2,5 jaar transformatie sociaal domein: hoe staan we ervoor?

Uit ons relatiemagazine Movisies

Tijdens een rondetafel gesprek lieten we diverse spelers aan het woord over de transitie en transformatie: vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties, Rijksoverheid en lokaal bestuur. Hoe staan we ervoor na 2,5 jaar? Aanleiding voor het gesprek: het nieuwe programma sociaal domein.

Een nieuw programma sociaal domein. Met dit programma – in conceptvorm klaar op het moment van het vraaggesprek – trekken het Rijk, gemeenten en andere spelers in het sociale domein samen op, zo is de bedoeling. Het programma vloeit voort uit een nadrukkelijke aanbeveling van de transitiecommissie sociaal domein. Deze commissie, onder leiding van Han Noten, hield het afgelopen jaar op verzoek het vergrootglas op de vorderingen en voetangels en klemmen van de transitie en transformatie. Zorg voor een meerjarig nationaal programma sociaal domein, adviseerden Noten en c.s.. En dat komt er nu dus.

‘Gemeenten hebben het behoorlijk voor de kiezen gehad sinds 2015 met de drie grote decentralisaties. En ook de mensen voor wie ze het allemaal moeten doen. Er gaat ongelooflijk veel goed. Maar we blijven zitten met een aantal grote vraagstukken die om bijzondere aandacht vragen. De kern daarvan is: hoe zorgen we ervoor dat het voor cliënten en burgers nu merkbaar ten goede verandert?’ Jan Vermeer, plaatsvervangend directeur van de directie maatschappelijke ondersteuning bij het ministerie van VWS, schetst kernachtig de aanleiding en wat het programma teweeg moet brengen. Hij mag de aftrap doen voor het rondetafelgesprek dat we door omstandigheden voeren in de luidruchtige lobby van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Voor het programma voert dit ministerie de regie en trekt vanuit het Rijk samen op met de ministeries van VWS, Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Veiligheid en Justitie.

Partnerschap

Rijk en de lokale partners, niet alleen gemeenten maar ook zorgaanbieders, vertegenwoordigers van cliënten die samen optrekken. ‘We moeten onderkennen dat we elkaar heel hard nodig hebben’, zegt Monique Peltenburg (secretaris/adviseur van het netwerk directeuren sociaal domein – NDSD). Het onderscheid tussen de verantwoordelijkheid van het Rijk en de gemeenten is een kunstmatige, betoogt ze. ‘Ja, we hebben elkaar dus nodig. We gaan een partnerschap aan. En we zullen elkaar nog een paar jaar nodig hebben om een aantal weerbarstige kwesties rond de transformatie tot een goed einde te brengen’, voegt ze er met de nodige realiteitszin aan toe.

Met de intentie en de uitgangspunten van de transformatie zit het wel snor

Met de intentie en de uitgangspunten van de transformatie zit het wel snor, stellen Sandra van Laar (Landelijke Cliëntenraad, LCR) en Jenny de Jeu (Mind Landelijk Platform Psychische Gezondheid): weg van de systeemoplossingen, de mens centraal stellen en maatwerkoplossingen zoeken. Maar in de praktijk zijn er de nodige hobbels die dit loffelijke doel hinderlijk in de weg zitten. Zo deed De Jeu onderzoek naar de positie van lokale cliëntenorganisaties en hun belangenbehartiging. ‘Hun positie en daardoor hun belangenbehartiging is niet sterk. Veel van hen vechten ieder jaar voor hun voortbestaan. Daardoor mis je lokaal en landelijk hun inbreng. En dat is wel een wezenlijke kern van waar je met beleid naartoe wil.’

Kostendelersnorm

Soms lukt het de cliëntenorganisaties niet om met hun hartenkreten effectief door te dringen tot beleidsmakers. Van Laar geeft een concreet voorbeeld: de kostendelersnorm. Die houdt in dat als een burger een woning deelt met meer volwassenen, zijn of haar bijstandsuitkering daarop wordt aangepast. Hoe meer volwassen personen een huis delen, hoe lager de uitkering. Cliëntenorganisaties lopen daar tevergeefs tegen te hoop. Van Laar: 'Vreemd toch want je belemmert met deze regel juist de zelfredzaamheid van burgers. Iets waar de overheid juist zo vóór is! Onze doelgroepen worden belemmerd om elkaar te helpen. We zijn nu twee jaar verder nadat wij onze noodkreet hebben gedaan aan de Tweede Kamer maar het effect is tot nu toe minimaal.'

*Vlak na dit interview voor het relatiemagazine Movisies werd bekend dat het kabinet de kostendelersnorm deels afschaft. Meer informatie lees je op de website van de Rijksoverheid en van MantelzorgNL.

Het hele artikel lezen? Of een gratis abonnement op Movisies?
Meld u aan

Het veranderen van de regels rond de kostendelersnorm kan op twee manieren, zegt Peltenburg. Via de lange weg door de wet te veranderen of met de experimenteerruimte die gemeenten hebben. De NDSD-secretaris adviseert Van Laar en De Jeu om dit soort voorbeelden helder te agenderen. 'Leg ze bij ons (programma sociaal domein, red.) neer. Het zou me een lief ding waard zijn als jullie signalen nog veel nadrukkelijker in het partnerschap dat het programma beoogt te zijn, op de agenda terechtkomt. Daar is het programma ook voor bedoeld: om vraagstukken op te lossen waar we nu op stuiten.'

Lef en leiderschap

Vermeer vult aan: 'Dat agenderen kan op twee niveaus. Soms kom je er op lokaal niveau achter dat de oplossing op het niveau van het Rijk ligt. Dus moet je het ook daar agenderen.' Daarvoor is ook de ruimte, vervolgt hij. 'De bewindspersonen die verantwoordelijk zijn voor het sociaal domein hebben in een brief aan de Kamer aangegeven: 'Als blijkt dat regelgeving de bedoeling van de transformatie en de dienstverlening aan mensen in de weg zit, dan moeten we dat aanpassen en transparant zijn.'

De Jeu: 'Maar om daadwerkelijk die ruimte te gebruiken, dat is nog wel een hele kluif. Cliëntenorganisaties hebben niet altijd voldoende positie om gemeenten te attenderen op het benutten van de lokale handelingsruimte. De rol van waakhond wordt niet altijd even goed gefaciliteerd.’

Wat is nodig om dat voor elkaar te krijgen? Lef en leiderschap, zegt De Jeu en de anderen sluiten zich daarbij aan. Peltenburg: 'We hebben ook bestuurlijk leiderschap nodig. Straks krijgen we nieuwe bestuurders na de gemeenteraadsverkiezingen. We zullen er moeite voor moeten doen om deze bestuurders en de nieuwe bewindspersonen hun leiderschapsrol met lef te laten vervullen.'

Vermeer benadrukt nogmaals de regelruimte, die in de praktijk groter is dan professionals soms beseffen. Als voorbeeld noemt hij de problematiek rond kwetsbare 18-plussers die buiten de radar van de zorg vallen, door het bereiken van die meerderjarige leeftijd. 'Jongeren die buiten het onderwijs vallen, met schulden te maken hebben soms, lastig aan een woonruimte komen. Dat kun je verkokerd aanvliegen vanuit de hulpverlening. Maar een betere werkwijze is om met een groep van die jongeren te kijken: wat helpt jou wel? En hoe kun je dat als gemeente in goede samenwerking met andere betrokken partijen voortaan beter gaan doen?'