Bemoeizorg in Antwerpen en Vlaanderen

Luna van Suetendael werkt als sociaal verpleegkundige bij het Antwerpse Mobiel psychiatrisch team dak- en thuislozen. Ze geeft een inkijk in de werkwijze van haar team. En in hoe Bemoeizorg voorkomt in Vlaanderen.

De kern van het werk van het Mobiel psychiatrisch team dak- en thuislozen bestaat uit het zelf mensen opzoeken – speciaal dakloze mensen met een EPA profiel (Ernstige Psychische Aandoening) die zorgmijdend zijn. Ze signaleren dat het met iemand niet goed gaat. Na een signaal proberen ze contact te leggen en een inschatting te maken wat er aan de hand zou kunnen zijn. Vanuit praktische hulp proberen ze toe te werken naar oplossingen van iemands problemen.

De werkwijze 

Het team werkt vanuit een presentiegerichte aanpak: medewerkers zijn zichtbaar en benaderbaar aanwezig in de stad. Ze zien op die manier ook mensen die zorg nodig hebben en die er niet om vragen. Daarnaast ontvangen ze signalen via nachtopvang, inloopcentra, wijkagenten of buren. Wanneer iemand hulp nodig heeft en niet vraagt, gaat er een medewerker van het team op af. De eerste insteek in het contact is vertrouwen opbouwen zonder dat er een expliciete hulpvraag bestaat.
Het team ondersteunt mensen breed, op alle levensdomeinen. De insteek om contact te leggen is vaak via praktische hulp (bijvoorbeeld toegang tot eten, droge kleding, inkomen aanvragen). Ook een crisissituatie kan een moment zijn om zorg op te starten. Het uiteindelijke doel is toeleiding naar reguliere zorg en passende woonvormen.
De aanpak is pragmatisch en relationeel: niet strikt therapeutisch, maar gericht op stabilisering op alle levensdomeinen, het verlagen van drempels en het voorkomen van verdere escalatie. Het samenwerkingsverband is intersectoraal, met collega’s gedetacheerd uit de psychiatrische ziekenhuizen naar het team dat ingebed zit bij het Outreachteam van het Centrum voor Algemeen Welzijnswerk (CAW). Waar nodig is er samenwerking met andere zorgpartners, maar ook met politie en justitie.
Soms maken de bemoeizorgwerkers daarbij gebruik van een tangbeweging. Wanneer de politie de boodschap brengt: ‘uw tent kan hier niet blijven staan’, dan is voor hen een mogelijkheid om het gesprek aan te gaan: ‘we kunnen een nacht in de nachtopvang regelen, maar je kan ook voor een opname kiezen. Dat geeft je misschien meer rust. Dan kunnen we ondertussen op zoek naar zoiets als ruimte binnen een sociaal woonproject.’

Het uiteindelijke doel is om mensen toe te leiden naar de reguliere zorg en indien mogelijk ook een geschikte woonvorm te vinden.

Het team werkt op basis van projectfinanciering vanuit lokale middelen. Het team wordt gevormd door drie fte’s en vier uur ondersteuning door de psychiater. De omvang van het project is kleinschalig. Het bestaat sinds 2018. 

Bemoeizorg in Vlaanderen

Bemoeizorg in Vlaanderen kent geen wettelijke verankering. In de ggz-hervorming van 2011 werden wel mobiele (=ambulante) psychiatrische teams opgericht, maar bemoeizorg is daarin niet expliciet voorzien. Zij kunnen iemand twee jaar ondersteunen. Daarna moet iemand dan zelf verder kunnen. Deze financieringswijze is momenteel wel onderwerp van gesprek, waarbij het draait om de vraag of langer lopende financiering mogelijk is. 
Bemoeizorg onderscheidt zich in Vlaanderen van de gewone mobiele teams – die een reguliere taak hebben. Die reguliere teams werken zoals de FACT-teams in Nederland: ambulant, voor mensen met een hulpvraag en een diagnose.

