Cliëntondersteuning voor specifieke doelgroepen 

Het aanbod aan cliëntondersteuning (CO) moet recht doen aan de diversiteit in de samenleving en de variëteit aan hulpvragen. Het moet passend zijn bij verschillende doelgroepen: jongeren, ouderen, mensen met een beperking, GGZ-problematiek, mensen die dak- of thuisloos zijn, mensen met een migratieachtergrond. In het Koploperproject en daarbuiten experimenteren gemeenten met het inrichten van cliëntondersteuning voor specifieke groepen. Zij krijgen hierdoor meer aandacht voor hun behoeften aan ondersteuning bij het regelen van zorg en ondersteuning.

Movisie heeft vier themapublicaties geschreven over specifieke doelgroepen, namelijk jeugd, ouderen, dak- en thuisloze mensen en mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb). Hieronder delen we de belangrijkste inzichten uit deze handreikingen voor de inrichting van CO voor deze doelgroepen. 

1. Cliëntondersteuning voor jeugd  

Voor jongeren met complexe problematiek (en hun ouders en/of verzorgers) kan een CO Jeugd van grote meerwaarde zijn. Een cliëntondersteuner Jeugd kan een preventieve functie hebben. Bij de overgang naar volwassenheid zijn er meerdere, ingrijpende veranderingen waardoor jongeren risico kunnen lopen op het ontwikkelen van problemen op één of meerdere leefgebieden. Preventie draagt bij aan het verminderen van dat risico en cliëntondersteuning biedt kansen voor de versterking hiervan. Jongeren met complexe problematiek gaan niet altijd uit zichzelf naar hulp en ondersteuning en de bekendheid over cliëntondersteuning is laag. De OCO Jeugd vraagt daarom om een meer outreachende aanpak dan reguliere cliëntondersteuning. 

Er zijn drie basis ingrediënten die de basis vormen van de cliëntondersteuner Jeugd: 

  1. Vertrouwen 
    Het basis ingrediënt vertrouwen is tweeledig: het gaat om het (her)winnen van het vertrouwen van een kind, jongeren en/of ouders in professionals en het opbouwen van een vertrouwensband tussen een jongere en een CO Jeugd. Een cliëntondersteuner Jeugd weet goed hoe je moet aansluiten bij de leefwereld van jongeren en kan het vertrouwen van jongeren (her)winnen. 
     
  2. Kennis over het jeugddomein  
    Cliëntondersteuners Jeugd zijn (ook) actief in het Jeugddomein en krijgen daar te maken met specifieke wet- en regelgeving. Een CO Jeugd moet beschikken over zowel algemene kennis en specifieke kennis om de doelgroep te ondersteunen bij het verduidelijken van de hulpvraag, het maken van keuzes, het organiseren van de juiste hulp en de afstemming van verschillende soorten hulp.  
     
  3. Netwerk 
    Cliëntondersteuners Jeugd hebben een divers netwerk van professionals en organisaties waarin zij bewegen en contacten hebben. Cliëntondersteuners Jeugd krijgen bij casussen waarin een gezin wordt ondersteund tegelijkertijd vaak te maken met een groot aantal partijen. Denk hierbij aan primair onderwijs, voortgezet onderwijs, leerplichtambtenaar, jongerenwerkers, toegangsfunctionarissen van de gemeente, huisarts, POH, etc. In deze handreiking staat een plan met vijf stappen uitgelicht om te komen tot een passende inrichtingsvorm voor cliëntondersteuning Jeugd. Daarnaast staan er diverse praktijkvoorbeelden in van gemeenten.  

In deze handreiking staat een plan met vijf stappen uitgelicht om te komen tot een passende inrichtingsvorm voor cliëntondersteuning Jeugd. Daarnaast staan er diverse praktijkvoorbeelden in van gemeenten.  

2. Cliëntondersteuning voor ouderen 

Onder de doelgroep ‘kwetsbare ouderen’ verstaan wij (alleenstaande) zelfstandig wonende ouderen die een intensieve hulpbehoefte hebben en die ook op allerlei andere gebieden ondersteuning nodig hebben (bijvoorbeeld omdat ze niet digivaardig zijn). Er is geen of nauwelijks sprake van een sociaal netwerk en er is nog niet voldoende aanleiding voor een wettelijk vertegenwoordiger óf voor opname in een verzorgende instelling. 

