20 jaar onderzoek naar de boze burger

Na de moord op Pim Fortuyn, twintig jaar geleden, kregen we te maken met een nieuw fenomeen: de boze burgers. Jelle van der Meer en Marcel Ham namen het onderzoek over de afgelopen decennia door: is de burger wel boos?  

Tekst: Jelle van der Meer en Marcel Ham

De moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002 en vervolgens het enorme electorale succes van zijn partij LPF heeft een grote impact gehad op politiek en samenleving. Niet voor niks heette dit al snel ‘de opstand’ en ‘de revolte’; daaruit sprak schrik en angst. Het beeld van ‘boze burgers’ was geboren. De analyses en onderzoeken kwamen onmiddellijk op gang en zijn sindsdien niet meer gestopt. Wie zijn zij, wat willen zij? Zijn ze wel boos? We zetten twintig jaar onderzoek op een rijtje. 

Acht jaar paarse coalitie

De eerste analyses van columnisten en opiniemakers wezen op de immigratie, de globalisering en een politieke elite die de noden van de burgers niet meer ziet. Ze spraken over een gevaarlijk smeulend ongenoegen met revolutionaire trekken. 

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) was een stuk rustiger. Het zag vooraf en achteraf geen revolutionaire stemming. 2002 was een samenloop van omstandigheden, een flink deel van de kiezers was om verschillende redenen uitgekeken op acht jaar paarse coalitie, en een charismatische buitenstaander slaagde erin de uiteenlopende onvrede te mobiliseren. 

Onbehagen

Om de vinger aan de pols te houden, breidde het SCP zijn systematische bevolkingsonderzoek stevig uit. Wat blijkt: Nederlanders zeggen tevreden te zijn over hun eigen leven, maar dit gaat samen met onbehagen over de samenleving. Jaar op jaar, tot vandaag aan toe, is er een vrij constante meerderheid van rond de 60 procent die vindt dat het met Nederland de verkeerde kant op gaat. Het is sterker aanwezig bij lager opgeleiden, maar zeker niet alleen daar terug te vinden. De RMO spreekt in 2013 over een diffuse free floating emotie. 

Ongelijkheid

Sommige onderzoekers wijzen als oorzaak van het onbehagen naar de groeiende sociaal-economische en sociaal-culturele ongelijkheden. Maar dat valt te betwisten. Ongelijkheid komt in de onderzoeken niet bovendrijven als de grootste zorg en het onbehagen bestaat bij een veel grotere groep Nederlanders dan alleen bij een laagopgeleide onderklasse.

Net zomin kan het onbehagen gekoppeld worden aan boze protesten. Die protesten zijn uitingen van onvrede op een specifiek thema, denk aan boeren tegen stikstof of anti-vaxers voor vrijheid. Protesten zijn van alle tijden, maar ergens in de afgelopen jaren is de ‘boze burger’ een ‘risicoburger’ geworden, waar maar beter aan toegegeven kan worden. Dat is te angstig. Protest en boosheid horen bij een democratie.

'Mensen voelen zich niet gehoord, niet gezien en niet begrepen. Het antwoord is dan: ga in gesprek.'

Niet gehoord, niet gezien, niet begrepen

Geen ongelijkheid en geen boosheid. De rode draad in alle onderzoek naar onbehagen is een gevoel van machteloosheid en van verbroken verbindingen, waaronder met de politiek. Mensen voelen zich niet gehoord, niet gezien en niet begrepen. Het antwoord is dan: ga in gesprek. Laat mensen vertellen over hun leven en hun problemen, over hun zorgen en over samenleven. Begin met het herstel van verbinding, leg een brug tussen hun leven en dat van anderen en de politiek. Doe op die manier iets aan die machteloosheid.

Spreekuren in de wijk

We maken het concreet: gemeenteraadsleden en wethouders gaan ieder minstens eenmaal per week een dagdeel spreekuur houden in een vaste buurt of wijk. Doel: luisteren, ervaringen uitwisselen, problemen leren kennen, elkaar serieus nemen. En serieus nemen betekent zo nodig ook tegenspreken. En helpen is niet per se overnemen, maar ook niet met een kluitje in het riet sturen. 

Veel zorgen zijn landelijk en dus gaan ook landelijke politici spreekuren houden op vaste plekken. Spreekuren zouden een toeslagenaffaire veel eerder aan het licht brengen. Hoe is het mogelijk dat Kamerleden niet weten hoe hun regels in de praktijk uitpakken? 

Onbegrijpelijke regels

Ook de hoogste bestuurders van de instanties waarmee burgers dagelijks te maken hebben, moeten uit hun cocon komen: de woningcorporaties, de zorginstellingen, de zorgverzekeraars, het UWV, de Belastingdienst, de politie... Met vrijwel alle instanties ervaren burgers afstand en onbereikbaarheid; ook figuurlijk, door onbegrijpelijke regels en gebrek aan inlevingsvermogen bij uitvoering.

Ten slotte: buren, wijkbewoners, dorpsbewoners, stadsbewoners, burgers moeten ook met elkaar gaan praten, in het echt, niet alleen op sociale media. Om te beginnen over het samenleven. Van alle verbindingen is deze het moeilijkste, want hoe organiseer je dit?

Verbindingen

Niet de ongelijkheden zijn het eerste probleem, maar het gebrek aan verbindingen. ‘Van kloof naar brug’, dat waren de woorden van Tim ’S Jongers in zijn Participatielezing van dit jaar. Wissel ervaringen uit om een einde te maken aan het gevoel van mensen dat ze niet gezien worden. Het meest vernederende, zo schrijft de filosofe Marjan Slob in de Volkskrant begin dit jaar, is dat er niet werkelijk naar je gekeken wordt. ‘Dat je wordt genegeerd. Dat je een figurant bent in het verhaal van een ander.’ Laten we proberen om verhalen te verbinden.

Boek overhandiging
Boek overhandiging
Boek overhandiging
Overhandiging boek

Jelle van der Meer is journalist. Marcel Ham is hoofdredacteur van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken.

Dit is een ingekorte versie van Niet boos maar machteloos. Twintig jaar onderzoek naar de boze burger, dat als Movisie-publicatie deze week verschijnt bij Van Gennep. Je bestelt de publicatie hier.

Vandaag is het boek op het VNG-congres aangeboden aan burgemeester Jan van Zanen van Den Haag.