Cliënten vallen niet tussen wal en schip met overbruggingscoach

Inwoners die zorg nodig hebben kunnen aanspraak maken op verschillende wetten. In de aanloop naar een indicatie of wanneer een indicatie verandert kunnen deze inwoners vragen hebben over welke zorg en ondersteuning passend is. Om cliënten te helpen heeft Koplopergemeente Deurne een pilot gevoerd met een overbruggingscoach. Movisie spreekt Mariëlle Smits die deze rol op zich nam.

Smits werd voor de duur van een jaar aangesteld in een pilot om overbruggingsproblematiek in kaart te brengen en lokaal aan te pakken in gemeente Deurne, dat Koploper Cliëntondersteuning is. Smits werkte vóor de medewerkers en ketenpartners die tegen overbruggingsproblematiek aanliepen. In casuïstiek stond ze naast cliëntondersteuner, zorgprofessionals en de betrokkenen om hen te voorzien van advies.

Wat is overbruggingsproblematiek?

Smits:  ‘Overbruggingsproblematiek zit tussen alle financieringsschotten. Dus vanuit voorliggend veld naar eerste lijn, maatschappelijk ondersteuning (Wmo), zorgverzekeringswet, of binnen de Wet langdurige zorg (Wlz). Het gaat dus over problemen die zich voordoen in overgang van Wmo naar Wlz en van zorgverzekeringswet naar Wmo. Dat loopt niet altijd goed volgens Smits.

‘Wat ik zag is dat veel mensen pas hulp gaan zoeken als het echt heel erg nodig is. Als het water tot aan de lippen staat.  Zij komen dan snel terecht bij de huisarts, maar die heeft beperkte mogelijkheden. Mensen hebben vervolgens geen idee over wie zij nog meer om hulp kunnen vragen. Immers, als je niet weet wat het zorgaanbod is, dan is een zorgvraag formuleren niet gemakkelijk. Vaak komt het dan voor dan mensen per toeval ergens terecht komen en vervolgens ook per toeval voor een bepaald zorgaanbod kiezen. En dat hoeft niet het best passende aanbod te zijn.’

'Denk levensbreed mee'

Een overbruggingscoach helpt

Een overbruggingscoach helpt cliënten samen met professionals uit de keten die te maken krijgen met deze problematiek uit benarde situaties die voort kunnen komen uit de overbruggingsperiode of in de aanloop van of naar de verschillende wetten. ‘Een overbruggingscoach kijkt en denkt levensbreed met de cliënt mee. Ik heb een verpleegkundige achtergrond, dus die kwam goed van pas in deze functie. Ook als verpleegkundige heb je veel contact met andere professionals’ vertelt Smits. Mijn advies zou zijn dat een professional 'levensbreed' mee kan denken, dit is nu nog per financiering geregeld en dus ook verkokerd.

Ook zette Smits zich gedurende de pilot in om meer contact en verbinding te krijgen tussen de diverse zorgaanbieders in Deurne. ‘Als zij elkaar kennen, en weten waar zij elkaar in kunnen helpen, en weten te vinden dan is al veel bereikt. In Deurne gaat dat steeds beter. Het scheelt dat veel organisaties onder één dak zitten. Ook is er contact met de woningbouwvereniging of de wijkagent, partijen buiten de zorg. ’

Breder kijken

Smits had in de pilot ook de opdracht om de overbruggingscoach overbodig te maken. Door te kijken wat er mis gaat in deze situaties en er vervolgens voor te zorgen dat dit in toekomstige gevallen wel goed opgevangen zou kunnen worden. Door bijvoorbeeld bij intervisie en casuïstiek breder te kijken naar de vraag en onderliggende problematiek, en dan te zoeken naar een passende oplossing. Zo kan er ook meer geld bespaard worden aan zorgkosten, is de achterliggende gedachte. Smits: ‘Maar voor mij gaat het in de eerste plaats over passende zorg voor de persoon. Ik zie teveel schrijnende gevallen waarbij mensen niet de juiste zorg krijgen. Zorgkosten kunnen bespaard worden als er meer preventief gewerkt kan worden. Er goede basisvoorzieningen en continuïteit in de basisondersteuning is’.  

