‘Dit is je kans om je met een grote groep te laten horen’

Hoe pakken de decentralisaties uit voor individuele sociaal werkers? Signalen zijn er genoeg, maar Movisie wil samen met onder andere de BPSW al die individuele geluiden met een grote peiling onderbouwen. Waarom moet elke sociaal werker meedoen en wat levert het hen op? Paul van Yperen vroeg het aan de vier Movisie-experts die de ‘Grote raadpleging van het sociaal werk 2020’ coördineren.

Sonja Liefhebber: ‘Vanuit allerlei kanten kreeg ik signalen waardoor ik me afvroeg wat er aan de hand is met het sociaal werk. Signalen uit arbeidsmarktonderzoek, ik las ze in artikelen en in berichten op sociale media, ik hoorde ze in gesprekken met professionals. Sinds de decentralisaties zijn er allerlei stappen gezet, maar hoe pakken die eigenlijk uit voor sociaal werkers? Hoe ervaren sociaal werkers de invloed van gemeenten, die sinds de decentralisaties veel meer verantwoordelijkheid hebben gekregen. Er is ook een verschuiving van taken te zien. Sociaal werkers richten zich meer op het individu en kregen steeds meer taken met betrekking tot de toegang van het sociaal domein. Een andere verandering was dat gemeenten veel meer eisen gingen stellen aan sociaal werkers, bijvoorbeeld dat je Hbo-opgeleid moet zijn om bepaalde functies te mogen doen of dat je  geregistreerd moet zijn.’

Doe nu mee!

De Grote raadpleging voor het sociaal werk 2020 is bedoeld voor alle werkers binnen het sociaal domein, de jeugdzorg en -hulp, welzijn, de maatschappelijke dienstverlening maar ook daarbuiten zoals in de zorg- en gezondheidszorg, de sportsector en het bedrijfsleven. Met jouw input kunnen we een gezamenlijk beeld schetsen en op zoek gaan naar verbetermogelijkheden, zodat jij jouw werk in de toekomst met de benodigde kracht en randvoorwaarden kan (blijven) uitvoeren. Daarnaast maak je ook nog eens kans op het boek ‘Professionalisering van sociaal werk’. We verloten 10 exemplaren onder de deelnemers. Je kunt de enquête tot en met 31 december 2020 invullen. Vul nu de enquête in.

Mariël van Pelt: ‘We doen deze peiling omdat we heel veel signalen krijgen, maar kloppen die verhalen en wat zit er achter? We willen die signalen kunnen onderbouwen. Wat zit er bijvoorbeeld achter het feit dat er veel uitstroom uit het sociaal werk is. Hoe komt dat?  Ik heb zelf veel vragen over de continuïteit, zowel de continuïteit richting de inwoner, maar ook de continuïteit in het werk van de sociaal werker zelf. De gemeenten werden verantwoordelijk en moesten lang zoeken naar de vormgeving van de transformatie en de organisatie van het lokale sociaal domein. Daardoor zie je veel in de inhoud en aanbesteding van opdrachten: welke organisatie gaat wat doen. Maar daarmee ook in de samenstelling van teams.’

Julia, ik zie je knikken. Herkenbaar?

Julia Ketel: ‘Voor mij is dit heel herkenbaar, maar dat komt ook doordat ik sociaal werker ben geweest en tot voor kort in een sociaal wijkteam heb gewerkt waar aanbestedingen plaats vonden. Bij deze reorganisatie kwam het voor dat sociaal werkers werden overgeplaatst naar een ander team, of werden tijdelijke contracten niet verlengd. Hierdoor kan je als hulpverleningsorganisatie en als sociaal werker niet goed de continuïteit bieden waar de inwoner juist behoefte aan heeft. We kregen ook terug van inwoners, die al vaak te maken hebben met complexe vragen, dat zij het lastig vinden dat zij hun vaste contactpersoon, die goed op de hoogte was van hun verhaal en vraag, zijn kwijtgeraakt. Dat werd dan wel door een nieuwe collega overgenomen maar dat was niet goed voor de continuïteit en de manier waarop hulp werd aangeboden.’

Wat betekenen  die verschuivingen voor jou en je beroepsuitoefening?

Barbara Panhuijzen: ‘Ik ben geïnteresseerd in de subjectieve kant. Wat betekenen  die verschuivingen voor jou en je beroepsuitoefening? Hoe ervaar jij de dingen die gesignaleerd worden? In de peiling zitten bijvoorbeeld ook vragen over vitaliteit. Hoe zit je - letterlijk - in je ‘werk-vel’, en dat gekoppeld aan de vragen over rolverschuivingen en vraagveranderingen en welke impact dat heeft.’