De huidige bemoeizorgteams  zijn vooral ontstaan via lokale projectfinanciering, vaak vanuit steden of sociale huisvestingsmaatschappijen. Voorbeelden zijn het SSeGA-team (gericht op huurders in sociale woningen, gestart om uithuiszetting te voorkomen) en mobiele psychiatrische teams voor daklozen. Er zijn ondertussen in heel veel steden andere teams ontstaan, gebaseerd op de lokale historische context. Die wordt mede ingegeven door de wil van een lokale overheid om lokaal zorg te bieden aan mensen die geen zorgvraag stellen, maar wel behoefte hebben aan zorg.

Kenmerken van bemoeizorg in Vlaanderen

  • Projectmatig: subsidies zijn tijdelijk (meestal 1–3 jaar) met projectsubsidies.
  • Regionale verschillen: de werking varieert per stad/regio en hangt af van de lokale context, de visie van betrokken psychiaters en de bereidheid van lokale overheden of andere partijen  om te investeren.
  • Geen landelijke richtlijnen: er is geen verplichting of eenduidige opdracht vanuit Vlaams of federaal beleid.

Uitdagingen voor bemoeizorg in Vlaanderen

Bemoeizorg stuit in Vlaanderen op meerdere structurele uitdagingen. 
Door het ontbreken van een wettelijke basis voor bemoeizorg ontstaan er een aantal organisatorische uitdagingen. Zo is de financiering tijdelijk en fragiel – de projectmatige subsidies zorgen voor onzekerheid en bemoeilijken continuïteit en structurele inbedding. Ook is er sprake van versnippering – er bestaan veel kleinschalige lokale initiatieven, vaak moeilijk te overzien en niet overal beschikbaar. Ook is het aanbod afhankelijk van lokale wil – het succes van projecten hangt sterk af van de prioriteiten en investeringen van organisaties en gemeenten.

Daarnaast is er sprake van hardnekkige maatschappelijke vraagstukken, waar de bemoeizorgwerkers tegenaanlopen. Net als in Nederland is er in Vlaanderen sprake van een huisvestingscrisis – lange wachtlijsten en beperkte sociale woningen maken toeleiding naar stabiele huisvesting bijzonder moeilijk. Daarnaast is er de groep mensen zonder wettig verblijf – Voor deze groep kan bemoeizorg weinig structureels bieden. Beide hardnekkige vraagstukken komen in de ondersteuning voor. Het onvermogen om oplossingen te bieden aan de betreffende persoon vergroot de kans op teleurstelling en zorgmijding bij hen.

Ook op uitvoeringsvlak zijn er uitdagingen. Zo zijn er in Vlaanderen – ondanks de goede integrale samenwerking - ook hobbels op dat vlak. Zo is de overgang naar reguliere zorg moeizaam – reguliere teams werken minder laagdrempelig en flexibel, waardoor cliënten na bemoeizorg vaak opnieuw uitvallen. En er is risico op zorgverlamming – andere organisaties schuiven soms verantwoordelijkheid door (’daar is een bemoeizorgteam voor’), wat kan leiden tot stigmatisering en exclusie.

