De dilemma’s van een bewonersinitiatief

Het aantal bewonersinitiatieven in het sociaal domein groeit gestaag, maar stuit op dilemma’s, van financiële en intrinsieke aard. De cruciale vraag is hoe ver je gaat om subsidie te krijgen en om alle bewoners bij je initiatief te betrekken. Kant-en-klare oplossingen zijn er niet, kansen wel.

Op donderdag 22 november debatteerden ambtenaren, professionals en vrijwilligers over de dilemma’s en mogelijkheden van bewonersinitiatieven in het sociale domein. Ze deden dat in het Huis van Compassie in Nijmegen.

Coördinator Pieter Poels noemt het Huis van Compassie een typisch initiatief van en voor bewoners. ‘Gezamenlijk bieden we Nijmegenaren van alle gezindten een plek om elkaar te ontmoeten. En dat lukt prima, omdat we uitgaan van respect en gelijkwaardigheid en een beroep doen op ieders talenten.’ De gemeente is blij met dit bewonersinitiatief, maar, en dat noemt Poels meteen het grootste dilemma voor het Huis van Compassie, ‘het stadsbestuur geeft vooral geld voor innovatie, maar veel minder voor activiteiten die hun waarde al hebben bewezen. Ook particuliere fondsen doen dat niet, zodat we onze financiering maar met moeite rond krijgen.’

Jolanda Elferink van het team Inclusie en diversiteit bij Movisie bevestigt dat de financiering van bewonersinitiatieven vaak een probleem is. ‘Uit ons onderzoek naar een groot aantal initiatieven kwam naar voren dat burgerinitiatieven veel moeite moeten doen om een vaak kleine subsidie te krijgen. De vraag is telkens weer hoe veel tijd en energie een bewonersinitiatief kan en moet besteden aan het aanvragen van een subsidie en aan het afleggen van verantwoording over de besteding van het toegekende geld.’

Een daaraan gerelateerd dilemma, aldus Elferink, is dat ‘subsidiegevers, zowel gemeenten als fondsen, aantoonbare resultaten willen zien. Probleem is evenwel dat het niet altijd meetbaar is wat een activiteit van een bewonersinitiatief precies bewerkstelligt.’

Diepere oorzaak van dilemma’s

Ook de coördinator van ‘Nederland zorgt voor Elkaar’, Jan Smelik, zegt dat het rondkrijgen van financiering vaak een dilemma is voor bewonersinitiatieven. ‘De diepere oorzaak hiervan is dat de overheid er in haar beleid van uitgaat dat burgers het zelf moeten kunnen rooien in onze samenleving. Voor een groot deel van de bevolking is dat ook zo. Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau laat echter zien dat bijna 30% van de Nederlanders ondersteuning nodig heeft om overeind te blijven. Voor de kwetsbare mensen, maar niet alleen voor hen, kan een bewonersinitiatief veel betekenen. Dat besef zie je echter nog te weinig terug in het overheidsbeleid. Financiering, facilitering: het kan allemaal een stuk beter.’

‘Met het Actieprogramma Zorgzame Gemeenschappen dat we dit voorjaar aan de minister van Volksgezondheid, Wetenschap en Sport Hugo de Jonge hebben aangeboden, vragen we nadrukkelijk om duurzame financiering en facilitering.’

Alternatieve financiering

Dat financiering niet hoeft te bestaan uit een jaarlijkse pot met geld, toont een experiment in Ede aan. Iedere bewoner van deze gemeente krijgt een voucher van €7,50 die hij of zij kan besteden aan een bewonersinitiatief. Op zich stelt het bedrag niet veel voor, maar dat verandert als mensen hun vouchers bij elkaar leggen. Dat blijkt ook wel, want sinds 2015, toen Ede met het vouchersysteem begon, zijn er al duizend grote en kleine bewonersinitiatieven van de grond gekomen.

Het experiment in Ede geeft een richting aan voor een overheid die zijn subsidiebeleid wil afstemmen op de gemeenschap. Dat het geen gemakkelijke oplossing zal zijn voor het dilemma van zelfredzaamheid versus ondersteuning is evident. Het veronderstelt namelijk dat ambtenaren en bewoners naar elkaar leren luisteren en een open houding ontwikkelen voor wat zich aandient. Dat ze elkaars taal leren spreken en buiten de vaste kaders durven te treden.

Hoe ambitieus moet je zijn?

De verhouding met de gemeente is, los van de eventuele financiële en materiële ondersteuning, sowieso een ingewikkelde. Neem de voedselbank, ooit begonnen als bewonersinitiatief, verder ontwikkeld tot zelforganisatie en nu een voorliggende voorziening van de gemeente. Een innige samenwerking tussen bewonersinitiatief en gemeente heeft zeker zijn voordelen, maar creëert tevens een nieuw dilemma. Oftewel: kies je als bewonersinitiatief voor - financiële - bestaanszekerheid ook als die ten koste gaat van de betrokkenheid van de aangesloten vrijwilligers?

Met andere woorden, bewonersinitiatieven moeten vaak moeilijke keuzes maken, over hun inrichting en doelstelling. Een van de moeilijkste is misschien wel hoe inclusief een bewonersinitiatief kan en wil zijn. Of zoals een deelnemer aan een van de vier thematafels het verwoordde: ‘Moet je je meteen richten op de hoogst in de boom hangende appel– de moeilijke doelgroep - of moet je van onderaf beginnen?’ 

Nauw verwant aan dit dilemma, is het vraagstuk van uitsluiting. Mag je verwachten dat een bewonersinitiatief altijd representatief is voor de hele buurt? Moet een bewonersinitiatief altijd met iedere wijk of dorpsbewoner rekening houden? En hoe gewenst en realistisch is het om op dit vlak een bijdrage van gemeente of professionele organisaties te verwachten?

De bijeenkomst in het Huis van Compassie leverde eerder nieuwe dilemma’s op dan kant-en-klare oplossingen. Is dat erg? Nee, want zoals Jolanda Elferink aan het begin van de bijeenkomst opmerkte, wil een bewonersinitiatief – ‘een vorm van zelforganisatie’ – op eigen wijze ervoor zorgen dat mensen elkaar weer kunnen ontmoeten en weer voor elkaar gaan zorgen dan moet ze soms  moeilijke keuzen maken. Dat hoeft geen bezwaar te zijn zolang een ieder zich er over uit mag spreken.

Bekijk de presentaties