Amper beleid over tegengaan discriminatie in de zorg

Uitkomsten onderzoek

Onderzoekers van Kennisplatform Inclusief Samenleven (KIS) interviewden zorgmedewerkers en hun leidinggevenden over discriminatie. Hun verhalen geven een inkijkje in de vooroordelen en uitsluiting in ziekenhuizen, thuiszorg, geestelijke gezondheidszorg, jeugdzorg en ouderenzorg.

Het kostte de KIS-onderzoekers weinig moeite om respondenten te vinden voor het onderzoek over discriminatie, vertel projectleider en senior-onderzoeker Hanan Nhass. ‘Uit eerder onderzoek is duidelijk dat 1 op de 5 medewerkers in zorg en welzijn discriminatie ondervindt op de werkvloer. Ik kan me voorstellen dat slachtoffers van discriminatie en uitsluiting meedoen met het onderzoek omdat ze vinden dat ze nauwelijks gehoord worden.’

Wat spreek jij goed Nederlands

Vormen van discriminatie

De onderzoekers onderscheiden 2 vormen van discriminatie: openlijk discriminerende uitlatingen en ‘subtiele’ opmerkingen, zoals: ‘wat spreek je goed Nederlands’ of ‘ik kan je achternaam niet uitspreken’. Nhass en haar mede-onderzoekers constateren dat de geïnterviewde zorgverleners er uiteenlopend op reageren. Nhass: ‘Het hangt af van de ernst of de omstandigheden waarin het gebeurt. De een wordt kwaad, de ander is onaangenaam verrast. En een derde relativeert met een opmerking als ‘In het ziekenhuis is nu eenmaal niemand op zijn best.’

Opvallende patronen

Het KIS-onderzoek is een verkennend onderzoek. Nhass: ‘Het geeft geen uitsluitsel over de omvang van discriminatie in zorg en welzijn. Wel geven de interviews een indruk van de patronen die zich voordoen. Zo hebben nagenoeg alle respondenten meermalen te maken gehad met discriminatie en vooroordelen in het contact met patiënten en cliënten. Daarnaast lijken patiënten en cliënten uiterlijke kenmerken van de zorgverlener te koppelen aan een vermeend gebrek aan deskundigheid. Nhass: ‘Meerdere artsen met een migratieachtergrond kregen de vraag: heeft u wel de juiste diploma’s?’ De respondenten ervaren bovendien discriminatie en vooroordelen in het directe patiënt- en cliëntcontact. Ook krijgen ze vaak achteraf van (witte) collega’s te horen dat een patiënt of cliënt zich discriminerend heeft uitgelaten. Een ander patroon: bijna alle geïnterviewde zorgmedewerkers rapporteren incidenten bij hun direct leidinggevenden, maar ze schakelen geen vertrouwenspersoon in.’

Heeft u wel de juiste papieren?

Organisatievraagstuk

Volgens Nhass is het belangrijk om te onderkennen dat discriminatie in zorg en welzijn geen individueel probleem is maar een organisatievraagstuk. ‘Uit onze interviews met leidinggevenden blijkt dat er binnen organisaties grote onduidelijkheid is over interne protocollen en over de mogelijkheden tot melding van incidenten. Ook de zorgverleners die zich gediscrimineerd voelen, vinden amper de weg naar de vertrouwenspersoon.’ Volgens Nhass kan dit betekenen dat er organisatiebreed geen zicht is op hoe vaak discriminatie voorkomt en wat de aard ervan is. ‘Dat maakt het des te moeilijker om iets te doen aan bestrijding en preventie.’

Brancheverenigingen

Ligt hier een taak voor beroepsverenigingen en brancheverenigingen? Nhass: ‘In de ogen van de branchevereniging voor zorgorganisaties (ActiZ), de Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen en de beroepsvereniging Verzorgenden en Verpleegkundigen (V&VN) ligt de verantwoordelijkheid voor het signaleren, registreren en oplossen van racisme bij ziekenhuizen en zorginstellingen zelf. Maar het punt is dat de organisaties telkens benadrukken dat zij discriminatie niet tolereren.’

Ik kan je achternaam niet uitspreken

Cijfers

Volgens de KIS-onderzoeker is het opvallend dat organisaties vaak geen specifiek beleid hebben om discriminatie te signaleren en bespreekbaar te maken. ‘Als er al aandacht is, dan valt dit vaak onder de noemer agressie. Maar door discriminatie niet apart te benoemen, kunnen zorg- en welzijnsorganisaties discriminatie moeilijker voorkomen en bestrijden. Dat antidiscriminatiebeleid in de meeste organisaties ontbreekt, wringt des te meer. Het aantal professionals met een migratieachtergrond in zorg en welzijn groeit gestaag, zo blijkt uit cijfers van het CBS. In 2004 vertegenwoordigden ze 9 procent van de beroepsgroep. In 2020 was dat gegroeid naar 15 procent.’

Nog veel te ontdekken

‘Er is nog veel te ontdekken over het fenomeen racisme in de zorg’, stelt Nhass na het verkennend onderzoek. Bijvoorbeeld: in hoeverre zijn ervaringen met discriminatie en vooroordelen toegenomen doordat patiënten en cliënten veeleisender zijn geworden? Verder vraagt ze zich af of de toename ook te maken heeft met het feit dat steeds meer zorg thuis wordt geleverd. En wat voor invloed hebben ervaringen van discriminatie en uitsluiting door collega’s en leidinggevenden op de aantrekkelijkheid van zorg en welzijn als potentiële werkkring? En dan nog dit: hoe zit het met discriminatie, vooroordelen en uitsluiting tussen patiënten en cliënten onderling, in een intramurale setting? Nhass: ‘We hopen met onze samenwerkingspartners Vilans en Pharos in de toekomst antwoorden op deze vragen te vinden.’

Het onderzoek naar racisme in de zorg voerde Hanan Nhass uit met onderzoekers Joey Poerwoatmodjo en Hanneke Felten, beiden werkzaam bij Movisie. Er is met 16 respondenten gesproken. De rapportage is vanaf november 2021 te raadplegen op de website van Kennisplatform Inclusief Samenleven: kis.nl.