Te leren lessen uit Vlaanderen voor toekomstbestendige bemoeizorg 

  • Structurele financiering is nodig voor duurzame zorg: deze doelgroep heeft vaak lang ondersteuning nodig, omdat de problemen waar zij mee kampen meervoudig zijn en meestal hardnekkig om ‘op te lossen’. Daarom zijn mogelijkheden van een levensloopaanpak dan ook passend. En dat vraagt om een duurzame financieringsvorm.
  • Landelijke richtlijnen voor kwaliteit geven richting aan de zorg. Het werken vanuit menselijkheid en een visie over inclusiviteit zijn daar voorbeelden van. Die richtlijnen moeten dan aanhaken bij de kennis van de bemoeizorgwerkers. Ook is het belangrijk dat medewerkers de oordeelsbekwaamheid van hun cliënten kunnen inschatten, zodat ze beter kunnen inschatten wanneer bemoeizorg nodig is.
  • Maatwerk is belangrijk voor doelgerichte zorg. Als zorg niet aansluit bij wat iemand belangrijk vindt, dan haakt die persoon af. De tot dan toe geboden zorg heeft dan weinig nut gehad.
  • Biedt regionale/lokale ruimte voor maatwerk die past bij de daar geldende situatie - ook in de samenwerking.
  • Goed samenwerken met regionale/lokale partijen, afgestemd op de noden aldaar, vanwege de breedte van de problemen waar mensen mee kampen. Voorwaarde daarvoor is dat lokale, intersectorale partners het belang inzien van de samenwerking. Dit zou een intersectorale verantwoordelijkheid moeten zijn.
  • Voorkomen van schotten en belemmeringen bij de overgang naar reguliere zorg. Dit vraagt om een aangepaste aanpak. Deze mensen kunnen zich vaak niet inpassen in het kader dat reguliere zorg voor ogen heeft. Er moet kennis zijn bij reguliere (zorg)organisaties over hoe ze laagdrempelig kunnen werken.
  • Voorkomen dat cliënten onnodig lang door bemoeizorgwerkers worden ondersteund. Hen blijven verleiden om de overstap naar reguliere zorg te maken.
  • Bemoeizorg heeft een signaalfunctie naar de lokale en landelijke politiek rondom hardnekkige problemen.
  • Bemoeizorgwerkers moeten duidelijk maken – aan haar doelgroep, financiers en samenwerkingspartners - dat hardnekkige vraagstukken niet door hen op te lossen zijn. En dat er daarom samen gekeken moet worden naar wat dan wel mogelijkheden zijn. 

De Nederlandse praktijk

Wat opvalt in vergelijking met de Nederlandse praktijk: 

  • De reguliere (FACT/ACT) teams in Vlaanderen vullen hier en daar de gaten van bemoeizorg op.
  • Van Suetendael constateert dat huisuitzettingen voorkomen hadden kunnen worden door de aanwezigheid van meer bemoeizorg.
  • In Vlaanderen is er projectfinanciering (vanuit fondsen), niet alleen vanuit de gemeente maar ook bijvoorbeeld vanuit woningcorporaties. Dat gebeurt vooral waar lokale partijen geconfronteerd worden met overlast.

Wat overeenkomt is dat als je geen rekening houdt met mensen die levenslang en levensbreed ondersteuning nodig hebben om hun leven op de rit te krijgen en te houden, er vaker incidenten optreden. Want dan ontregelt hun leven vaker. Dat kan leiden tot gedrag dat overlastgevend is of tot incidenten. Daarom zijn er drie aandachtspunten: 
1.    Zorg altijd voor (secundaire) preventie en waakvlamcontact. 
2.    Zorg altijd voor (langdurige) vormen van bemoeizorg. 
3.    Zorg ook dat niet-bemoeizorgwerkers kennis hebben van levenslange en levensbrede ondersteuningsbehoeften en dat zij professionele afwegingen kunnen maken: wat is benodigd, en wanneer is bemoeizorg aangewezen en onvermijdelijk?

Artikelenserie: hoe richt je bemoeizorg effectief in?

Ondersteuning van zorgmijders met meervoudige problemen is voor alle gemeenten een opgave. De variatie in aanpakken is groot. In een serie van zeven artikelen schetst Movisie inspirerende aanpakken van verschillende plekken in het land: leerzame voorbeelden van hoe je bemoeizorg op diverse manieren effectief kunt inrichten. Bekijk ook de inmiddels verschenen artikelen over de aanpak in andere steden in Nederland en België.

Naar de praktijkvoorbeelden van bemoeizorg

afb1
afb2
afb3
afb4
afb5