organisatiebelang naar het belang van de doelgroep. In aanvulling daarop zijn er voor ons twee belangrijke randvoorwaarden die onze aanpak mogelijk maken: De ambtenaar die optreedt als beleidsregisseur is een voormalig sociaalpsychiatrisch verpleegkundige. Deze heeft heel goed door wat er moet gebeuren en geeft mij als procesondersteuner alle ruimte. Door persoonlijke aandacht en enthousiasme voor netwerksturing komen er veel nieuwe initiatieven. Ik kan zicht houden op het primaire proces en zo knelpunten ontdekken.’

Zijn er zaken waar u tegenaan bent gelopen?

‘Een van de belangrijkste knelpunten bij de start was om de medewerking van de organisaties te krijgen. Er is sprake van onderlinge concurrentie; men zit vast in een bepaalde manier van werken en het is moeilijk om bereidheid te vinden om ook maar iets te doen dat tijd en geld kost zonder dat daar meteen betaling tegenover staat. Ook is de houding van de hulpverleners vaak zorgend: 'Laat de cliënt nu eerst maar tot rust komen. Ga er niet te veel aan trekken.' Dat is eigenlijk niet meer van deze tijd en werkt inzakken en institutionalisering van cliënten in de hand. Aan de andere kant blijft de inzet van medewerkers met hart voor activering en dagbesteding een succesfactor. Door aan te sluiten bij bestaand enthousiasme en dit te versterken, en door in te zetten op de bundeling van in de regio aanwezige energie, lukt het om met zeer beperkte middelen toch tot inspirerende resultaten te komen.’

Heeft u behoefte aan meer praktijkvoorbeelden? Download de MOVISIE publicatie Client- en samensturing in de praktijk!

Voor meer informatie over dit specifieke project kunt u contact opnemen met Wilma Beltman