Zo kan jeugdzorg goedkoper en beter

6 adviezen

Op initiatief van het Nederlands Jeugdinstituut onderzocht een groep experts onder leiding van Job Cohen hoe we een effectiever en goedkoper jeugdstelsel kunnen realiseren. Van meer samenwerking tussen alle belanghebbenden tot het flexibeler en korter inzetten van specialistische hulp. En: burgervoogden voor kinderen die onder jeugdbescherming vallen, zodat gemeenten vanaf 1 januari 2015 hun nieuwe jeugdzorgtaak optimaal kunnen uitvoeren.

De Denktank Transformatie Jeugdstelsel, kortweg T-Tank, onderzocht hoe met minder middelen een effectiever jeugdstelsel gerealiseerd kan worden. Aanleiding is dat gemeenten vanaf 2015 verantwoordelijk zijn voor preventie, jeugdhulp, jeugdbescherming, passend onderwijs, de Participatiewet en de uitgebreide nieuwe Wmo. De transformatie moet er eerst en vooral toe leiden dat meer kinderen zo goed mogelijk kunnen meedoen en gezond en veilig kunnen opgroeien in hun eigen omgeving met steun van ouders en medeopvoeders. Om dit te bereiken moet het nieuwe stelsel:

  • voorzien in een sterke basis en krachtige preventie;
  • beschikken over een sterke, vrij toegankelijke jeugdhulp;
  • tijdig, passende intensieve hulp en bescherming bieden;
  • zo goedkoop mogelijk en effectief zijn.

Uitgangspunten vormen hierbij op de eerste plaats ouders die opdrachtgever zijn, kinderen die centraal staan en een samenleving die faciliteert én begrenst. Preventie, hulp en bescherming mogen niet langer aparte circuits zijn, maar moeten nauw samenwerken, waardoor beter geschakeld kan worden en specialistische hulp er makkelijk bij gehaald kan worden. Tot slot meent de denktank dat er een wereld te winnen is met het systematisch gebruiken van kennis die werkt in de praktijk (de evidence based practice) – waarbij altijd de kosten-batenanalyse een prominente plek krijgt. Cruciaal is dat niet alleen geleerd wordt van onderzoek en ervaringen van professionals, maar ook van kennis en ervaringen van cliënten en andere betrokkenen.

Meer lezen over de transitie? Bekijk het artikel Transitie Jeugdzorg - een overzicht

1. Verbeter pedagogische kwaliteit van de opvoedomgeving

In het nieuwe jeugdstelsel zullen cliënten - ouders en jeugdigen - meer dan nu het geval is partner van de professional zijn. Hun ervaringsdeskundigheid wordt erkend en ingezet om problemen zo goed mogelijk op te lossen. In het dagelijks leven van jeugdigen en ouders nemen basisvoorzieningen zoals scholen, kinderopvang, (jeugd-)gezondheidszorg, sport- en vrijetijdsvoorzieningen een belangrijke plaats in.

Docenten zullen meer vaardigheden moeten ontwikkelen om met kinderen om te gaan die anders zijn

Door de pedagogische kwaliteit van deze voorzieningen te verbeteren, kunnen zij de ontwikkeling van kinderen en jongeren stimuleren, opvoedproblemen helpen voorkomen of tijdig signaleren en daarnaar handelen. Professionals elders in de jeugdketen kunnen geconsulteerd worden om problemen zoveel mogelijk in het alledaagse op te lossen of er tijdig passende ondersteuning bij te halen. De transformatie van de zorg voor jeugd kan overigens niet zonder een transformatie in het onderwijs. Docenten zullen meer vaardigheden moeten ontwikkelen om met kinderen om te gaan die anders zijn.

2. Maak kortdurende, effectieve specialistische hulp en consultatie vrij toegankelijk

De eerstelijnsjeugdhulp transformeert in het nieuwe stelsel naar een verzameling van vrij toegankelijke diensten, waar burgers en professionals van de basisvoorzieningen zonder verwijzing kunnen aankloppen voor hulp of ondersteuning. De hulp geeft antwoord op de meest voorkomende opvoed- en opgroeivragen, waaronder preventie, advies en kortdurende jeugdhulp. Deze vrij toegankelijke jeugdhulp heeft een belangrijke schakelfunctie in het nieuwe stelsel: naar ‘voren’ en naar ‘achteren’ én in relatie tot passend onderwijs. De professionals die er werken versterken de basis, lossen zoveel mogelijk vragen zelf op maar halen er ook tijdig gespecialiseerde vormen van hulp bij. In het huidige stelsel is deze hulp onvoldoende beschikbaar. Te gemakkelijk wordt de eerste lijn verengd tot het domein van de generalisten. Daarachter zou het domein zijn van specialisten, waartoe burgers alleen via een besluit van de gemeente toegang (de ‘niet vrij toegankelijke hulp’) krijgen. Maar sommige specialistische hulp kan veel efficiënter direct ingezet worden voor consultatie, kortdurend advies of behandeling. Dan kunnen bijvoorbeeld ouders met kinderen met autisme simpel aan opvoedadvies komen en pubers met angstaanvallen in korte tijd weer goed functioneren.

