Betekenisvol sturen in de sociale basis van Utrecht

Net als veel andere gemeenten, waaronder Breda , investeert Utrecht in de sociale basis. Met een nieuwe subsidieregeling werkt de gemeente samen met de stad aan een sterke sociale basis. ‘De nieuwe regeling is helder, eenvoudig en doeltreffend’, zegt strategisch beleidsadviseur Marjon van der Leer. ‘Hiermee kunnen we betekenisvol sturen.’

‘We willen dat bewoners van jong tot oud prettig kunnen samenleven, hun talenten kunnen ontwikkelen, kunnen meedoen en iedereen gelijke kansen heeft.’ Zo omschrijft Van der Leer de Utrechtse ambities. Dat vergt een sterke sociale basis, met goede ondersteuning voor maatschappelijke organisaties en bewonersinitiatieven. Utrecht benoemt in de sociale basis twee subsidiecategorieën: de basisinfrastructuur en de gemeenschapskracht. Van der Leer: ‘Bij de basisinfrastructuur gaat het om uitvoering door betaalde professionals. Zoals de inzet van sociaal makelaars, het jongerenwerk en door het steunpunt mantelzorg.’

Gemeenschapskracht 

Bij de tweede subsidiecategorie, de gemeenschapskracht, gaat het om wat bewoners en vrijwilligers voor elkaar doen. ‘Voor deze categorie hebben we een nieuwe integrale subsidieregeling gemaakt’, vertelt van der Leer. ‘Die heet “vrijwillige inzet voor elkaar”. De naam zegt het al: de uitvoering gebeurt op basis van vrijwillige inzet. Denk aan maatjesprojecten, buurthuizen in zelfbeheer en wijkinformatiepunten. We hebben nu net de eerste lichting van alle aanvragen binnen.’ Het gaat bij deze subsidieregeling om een totaalbedrag van zeven miljoen euro.

De waardendriehoek

De nieuwe subsidieregeling biedt handvatten om te sturen op rendement. De gemeente werkt met beoordelingscriteria die zijn gegroepeerd op basis van de waardendriehoek, die het Instituut voor Publieke Waarden samen met het ministerie van binnenlandse zaken ontwikkelde. Deze waardendriehoek komt voort uit de kernwaarden van de drie belangrijkste actoren in het publieke domein (samenleving, overheid en markt). 

Effectief inzetten

Die waarden zijn respectievelijk betrokkenheid, legitimiteit en rendement. ‘Rendement zien ze als maatschappelijke waarde, in de zin van het effectief inzetten van schaarse middelen. Om het rendement van een initiatief in te schatten, kijken we bij het beoordelen naar de prijs-kwaliteitverhouding en ook naar de verhouding tussen vrijwillige inzet en loonkosten. Bijvoorbeeld in het geval van buurthuizen in zelfbeheer moeten de kosten wel gunstig uitpakken in vergelijking met de situatie van een professioneel beheerd buurtcentrum.’

De gemeente legt dilemma's voor aan actieve inwoners

Afwegen blijft lastig

Werken met de waardendriehoek levert in het beoordelingsproces zeker inschattingen van de maatschappelijke waarde op, maar afwegingen maken tussen initiatieven blijft lastig, erkent Van der Leer. ‘Ook met de waardendriehoek blijft het vaak appels en peren vergelijken. Er is veel diversiteit in aanvragen, maar er moeten wel keuzes gemaakt worden.’ Om dat zo transparant mogelijk te doen en het maatschappelijk in te bedden legt de gemeente dilemma’s voor aan actieve inwoners, vrijwilligers en betrokken professionals. ‘We willen aan de stad laten zien dat het niet altijd makkelijk is.’ 

Frisse blik

Deze ‘frisse blik van buiten’ is geen formele beoordelingscommissie, vertelt Van der Leer. ‘We doen het vooral om meer voeding te krijgen bij vraagstukken. Dit voorjaar, tijdens de eerste coronagolf, zijn er bijvoorbeeld veel nieuwe initiatieven op het vlak van maaltijdservices ontstaan. Mensen brachten vrijwillig eten rond bij buurtgenoten. Nu doen dit soort nieuwe initiatieven een subsidieaanvraag, terwijl we al de nodige eettafels en maaltijdinitiatieven subsidiëren.’ 

Drie initiatieven in één buurt 

Die moeilijke afweging noemt Van der Leer als voorbeeld van een kwestie om voor te leggen aan de actieve inwoners. ‘Want we willen de gemeenschapskracht natuurlijk ondersteunen. Maar aan de andere kant: drie initiatieven in één buurt is misschien ook niet handig. Daarom betrekken we hier  de “frisse blik” van inwoners bij, we hebben hun wijsheid nodig. In hoeverre moeten we hier op sturen vanuit de gemeente? Kunnen we de initiatieven vragen om met elkaar samen te werken in plaats van een eigen initiatief te starten? Wanneer is er voldoende aanbod?’  

