Diversiteitsfactoren en uitsluiting

Een intersectionele benadering 

De identiteit van mensen bestaat uit verschillende elementen. Die elementen noemen we diversiteitsfactoren. Denk aan sekse, leeftijd, culturele achtergrond en taal & geletterdheid. Ieder mens bezit deze elementen, maar iedereen in andere mate. Dit maakt dat de combinatie van deze elementen bij iedereen verschilt. Deze combinatie bepaalt veelal iemands positie in de maatschappij.

De elementen van identiteit kan je bekijken als diversiteitsfactoren, maar ook gebruiken om zicht te krijgen op machtsstructuren en uitsluitingsgronden. 

Diversiteitsfactoren

In het diversiteitsvlechtwerk (zie onderstaande afbeelding) staan twaalf diversiteitsfactoren. Dit zijn elementen die iedereen in meer of mindere mate heeft en waarop we van elkaar kunnen verschillen. Iedereen heeft een leeftijd, een mate van gezondheid, uiterlijke kenmerken en een financiële situatie. Het diversiteitsvlechtwerk helpt sociaal professionals bewust te worden van de verschillende diversiteitsfactoren die er zijn. Daarnaast leert het vlechtwerk je over inclusie, intersectionaliteit en uitsluiting. 

Lees meer over de diversiteitsfactoren.
Diversiteitsvlechtwerk

Intersectionaliteit

Intersectionaliteit houdt in dat een combinatie van verschillen, iemands positie in de maatschappij bepaalt. Dit wordt ook wel kruispuntdenken genoemd. Daarnaast zegt de interactie tussen verschillende factoren iets over de mate van discriminatie die iemand kan ervaren. De term intersectionaliteit werd in 1989 geïntroduceerd door professor Kimberlé Crenshaw. Met deze term maakte zij onder andere duidelijk dat zwarte vrouwen en vrouwen van kleur, net als witte vrouwen kunnen worden uitgesloten om hun vrouw-zijn, maar daar bovenop ook nog eens om hun huidskleur. Kortom, dat uitsluiting kan worden ervaren op één grond, zoals sekse, maar ook op meerdere gronden tegelijkertijd: sekse en huidskleur. Zo worden de verschillende lagen van sociale ongelijkheid zichtbaar. 

Intersectionaliteit in de praktijk

Intersectionaliteit is iets anders dan inclusie. Een intersectionele blik of werkwijze kan echter wel bijdragen aan een inclusieve omgeving. Het geeft aan dat er aandacht is voor de verschillende gronden en lagen van uitsluiting en onderdrukking. Het blijft van belang om te beschikken over kennis en sensitiviteit van de verschillende diversiteitsfactoren als uitsluitingsgrond. Het is van groter belang om daarnaast oog te hebben voor de gelaagdheid in machtsstructuren, ongelijkheid en uitsluiting. Zo hoeft de hulpvraag van een cliënt in de kern niet per se te gaan over diens huidskleur, gezondheid of sociaal culturele achtergrond, maar kan het wel degelijk een rol spelen. Daarom is het van belang om de verschillende aspecten van iemands identiteit in acht te nemen. 

Vormen en uitingsvormen van discriminatie

Discriminatie vindt in verschillende vormen plaats, denk aan negatieve bejegening, ongelijke behandeling, uitsluiting, vernieling of bedreiging (Felten et al, 2020). Ook kom je het in verschillende lagen van de samenleving tegen. Zo wordt er onderscheid gemaakt tussen interpersoonlijke discriminatie, waarbij het gaat over gedrag tussen mensen, en institutionele discriminatie. Institutionele discriminatie gaat over beleid en contexten die ongelijkheid creëren, uitvoeren, bevestigen en behouden. Bekijk voor meer informatie over discriminatie en wat werkt om het tegen te gaan het artikel en de publicatie  Wat werkt bij het verminderen van discriminatie.

Uitsluitingsgronden

De diversiteitsfactoren kunnen ook een aanleiding vormen voor discriminatie. Mensen worden bijvoorbeeld gediscrimineerd  op grond van een chronische ziekte of beperking, op basis van sekse of gender, sociaal-culturele achtergrond, uiterlijke kenmerken of religie. De diversiteitsfactor (arbeids)participatie kan in het licht van uitsluitingsgronden als uitzondering worden gezien. Er zijn situaties waarin iemand door diens mate van (arbeids)participatie uitsluiting ervaart, echter heeft dit vaak met andere factoren te maken. Bijvoorbeeld: als iemand geen deel kan nemen aan arbeid door het hebben van een chronische ziekte, of het niet hebben van toegang tot vervoer. Dan is de gezondheid of bijvoorbeeld financiële status de uitsluitingsgrond.