Burgerschapslessen: baat het niet, dan schaadt het soms wel

Alle Nederlandse basis- en middelbare scholen moeten lesgeven in 'burgerschap', zo stelt het nieuwe kabinet. Dit betekent dat scholen zich moeten richten op gelijkwaardigheid, begrip voor anderen en het afwijzen van discriminatie. Een prachtig voornemen. Want te veel scholen besteden nauwelijks serieuze aandacht aan deze thema’s. Maar nog erger is dat scholen die wel aandacht besteden aan deze thema’s dat niet altijd op een effectieve manier doen. Sterker nog, soms werkt louter aandacht voor discriminatie, juist discriminatie in de hand.

Een voorbeeld: een docent wil homofobie verminderen op school en gaat daarom het gesprek aan met leerlingen over homoseksualiteit. De docent wil een open discussie stimuleren waarin iedere leerling diens standpunt kan verwoorden en opent het gesprek met de vraag: “hoe denken jullie over homoseksualiteit?” Een leerling begint en vertelt dat hij vindt dat homo’s ‘gewoon normaal moeten doen’. Een ander reageert met dat het ‘vies is als twee mannen zoenen’, waarop een ander de vraag stelt waarom ‘ze zo nodig in hun blootje op een boot moeten staan’. En als de discussie goed op dreef is roept er een leerling dat homo’s niet in zijn buurt mogen komen.

Averechts effect

Hoe komt het dat zo’n gesprek averechts werkt? De leerlingen in deze klas krijgen op basis van wat de eerste leerling zegt de indruk dat hun medeleerlingen homo’s niet (helemaal) normaal vinden. In de sociale psychologie heet dit de ‘perceptie van de sociale norm’: hiermee wordt informatie bedoeld die je direct en indirect krijgt over hoe jij denkt dat anderen denken wat ‘normaal’ is in een sociale context. En deze ‘perceptie van de sociale norm’ bepaalt voor een groot gedeelte of je wel niet discriminatie wil voorkomen. Mensen discrimineren namelijk niet alleen omdat ze zelf negatief denken over bepaalde groepen mensen, maar discrimineren vooral omdat ze denken dat anderen uit hun omgeving dit ook doen. De perceptie van de sociale norm heeft namelijk een sterk invloed op het gedrag van mensen. Een goed bedoelde ‘open discussie’ in de klas kan er dus toe leiden dat leerlingen hun conclusie trekken: homo’s zijn niet gelijkwaardig en discriminatie van homo’s is de gewoonste zaak van de wereld.

De perceptie van de sociale norm heeft een sterk invloed op het gedrag van mensen

Bij andere vormen van discriminatie werkt dit net zo. Als een leerling begint met antisemitische, racistische of anti-moslim opmerkingen, dan volgen er vaak meer. Zeker wanneer dit komt vanuit populaire leerlingen. Docenten vinden het vaak belangrijk dat leerlingen kunnen zeggen ‘wat ze op hun hart hebben’ en dat zij oefenen met het voeren van een democratisch debat. Echter, discriminatie krijg je op deze manier niet verminderd of deze wordt zelfs erger, zo tonen stapels wetenschappelijke studies aan. Zelf als zo’n discussie wel verloopt met keurige rationele argumenten is dit het vaak niet voldoende om mensen hun vooroordelen te verminderen.

Brug te ver

Maar een ‘open discussie’ is niet de enige ‘misser’. Andere voorbeelden zijn lessen waarin stereotype beelden van minderheden worden herhaald in de veronderstelling deze daarmee onderuit te kunnen halen. Of lessen waarin leerlingen geconfronteerd worden met hun eigen ‘onbewuste’ vooroordelen met als doel ‘bewustwording’ te stimuleren. Onderzoek heeft uitgewezen dat zo’n aanpak effectief kan zijn voor sterk gemotiveerde volwassenen die vervolgens met veel oefenen en zelfcontrole hun onbewuste vooroordelen leren tackelen. Maar voor de meeste jongeren is dit nog een brug te ver en slaat deze aanpak de plank mis.  

Wat wél werkt

Er zijn gelukkig ook studies die aanwijzingen geven over wat wél werkt: onder meer het stimuleren van inleving en empathie voor iemand die ‘anders’ is. Dat kan via film, theater of via de ontmoeting met iemand die als ‘anders’ wordt gezien en die zijn of haar persoonlijke verhaal deelt met de klas. Vervolgens kan hierover gesproken worden: maar dan niet een discussie waarin leerlingen elkaar met argumenten bestrijden maar een dialoog waarin leerlingen luisteren naar elkaar, elkaar vragen stellen, niet oordelen over elkaar en praten over ‘anders zijn’. Een gesprek waarin openheid is over de gevoelens die dit met zich meebrengt. En waarin meevoelen, meeleven én compassie voor de ‘ander’ gestimuleerd wordt. Zo’n gesprek vraagt om goede sturing, strakke begeleiding en toewijding vanuit een docent of een externe begeleider. Maar deze investering levert pure winst op: wanneer leerlingen zich inleven in iemand die zij op het eerste gezicht beschouwen als ‘anders’, kunnen zij ontdekken dat die ‘ander’ eigenlijk niet zo anders is dan zijzelf en worden vooroordelen verminderd. 

Cruciaal bij burgerschapslessen is dat er eisen worden gesteld aan de effectiviteit van de lesmethoden

Meer aandacht voor burgerschapslessen

Het voornemen van het kabinet om te zorgen voor meer aandacht voor burgerschapslessen is geweldig. Maar cruciaal is dat bij de uitwerking hiervan, eisen worden gesteld aan de effectiviteit van de lesmethoden. Momenteel worden er nog allerlei methoden ingezet waarvan niet bekend is of deze effectief zijn. En van sommige aanpakken is het aannemelijk dat deze averechts werken. Daarom is het nodig dat meer methoden gebaseerd worden op de huidige wetenschappelijke kennis én dat deze getoetst en geëvalueerd worden in de praktijk. Want baat het niet dan schaadt het soms wel.

Hanneke Felten, Afiah Vijlbrief, Michelle Emmen en Ikram Taouanza, onderzoekers effectiviteit en diversiteit bij Movisie. Zij deden onderzoek naar het effectief verminderen van discriminatie enerzijds op basis van seksuele voorkeur en genderidentiteit (zie ‘Doing right for optimal impact’) en anderzijds op basis van afkomst, religie en huidskleur (zie ‘Effectief discriminatie bestrijden, zo doe je dat’)

Dit artikel verscheen eerder in het Nederlands Dagblad.