Een alternatief voor de maatschappelijke diensttijd

Jongeren die zich als vrijwilliger inzetten kunnen een certificaat ontvangen. Dit staat in het regeerakkoord van Rutte III. Hiermee krijgen jongeren voorrang bij het solliciteren op een overheidsbaan. De intentie is positief, maar voor de uitwerking bestaat een beter alternatief.

Het voorstel, 'de maatschappelijke diensttijd', verplicht jongeren niet tot vrijwilligerswerk. Het beloont hen als zij in de zorg vrijwilligerswerk gaan doen.  Bijvoorbeeld met vluchtelingen of in wijkcentra. De nieuwe regering wil dat jongeren zo kennis maken met voor hen nieuwe maatschappelijke sectoren. Dus, zoals iemand al in een reactie opmerkte, geen werk bij de eigen voetbalclub. Het is verfrissend dat de overheid vrijwillige inzet weer op de agenda zet. De inzet is positief, maar de goede intenties verdienen een beter voorstel op basis van de huidige praktijkkennis.

Vooronderstellingen

Laten we eerst een misverstand uit de weg ruimen. Mocht u denken dat de huidige generatie jongeren zich niet of onvoldoende voor de samenleving inzet, dan vertellen de cijfers een heel ander verhaal. Wie denkt dat je ze alleen in beweging krijgt door ze een baanbelofte te doen, baseert zich niet op de praktijk. De cijfers van het CBS laten zien dat jongeren zich de afgelopen jaren niet minder inzetten dan ouderen. Jongeren doen dat op andere manieren en in andere organisatorische verbanden dan in het traditionele vrijwilligerswerk in de zorg. Maar dat maakt hun inzet niet minder waardevol! Het is de vraag of met dit certificaat de kans op betaald werk wordt vergroot. Steeds meer werkgevers kijken al kritisch naar de maatschappelijke activiteiten op de cv’s van kandidaten. Dat weet elke jongere die solliciteert. Werkt het certificaat dan wel voldoende als positieve prikkel?

Perverse prikkels

In het voorstel zitten helaas perverse prikkels:

  1. Het voorstel miskent de bestaande vrijwillige inzet van jongeren. Het zou een gemiste kans zijn als de overheid de al bestaande inzet van jongeren niet mee laat tellen bij het verkrijgen van een certificaat.
  2. Uit onderzoek van René Bekkers van de VU blijkt dat de vooronderstelling dat we jongeren alleen in beweging krijgen door ze een beloning te bieden, niet klopt. Burgers (waaronder jongeren) gaan vrijwilligerswerk doen vanuit een intrinsieke motivatie: omdat het aansluit bij wat zijzelf interessant of belangrijk vinden. Beloningsaspecten kunnen een rol spelen, maar zijn nooit de belangrijkste reden waarom jongeren zich als vrijwilliger gaan inzetten.
  3. De uitvoerbaarheid van het voorstel roept vragen op. Wie bepaalt welk vrijwilligerswerk wel of juist niet telt voor dit certificaat? Hoeveel uur moet iemand vrijwilligerswerk doen? En wat zijn de gevolgen voor vrijwilligersorganisaties? Moeten zij straks steeds opnieuw vrijwilligers werven, inwerken en begeleiden als deze vrijwilligers na het behalen van een certificaat weer vertrekken. Wie gaat die certificaten uitgeven? Gebeurt dit op de plekken waar het vrijwilligerswerk plaatsvindt, of ontstaat er straks een nieuw stukje overheidsbureaucratie, inclusief fraudecontrole en klachteninstantie?
  4. Kan de belofte van een baan bij de overheid in de praktijk wel waargemaakt worden? Hoe  gaan we deze voorkeursbehandeling vormgeven? Krijgen alleen kandidaten met dit certificaat een uitnodiging voor een gesprek? Het lijken retorische vragen. Hoe voorkomen we samen dat dit certificaat binnen korte tijd degradeert tot een niet al te waardevolle wandversiering? Dat is een essentiële vraag want anders werkt het voorstel als een boemerang naar de geloofwaardigheid van het overheidsbeleid.
  5. Waarom zou een jongere die een poosje vrijwilligerswerk doet, een voorkeursbehandeling krijgen bij het vinden van betaald werk? Waarom zou een oudere die al jarenlang geen betaald werk meer kan vinden, maar ook al jarenlang vrijwilligerswerk doet, deze voorkeursbehandeling niet krijgen? Laten we proberen leeftijdsdiscriminatie te voorkomen.

Hoe dan wel?

Zoek aansluiting bij wat jongeren beweegt om zich als vrijwilliger in te zetten. Met projecten als Smaakmakers en Flying Teams is veel ervaringskennis opgedaan hoe je jongeren stimuleert om vrijwilligerswerk te gaan doen. Zo vinden veel jongeren het belangrijk dat ze een leuke tijd hebben tijdens hun vrijwilligerswerk, dat er sprake is van een beleving. Zij willen zich best inzetten om een evenement voor een goed doel te organiseren. Als ze zich tijdens het evenement maar amuseren en dit via sociale media aan hun vrienden kunnen laten weten. Veel vrijwilligersorganisaties hebben nog een imagoprobleem bij jongeren als het gaat om dit 'belevingsaspect'. Daar liggen kansen. Steun als overheid lokale vrijwilligersorganisaties bij het zichzelf aantrekkelijk maken voor jongeren en gebruik de enorme hoeveelheid kennis en ervaring op dit gebied zo effectief mogelijk.

Bent u er klaar voor? Doe de test!
Is uw organisatie klaar voor jonge vrijwilligers? Doe deze eenvoudige test en kom er snel achter.

Vinden en binden
Als jongeren eenmaal aan de slag zijn, vinden ze vrijwilligerswerk vaak leuk. Maar hoe vindt u ze en bindt u ze aan uw organisatie? Lees er meer over in deze publicatie.