Deze themapublicatie richt zich op drie vragen: 

  1. Hoe maak je contact? 
  2. Hoe ga je het gesprek aan? 
  3. Wat zijn hulpmiddelen? 

1. Hoe maak je contact? 

Het eerste contact is het moeilijkst, zeker gezien de ervaring dat ouderen niet direct zelf hulp zoeken voor hun ondersteuningsvraag. Je moet ze zien te bereiken. Dat kan onder andere door doelgroepgerichte folders die je kunt achterlaten bij plekken waar ouderen komen, zoals de apotheek en de bibliotheek. Een andere manier is door het beschrijven van ervaringsverhalen in lokale media of stads- en dorpsbladen. Mogelijke potentiële ondersteuningsvragers kunnen zich hier misschien in herkennen en daardoor in actie komen. Andere opties zijn regionale radiostations of het benaderen van lokale religieuze organisaties. Sluit aan bij het gegeven dat ouderen niet zelf hun hand opsteken. Maak dus contact via plekken of activiteiten die ouderen al kennen: sluit aan bij een koffieochtend, ga langs in het buurthuis, benader ouderen via de huisarts, een zorgorganisatie of tafeltje-dek-je. Als laatste: geef ouderenbonden en ouderenadviseurs alle ruimte om aan de slag te gaan. Sluit aan bij de kennis van de ouderenbonden en ouderenadviseurs én verlaag de drempel bij de oudere inwoners. Zo heb je een grotere kans op een gevoel van wederzijdse herkenning.  

2. Hoe ga je het gesprek aan?  

Het contact is gelegd, en nu? Het belangrijkste is dat je je verdiept in de achtergrond van de oudere en een vertrouwensrelatie aan gaat. Neem daar de tijd voor. In de handreiking staan veel tips voor een goed gesprek en suggesties voor cultuursensitieve gesprekstechnieken.  

3. Wat zijn hulpmiddelen?  

Voor de gesprekken met ouderen zijn diverse hulpmiddelen beschikbaar. Deze hulpmiddelen zijn erop gericht om de eventuele ondersteuningsvragen in beeld te krijgen, bijvoorbeeld met betrekking tot het zelfstandig blijven wonen. En mocht naar voren komen dat er meer gerichte ondersteuning nodig is, dan is de toegang naar gerichte ondersteuning in beeld gebracht en draagt de onafhankelijke cliëntondersteuner het stokje over. Hieronder staan een aantal hulpmiddelen. 

3. Cliëntondersteuning voor dak- en thuisloze mensen

Deze handreiking gaat over de wijze waarop onafhankelijke cliëntondersteuners mensen kunnen helpen die dak- of thuisloos zijn. Het gaat hierbij met name om de begeleiding in de toegang naar, en bij het vinden van, passende ondersteuning en waar nodig (specialistische) hulpverlening. 

In de handreiking zijn verhalen het uitgangspunt. Je leest de ervaringen en verhalen van mensen die dak- of thuisloos zijn geweest en/of te maken hebben met een psychische kwetsbaarheid. Daarnaast zijn verhalen opgetekend van onafhankelijk cliëntondersteuners (ook wel OCO genoemd) die hen helpen. Al deze verhalen zijn verzameld in gesprekken met ervaringsdeskundigen en cliëntondersteuners. Met beelden wordt uitgedrukt uit hoe ze de periode waarin ze ondersteuning zochten hebben ervaren. 

Geleerde lessen 

  1. Werp geen drempels op 
  2. Onderhoud warme contacten binnen het sociaal domein 
  3. Maak jezelf als hulpverlener ondergeschikt 
  4. Doorbreek de regels 
  5. Laat mensen niet te vroeg los 
  6. Toon de meerwaarde van cliëntondersteuning 

Een overzichtsplaat 

Er zijn vier staten van dakloosheid, gebaseerd op 28 interviews met dak- en thuisloze Amsterdammers. Uit de analyse kwamen vier staten van dakloosheid naar voren, gebaseerd op de hoeveelheid hoop, kansen en berusting die mensen ervaren in iedere fase. De vier fasen zijn: (1) de grenzenloze staat, (2) de rusteloze staat, (3) de wensenloze staat, (4) de regelloze staat.  

De overzichtsplaat biedt een overzicht van alle inzichten, die we voor deze handreiking ophaalden bij de ervaringsdeskundigen en onafhankelijk cliëntondersteuners, opgedeeld per staat. Door met de cursor over de plaat te bewegen is per staat te vinden hoe je mensen die dak- of thuisloos zijn kunt helpen naar een fase met meer hoop en kansen. Het laat zien hoe je voorkomt dat ze terechtkomen in een fase waarin zij hoop verliezen en het geeft weer wat voor houding belangrijk is. Daarnaast geeft het handvatten bij het bereiken van de mensen die dak- of thuisloos zijn.