3. Bouw specialistische hulp af als ouders en kind op eigen kracht verder kunnen

Specialistische hulp kan in het nieuwe stelsel snel, tijdig en tijdelijk worden ingezet. Zodra kinderen en hun ouders weer op eigen kracht verder kunnen, wordt deze ondersteuning afgebouwd. Maar als - vanwege bijvoorbeeld chronische problematiek - gespecialiseerde zorg, speciaal onderwijs en/of ondersteuning nodig blijft, dan moet die ook zoveel mogelijk aanvullend op en in de eigen omgeving verleend worden. Of wanneer - in het uiterste geval - jeugdigen toch elders zijn opgenomen, dan moeten zij wel zoveel mogelijk aan het ‘gewone’ leven kunnen deelnemen. Dus ook in de specialistische zorg, in het speciaal onderwijs, bij (her)opvoeding en behandeling is de blik gericht op ‘normaliseren’, het zo gewoon mogelijk maken van de opvoedingssituatie.

4. Betrek burgers en andere professionals bij jeugdbescherming

De T-Tank pleit voor ‘vermaatschappelijking’ van de jeugdbescherming. Jeugdbescherming is immers in de eerste plaats een zaak van de hele samenleving. Er moeten meer mogelijkheden komen om burgers en hun netwerk bij de jeugdbescherming te betrekken, bijvoorbeeld door middel van netwerkberaden of als burgervoogd. Verder is de expertise van professionals die in de jeugdbescherming werken bruikbaar voor het héle stelsel, ook bij de vrijwillige hulp. Als geen ander weten deze professionals met conflicterende belangen en weerstand om te gaan. Zorg er dus voor dat ze óók in andere werksoorten kunnen werken. En andersom: andere professionals dan die van de gecertificeerde instellingen moeten beschermingstaken kunnen uitvoeren, zoals voogdij. Doel is dat ze kennis aan elkaar overdragen en er meer in een vrijwillige sfeer opgelost kan worden.

5. De nieuwe professional is een samenwerkende, lerende gezinsgeneralist

Uitgaan van de ‘eigen kracht’ van jeugdigen, ouders en hun netwerk, hulp in de eigen omgeving en het op- en afschalen naar specialistische hulp: dat stelt andere eisen aan professionals en de onderlinge samenwerking. Zo heeft bijvoorbeeld de jeugd- en gezinsgeneralist de ruimte nodig om met gezinnen zaken te doen en in complexe situaties zelfstandig besluiten te nemen. Ook wordt van hem verwacht dat hij medeopvoeders rond gezin, op school en in de buurt adviseert. Hiervoor heeft de jeugd- en gezinsgeneralist op zijn beurt ondersteuning nodig van specialisten elders in de keten. De specialist zal vaker dan voorheen worden ingezet als consulent aan de ‘voorkant’ en meer samenwerken met andere specialisten in multidisciplinaire teams (één gezin, één plan). Er moet daarom geïnvesteerd worden in professionalisering: in lerende professionals én lerende organisaties.

6. Gemeenten, doe het vooral samen

De denktank adviseert gemeenten om de transformatie programmatisch aan te pakken met behulp van een systematische meet-, leer- en verbetercyclus. Op basis daarvan kunnen ambities en gewenste resultaten worden geformuleerd. Transformeren is co-creatie met alle stakeholders: burgers, cliënten, bestuurders en professionals, gemeenten en instellingen en hun organisaties (cliënt-, beroeps- en brancheverenigingen), opleidingen, kennis- en onderzoeksinstellingen. Zet dus in op gezamenlijke inspanning en co-creatie, maar ook op cultuurverandering: de mindset en houding om gezamenlijk te transformeren. Combineer dat met het organiseren van lerende communities, een leeromgeving waar kennis ontwikkeld en gedeeld wordt. En doe dit op minimaal regionaal niveau met lokale verbindingen en waar nodig op bovenregionaal niveau. Bovenal geldt ook: neem er de tijd voor. Een transformatie met een duurzaam resultaat vraagt ruimte, tijd en apart budget om effectieve vernieuwingen van het jeugdstelsel vorm te geven en uit te voeren.

'Beter met minder'
Dit artikel is een samenvatting van het rapport Beter met minder. Bouwstenen voor een transformatie van het jeugdstelsel dat de Denktank Transformatie Jeugdstelsel samenstelde op initiatief van het Nederlands Jeugdinstituut, Utrecht, 2014. Zie ook www.kennisjeugdnet.nl.

Auteurs: Kees Bakker is bestuurder van het Nederlands Jeugdinstituut. Lou Repetur werkt bij Movisie als programmaleider transitie Jeugd.