Voorbeeldcasus

Een meneer met een vorm van dementie heeft dagbesteding vanuit de Wmo op een zorgboerderij, verschillende vormen van ondersteuning aan huis als aanvulling op mantelzorg door het gezin. Thuis blijven wonen lijkt geen optie meer omdat hij ’s nachts uit huis loopt. Er wordt Wlz ZIN met verblijf aangevraagd. Er komt een Wlz-indicatie voor verblijf in een kleinschalige woonvorm, maar deze blijkt geen dagbesteding te bieden. De afgegeven indicatie voorziet daar ook niet in. Hoewel de zorg in nacht hiermee goed is geregeld, verveelt deze meneer zich. Zijn dagbesteding is namelijk weggevallen. Daardoor gedraagt hij zich onaangenaam naar zijn huisgenoten en gaat hij snel achteruit. De indruk is, dat lang niet alle mogelijkheden van de thuissituatie zijn uitgezocht, maar dat haast automatisch de Wlz in deze vorm is aangevraagd, terwijl het niet het meest geschikte aanbod is voor deze meneer.

Strikte scheiding tussen domeinen

Smits hield casussen bij in een groot overzichtsschema. Daardoor kwam ze tot een ontdekking vertelt Smits. Een van de grootste problemen is de strikte scheiding tussen de domeinen. Zorg is heel gefragmenteerd en betrokkenen weten voornamelijk iets van hun eigen praktijk. 'Veelal spelen er ook nog belangen tussen de verschillende betrokkenen mee.’ Vervolgt  Smits. Ze benadrukt dat er echt behoefte is aan (cliënt)ondersteuners die onafhankelijk hun werk doen, naast de cliënt gaan staan, meekijken en denken mét de cliënt. Iemand die het overzicht heeft van mogelijkheden op allerlei levensgebieden, maar ook mantelzorgvragen en toekomstmogelijkheden meeneemt.

'Een goede oplossing voor zowel de persoon als voor de mantelzorger'

Wat kan er beter in de toekomst?  

Als Smits het voor het zeggen had, zou ze inzetten op een integraal budget voor zorg en ondersteuning, over de verschillende domeinen heen. Dat kan misschien persoonsvolgend zijn, maar zou ook anders georganiseerd kunnen worden. Er moet wel de mogelijkheid zijn van een integraal dossier.
Daarnaast zouden de cliëntondersteuners beschikbaar moeten zijn om in alle gevallen waar een verergerende problematiek wordt vast gesteld, tijdig, preventief en onafhankelijk te kunnen adviseren. Het gaat dan zowel om een goede oplossing voor de persoon als voor de mantelzorger.  Alleen als de mantelzorger het ook volhoudt, kan een goede kwaliteit van leven gecombineerd worden met kostenbesparing.  Smits: ‘Vaak kunnen een aantal simpele technische aanpassingen of wat extra zorg en ondersteuning op specifieke momenten al voldoende zijn om de zorg in de thuissituatie voort te zetten.’

Voorbeeldcasus

Een jongedame met langdurige psychiatrische hulpvraag wordt 21. Ze is al langere tijd stabiel met een wekelijkse sessie groepstherapie. Voorheen kreeg ze deze gefinancierd binnen de jeugdwet en verlengde jeugdwet. Wmo voorziet hier echter niet in want het is geen individuele begeleiding maar ook geen begeleiding groep, die 1 uur per week duurt. De betrokken Wmo-consulent heeft zich in de casus verdiept en adviseert doorgang van de therapie, echter, ze kan dit niet indiceren omdat de wetgeving haar hierin beperkt.