Welke vraag moest er wat jou betreft echt in de raadpleging?

Julia Ketel: ‘Ik vind de aanbestedingen dus heel interessant, maar we hebben ook veel gesproken over het takenpakket van de sociaal werker. Je bepaalt nu als sociaal werker bijvoorbeeld in de toegang naar welke voorzieningen cliënten toegeleid worden, maar dat betekent ook dat je beschikkingen moet schrijven en tafelgesprekken moet voeren en dat je daardoor weer minder de diepte ik kan gaan bij gesprekken met bewoners. Voorheen kon je vaak meer aandacht besteden aan sociaal-emotionele ondersteuning of het versterken van het netwerk van inwoners, maar nu ben je meer bezig met regie en administratieve taken. Maar of meerdere sociaal werkers deze ontwikkeling zo ervaren, weet ik niet zeker. Dus daar vragen we naar. We vragen ook naar de opdracht om meer collectief te werken, dus meer samenlevingsopbouw. Maar door de drukte en de complexe problemen die spelen ben je vaak alleen maar bezig met het blussen van brandjes. Dus ik ben wel ook benieuwd hoe sociaal werkers dat ervaren. Wat betekent dat voor je werk?’

Hoe verbonden voel je je met je beroep als je generalist heet?

Mariël van Pelt: ‘Ik ben heel erg benieuwd hoeveel werkers in dienst zijn gekomen van de gemeente en wat dat betekent voor je beroepsuitoefening. We zien ook vele functies en functienamen voorbijkomen waarbij verbinding met sociaal werk onduidelijk is. Wat doet dat met je beroepsidentiteit? Hoe verbonden voel je je met je beroep als je generalist heet?’

Sonja Liefhebber: ‘Ik ben benieuwd naar hoe sociaal werkers hun professionele autonomie nu ervaren. Hoeveel ruimte, hoeveel beslissingskracht heb je om je eigen werk in te vullen? Hoeveel invloeden heeft de gemeente, hebben managers en hoeveel invloed hebben andere professionals? De ruimte die sociaal werkers ervaren om beslissingen te nemen is niet groot, komt uit arbeidsmarktonderzoek naar voren. Maar hoe en wat weten we niet. Ik ben heel benieuwd naar waar mensen die ruimtevermindering voelen. Voelen ze nog voldoende ruimte om inhoudelijke keuzes te kunnen maken bij cliënten? Ben je vrij om te doen in wat je zelf nodig acht vanuit je vak gezien?’

Mariël van Pelt: ‘Deze raadpleging sluit goed aan bij ‘Sociaal werkers anno nu’ dat we begin 2020 hebben gepubliceerd. Dit geeft inkleuring aan de cijfers van die zwart-witfoto. Wat zit er achter al die cijfers? Kennis over de inhoudelijke kant van de uitoefening van je beroep. We willen de raadpleging vaker gaan uitzetten zodat we samen met onder andere de beroepsverenigingen zoals BPSW, SAM en BVJONG  kunnen volgen wat er gebeurt. We hopen dan ook de hele brede groep van sociaal werkers te bereiken.’

Met welke partijen willen jullie de dialoog aangaan?

Mariël van Pelt: ‘Gemeenten zijn hierbij in ieder geval een belanghebbende. Ik denk dat gemeenten nog niet altijd voldoende beseffen dat sociaal werkers naast een functionaris ook professionals zijn. Professionals met een beroepscode en kennisbasis die daarom de ruimte nodig hebben en moeten innemen om goed sociaal werk te leveren. De gemeente kan daarmee juist impact maken op de sociale kwaliteit in haar lokale gemeenschap(pen).’

Julia, hoe zou je je ex-collega’s overtuigen om aan deze raadpleging mee te doen?

Julia Ketel: ‘Het is belangrijk voor hen om inzichtelijk te maken welke ontwikkelingen spelen die hun beroepsuitoefening beïnvloeden. Dan kun je thema’s gaan agenderen. Dan kun je de dialoog aan gaan om het beroep sterker te maken.’

Mariël van Pelt: ‘Sociaal werk wordt sinds de coronacrisis aangemerkt als een cruciaal beroep. Als je je beroep serieus neemt is het belangrijk dat je kennis naar buiten helpt te brengen over hoe het staat met dat beroep. Is dat beroep wel in staat om te doen voor de inwoner waarvoor het bedoeld is en waarom jij die professional bent geworden. Deze kennis over het beroep (helpen) ontwikkelen is ook een onderdeel van je opdracht als sociaal werker.’