Kennis mee laten spelen

‘Naast de frisse blik speelt de kennis en context van de stad ook mee’, legt Van der Leer verder uit. ‘In de ene wijk is eenzaamheid misschien een groter probleem dan in de andere. Op basis daarvan sturen we ook in de beoordelingen.’ Het is bovendien een pré als initiatieven in hun aanvraag laten zien dat ze nadenken over het rendement van hun inspanningen. ‘Sommige initiatieven benoemen zelf al de werkzame elementen, of ze hebben een impactonderzoek laten doen.’

De klassieke manier van sturen werkt niet goed in het sociaal domein

Betekenisvol sturen 

De nieuwe subsidieregeling is ingebed in de bredere cyclus van wat ze in Utrecht ‘Betekenisvol sturen en verantwoorden’ noemen. Van der Leer: ‘De klassieke manier van sturen werkt niet goed in het sociaal domein. Vooraf gestelde doelen, lang-cyclische monitoring en verantwoording achteraf, dat past niet, omdat de ontwikkeling in het sociaal domein nou eenmaal onvoorspelbaar en continu in beweging is.’ 

Leidende principes 

De behoefte aan het verhaal bij de cijfers werd door de transitie dan ook steeds groter, zag Van der Leer. ‘In plaats van te focussen op wat we willen meten, verschoof de aandacht naar wat we willen bereiken. Het formuleren van een set leidende principes heeft geholpen bij die nieuwe focus: ze geven richting aan het handelen van zowel gemeente als maatschappelijke organisaties, ondernemers en bewoners. Ze helpen te richten op wat er voor de samenleving echt toe doet.’ Voorbeelden van leidende principes die Utrecht hanteert zijn ‘eenvoud’,  ’doen wat nodig is’ en ‘aansluiten bij de leefwereld’.

Zicht op impact

‘We zijn eigenlijk nog maar net begonnen’, benadrukt Van der Leer. ‘We zijn nu in de fase dat we de eerste ronde aanvragen op de nieuwe regeling beoordelen en tegen elkaar afwegen. Maar we verwachten wel dat de nieuwe regeling helpt om goed zicht te krijgen op de impact van de inzet die dankzij deze nadere regel mogelijk wordt gemaakt.’ Om de impact scherper in beeld te krijgen, en om daar een goed gesprek over te voeren, heeft Utrecht drie bouwstenen gedefinieerd: het ophalen van informatie, spiegelsessies om te reflecteren en een kritische blik van buiten.

Ervaringsinstrumenten 

Over het ophalen van informatie vertelt Van der Leer: ‘Dat gaat om te beginnen om de feiten en cijfers. Het aantal deelnemers, type activiteit, dat soort zaken. Daarnaast vragen we een activiteitenverslag waarin de initiatiefnemer zijn visie op de impact laat zien. Op basis daarvan kunnen we een betekenisvol gesprek voeren. Wat goed ging? Wat heeft de organisatie geleerd? Wat betekent bijvoorbeeld het contact met het maatje voor de hulpvrager? Wat betekent de buurtkamer voor de bezoekers?’ Bij het meten van de impact maakt Utrecht gebruik van deelnemers-ervaringsinstrumenten zoals de Ervaringwijzer. ‘Die meet vooral de bijdrage aan de maatschappelijke waarde en dus niet alleen de tevredenheid.’

Dat de initiatiefnemers elkaar ontmoeten stimuleert het uitwisselen van ervaringen

Spiegelsessies

In periodieke spiegelsessies laat de gemeente initiatiefnemers en organisaties met elkaar nadenken over de gestelde ambities, over wat goed gaat en wat beter kan. ‘We bereiken met deze spiegelsessies verschillende doelen’, legt Van der Leer uit. ‘Dat de initiatiefnemers elkaar ontmoeten stimuleert het netwerken en uitwisselen van ervaringen. Voor ons als gemeente leveren de sessies ook veel op: het verscherpt ons beeld van de impact die de gesubsidieerde initiatieven hebben.’

Leren van anderen

Tot slot vertelt Van der Leer over de derde bouwsteen, de kritische blik van buiten: ‘Periodiek,  bijvoorbeeld eens per jaar, leggen we onze ideeën en aanpak voor aan experts van buiten. Dat kan Movisie zijn, maar ook een andere gemeente waar we inspiratie aan ontlenen. We vragen hen te reflecteren op hoe we selecteren bij de subsidieverstrekking en ook op onze manier volgen, spiegelen en leren.’

Tekst: Tea Keijl