‘Een burgerberaad moet geen symbolische oefening worden’

Movisie sprak met deelnemers en de projectleider van een burgerberaad in Den Bosch over fijn ouder worden en volgde de ervaringen van een deelnemer van het burgerberaad in Arnhem over afvalbeleid. Wat is hun invloed op het beleid? En hoe vertegenwoordigen ze mensen die anders niet gehoord worden?

Driedelige serie over nieuwe participatievormen

In hoeverre helpen nieuwe participatievormen om de stem van inwoners te horen die doorgaans niet meepraten, meebeslissen en meedoen? In een driedelige serie nemen we NPLV-allianties, burgerberaden en ervaringsraden onder de loep. Het eerste artikel is hier te lezen. In dit tweede artikel staan de ervaringen van deelnemers van twee burgerberaden centraal.

De afgelopen jaren groeit de belangstelling voor het burgerberaad als vernieuwende participatievorm. In 2024 vonden ongeveer 30 burgerberaden plaats en minstens 60 gemeenten en provincies maken momenteel plannen om een burgerberaad te organiseren (Bron: Bureau Burgerberaad). Een burgerberaad vergroot niet alleen de inspraakruimte voor inwoners, maar kan ook de vertrouwenskloof tussen burger en overheid verkleinen. Maar in hoeverre hebben inwoners daadwerkelijk invloed op beleid? En vergroot een burgerberaad de meerstemmigheid in beleid? In dit artikel delen we hier inzichten over vanuit de ervaringen van de projectleider en deelnemers van het burgerberaad in Den Bosch over fijn ouder worden, en ervaringen van een deelnemer aan het Arnhemse burgerberaad over afval.

Wat is een burgerberaad?

Een burgerberaad is een groep gelote inwoners die samenkomt om zich te buigen over een specifiek maatschappelijk vraagstuk. Een landelijk burgerberaad is in opdracht van de regering of het parlement. Maar een burgerberaad kan ook georganiseerd worden binnen een gemeente of provincie. De groep willekeurig geselecteerde inwoners is een representatieve afspiegeling van de samenleving, bijvoorbeeld op basis van leeftijd, geslacht en opleidingsniveau. Tijdens het beraad verdiepen deelnemers zich in het onderwerp met informatie van experts en door met elkaar te discussiëren. Daarmee formuleren ze aanbevelingen voor beleid. Vaak duurt een burgerberaad enkele maanden, waarin de deelnemers een aantal keer samenkomen. De organisatie en begeleiding van een burgerberaad wordt doorgaans uitbesteed aan een onafhankelijke partij (Bron: Rijksoverheid.nl).

De doorsnee inwoner

In zowel Arnhem als Den Bosch is met zorg ingezet op het werven van een demografisch representatieve groep deelnemers. Dat betekent diversiteit in geslacht, leeftijd, wijk en opleiding. In Arnhem werd daarnaast gelet op de houding ten opzichte van afvalscheiding. De gemeente Den Bosch vroeg potentiële deelnemers ook met welke culturele achtergrond zij zich het meest verbonden voelen. Beide gemeenten regelden vervoer, opvang en een vergoeding om deelname te faciliteren. Projectleider van het burgerberaad in Den Bosch, Jean-Bernard Hunink: ‘Zo hebben we gepoogd de ideale groep van 120 samen te stellen.’ Marc Mulder, deelnemer van het burgerberaad in Arnhem, vertelt: ‘Ze wilden de doorsnee Arnhemmer aan tafel. Dat is wel aardig gelukt.’

‘Je kreeg een document van zo’n vijftien pagina’s over afvalbeleid om vooraf te lezen. Dat is heel moeilijk voor iemand die bijvoorbeeld laag- of mindergeletterd is.’

Taalbarrières en toegankelijkheid

Bij beide burgerberaden hielpen tolken de deelnemers die de Nederlandse taal niet voldoende beheersen. Een tolk bij het burgerberaad in Den Bosch was erg positief over de ruimte die hij kreeg om zijn werk te doen. Zijn suggestie om vóór de bijeenkomsten alvast inhoudelijke informatie te vertalen werd direct opgepakt. Hunink plaatst wel een kanttekening. ‘Niet alleen de hoogte van de kosten van de tolken, maar ook het steeds moeten vertalen van uitleg en inbreng is bepalend voor het tempo en de inhoud van de gesprekken’, aldus de projectleider. Ook Mulder ervaarde het gebruik van tolken soms als verstorend. Dat taal in het algemeen een grote rol speelt in het burgerberaad viel hem op. ‘Je kreeg een document van zo’n vijftien pagina’s over afvalbeleid om vooraf te lezen. Dat is heel moeilijk voor iemand die bijvoorbeeld laag- of mindergeletterd is.’ Bovendien miste hij deelname van stadsgenoten voor wie dit beleidsthema specifieke consequenties kan hebben. Mulder: ‘Ik weet niet hoe het is voor iemand die blind is om afval te scheiden, of voor iemand in een rolstoel om afval naar een container te brengen. Ik heb dit punt ook ingebracht bij de organisatie, maar daar heb ik niets meer over gehoord.’ 