De interactieve versie van deze overzichtsplaat vind je op de laatste pagina van de handreiking ‘Onafhankelijke cliëntondersteuning voor dak- of thuisloze mensen’.

Cliëntondersteuning poster

4. Cliëntondersteuning voor mensen met een LVB 

Mensen met een licht verstandelijke beperking (LVB) verdienen extra aandacht als het gaat om de invulling van onafhankelijke cliëntondersteuning binnen een gemeente. Het signaleren van mensen met een LVB wordt vaak als niet eenvoudig ervaren en er is sprake van een groeiende zorgvraag. Deze groeiende zorgvraag hangt samen met verschillende maatschappelijke ontwikkelingen, zoals digitalisering. De groep mensen met een LVB is erg divers en daarom moeilijk om strikt af te bakenen. Sommigen krijgen te maken met uiteenlopende vormen van problematiek, terwijl anderen grotendeels zelfstandig door het leven gaan. Het gaat om een kwetsbare doelgroep die in vergelijking tot de gemiddelde inwoner gevoeliger is voor problemen. Vaak is dit meer dan één probleem. Denk hierbij aan kwetsbaar zijn voor eenzaamheid, schulden, criminaliteit en op de arbeidsmarkt. Door onafhankelijke cliëntondersteuners specifiek in te zetten voor mensen met een LVB kunnen gemeenten ervoor zorgen dat de doelgroep tijdig en op de juiste manier wordt bereikt. Als inwoners met een LVB op tijd in beeld zijn en de juiste ondersteuning ontvangen, draagt dit bij aan hun kwaliteit van leven.  

Hoe kan onafhankelijke cliëntondersteuning bijdragen aan het voorkomen van complexere problematiek bij mensen met een LVB? 

1. Onafhankelijke cliëntondersteuning inzetten voor (vroeg)signalering 

Het herkennen en vinden van de doelgroep, oftewel de signalering, zal bijdragen aan preventie. Wanneer vroegtijdig wordt gesignaleerd of inwoners een LVB hebben, verlaagt dit de kans op complexere problematiek. De problemen die er op het moment van signalering spelen, kunnen dan worden opgepakt met (lichtere) ondersteuning. 

2. Onafhankelijke cliëntondersteuning inzetten als waakvlamondersteuning  

Inwoners met een LVB hebben een wisselende ondersteuningsbehoefte. Zo kan een life-event invloed hebben op hun sociale redzaamheid. Ze zijn kwetsbaar voor veranderingen. Dit kan betekenen dat inwoners met een LVB niet altijd in even grote mate behoefte hebben aan ondersteuning. Flexibiliteit in de ondersteuning is dan gewenst.  

Tips voor het vinden van mensen met een LVB  

  • Maak goede afspraken met belangrijke verwijzers zoals wijkteamleden, medewerkers van de sociale dienst, het Wmo loket, arbeidsbemiddelaars en scholen voor speciaal onderwijs.  
  • Leg als onafhankelijke cliëntondersteuner aanvullende contacten met belangrijke sleutelfiguren en vindplekken en bouw hiermee een netwerk op. Denk bij sleutelfiguren en vindplekken bijvoorbeeld aan: cliëntorganisaties, zorgaanbieders en zorginstellingen, arbeidsbemiddelaars, religieuze plekken zoals moskeeën en kerken, speciaal- en praktijkonderwijs, vrijwilligersorganisaties, wijk- of buurtcentra of sportclubs voor de doelgroep.  
  • Vergroot de algemene bekendheid over onafhankelijke cliëntondersteuning onder inwoners, verwijzers en belangrijke sleutelfiguren. Houd hierbij rekening met passende vormen van communicatie voor het bereiken en informeren van inwoners met een LVB.  
  • Definieer welke belangrijke life-events in het leven van mensen met een LVB plaatsvinden (bijvoorbeeld de overgang van school naar werk). Breng vervolgens in kaart met welke sleutelfiguren en organisaties mensen met een LVB tijdens deze life-events contact krijgen. Zorg ervoor dat deze sleutelfiguren en organisaties op de hoogte zijn van de mogelijkheid tot onafhankelijke cliëntondersteuning zodat zij kunnen doorverwijzen. 

Meer lezen? Lees hier de themahandreiking ‘ Onafhankelijke cliëntondersteuning voor mensen met een LVB’.