Inspraak is je durven uitspreken

Maar ook de perspectieven van de mensen die wél deelnamen lijken niet altijd gehoord te worden. Zo vertelt Mulder: ‘Je moet je voor 150 mensen uitspreken en dan ook nog helder verwoorden wat je wil zeggen. Niet iedereen durft dat.’ Daarnaast wilde een oudere deelnemer bijvoorbeeld niet bij de organisatie aankaarten dat hij door gebrek aan een smartphone niet kon stemmen op de adviezen via het digitale platform. Veiligheid voelen en vertrouwd met elkaar raken lijken hiervoor essentieel. ‘Je komt binnen en je kent niemand. Bij de eerste bijeenkomst gingen we pas in de middag in groepjes uiteen. Maar ook dan gingen we meteen aan de slag. Er werd niet echt kennisgemaakt’, aldus Mulder. In Den Bosch vertelt een deelnemer dat aandacht voor kennismaking heeft geholpen om zich makkelijker tegen anderen uit te spreken. Een andere deelnemer vertelt: ‘Er was ook wel ruimte voor tegengeluid. Al heb ik weinig gemerkt van echt grote meningsverschillen.’

Polderprocessen

Hoe kom je dan van al die meningen en perspectieven samen tot concrete adviezen? Mulder vertelt dat in Arnhem werd gewerkt met een online omgeving. ‘Daar kon je presentaties en gespreksverslagen van alle groepjes teruglezen. Maar dat was echt veel te veel om bij te houden.’ Transparant is dat zeker, maar niet erg toegankelijk. Na een chaotisch proces om de adviezen op papier te krijgen, lijkt Mulder enigszins teleurgesteld over het eindresultaat. Hier speelt ook de drempel om adviezen aan te nemen bij meer dan de helft van de stemmen. Dit is door de deelnemers zelf bepaald. ‘Daardoor zat er veel overlap in adviezen. Ik heb niet het gevoel dat er iets heel goeds is uitgekomen. We hadden eigenlijk minstens nog een dag langer met de adviezen aan de slag gemoeten’, zegt Mulder. Ook het burgerberaad in Den Bosch leverde maar liefst 34 adviezen op. Dat zadelt niet alleen hun gemeente met een forse taak op, maar ook andere organisaties die betrokken zijn bij dit thema. Een deelnemer uit zich sceptisch: ‘We hadden vertegenwoordigers van woningbouwcorporaties aan tafel. Die beloofden van alles. Maar het is maar de vraag of ze zich er echt aan houden.’

‘Dit burgerberaad is niet alleen een experiment voor de inwoners, maar ook voor ons als gemeente.’

Het vervolg

Zowel in Arnhem als Den Bosch volgt een aantal deelnemers in een monitorgroep wat er met de adviezen van het burgerberaad gebeurt. Al is voor Mulder het vervolg niet helemaal duidelijk: ‘Ik had me opgegeven voor de monitorgroep. Maar ik heb hier, ook maanden later, nog niets over gehoord. Ik heb ook niet gehoord of er iets met alle voorstellen is gedaan. Het voelt nu als een wassen neus.’ Een deelnemer van de monitorgroep in Den Bosch merkt op dat de rolverdeling nog niet helemaal duidelijk is: ‘Ik ben geen politicus. Ik weet niet hoe ze dit voor elkaar moeten krijgen. Maar toch kijken ze naar ons. In het verslag van de eerste bijeenkomst stond ook ‘eigen initiatief wordt gewaardeerd.’ Wij zijn toch klaar, dacht ik toen. Het initiatief ligt nu bij jullie.’ Het is dus soms nog wat zoeken naar de juiste vorm. Projectleider Hunink benadrukt dan ook het leerproces: ‘Dit burgerberaad is niet alleen een experiment voor de inwoners, maar ook voor ons als gemeente.’

Geen symbolische oefening

Dezelfde deelnemer van de monitorgroep in Den Bosch spreekt wel haar waardering uit voor het laagdrempelige contact met de gemeente. ‘Je merkt echt dat ze vereerd waren dat ze dit mochten doen’, vertelt ze over de ambtenaren die groepsgesprekken van het burgerberaad begeleidden. Al bleek het lastig om echt een vertrouwensband op te bouwen door de grote roulatie in gespreksleiders. Bij het burgerberaad in Arnhem voelde Mulder maar weinig verbinding met de wethouder en betrokken gemeenteraadsleden die aanwezig waren bij de slotbijeenkomst. ‘Maar twee raadsleden leken oprecht geïnteresseerd in wat de burgers te zeggen hadden. De anderen stelden geen vragen en waren alleen met elkaar in gesprek.’ Hij spreekt daarom enige twijfel uit over of de uitkomsten van het burgerberaad nu in goede handen zijn. En juist dat is zo essentieel om een burgerberaad te laten slagen: duidelijk zijn over wat er met de adviezen van burgers gebeurt. Burgerberaden kunnen een waardevol instrument zijn om de kloof tussen burgers en politiek te dichten, mits ze goed zijn opgezet en goed worden begeleid. Zoals projectleider Hunink treffend verwoordt: ‘Een burgerberaad moet geen symbolische oefening worden. We moeten er echt iets mee doen.’