Esmah Lahlah, wethouder Tilburg: ‘Gemeente wil informele initiatieven niet overnemen’

De Tilburgse wethouder Esmah Lahlah is fervent pleitbezorger van een krachtige sociale basis, omdat het bijdraagt aan bestaanszekerheid. Dat betekent niet dat ze vindt dat de gemeente zich overal mee moet bemoeien. ‘Soms moet je als bestuurder op je handen zitten. Soms is er meer nodig.’

Bij de vraag naar de definitie van het begrip sociale basis keren de gedachten van Lahlah automatisch terug naar het schrijven van het coalitieakkoord, afgelopen voorjaar. ‘Als onderhandelaars vonden we een sterke sociale basis allemaal erg belangrijk, dat was direct duidelijk. Maar wat daar precies onder wordt verstaan en welke sociale basisvoorzieningen daar onderdeel van zijn, is niet helemaal duidelijk. We hebben met elkaar besproken wat we er zeker wel onderdeel van vinden, zoals bijvoorbeeld sport en cultuur.’

Het gaat volgens Lahlah over de infrastructuur die bestaat uit informele en formele basisvoorzieningen. ‘De informele initiatieven organiseren inwoners vaak zelf, met en voor elkaar. De formele voorzieningen zijn meestal met professionals georganiseerd en in opdracht van de gemeente. Het versterkt allemaal het dagelijks leven: ze hebben te maken met ontmoeting, met gezondheid, bewegen, welzijn, werk. En volgens ons horen sport en cultuur daar ook bij.’

Bestaanszekerheid

Wie aan Esmah Lahlah denkt, denkt ook al snel aan bestaanszekerheid. Zeker sinds ze landelijke bekendheid kreeg door een maandlang van een bijstandsuitkering te leven. Voor de wethouder die in de vorige periode nog partijloos was, en die namens GroenLinks in het huidige college zit, zijn de begrippen bestaanszekerheid en sociale basis nauw met elkaar verbonden. ‘Bestaanszekerheid is meer dan vrij zijn van financiële zorgen’, legt ze uit. 

‘Het gaat ook over de veiligheid van een dak boven je hoofd, eten op de plank en een zinvolle dagbesteding of werk. Het gaat over onderdeel uitmaken van een gemeenschap, je gezien en gehoord voelen.’ Naast bestaanszekerheid is de basismissie van het huidige college dat de inwoners zich fysiek, sociaal en emotioneel gezond voelen. Daarvoor is een sterke sociale basis volgens Lahlah eenvoudigweg nodig, omdat die bijdraagt aan al die doelen.

Op de handen zitten

De gemeente is vanwege haar opdrachtgeverschap met name betrokken bij de formele voorzieningen. De informele initiatieven hebben wel de bestuurlijke aandacht, maar de gemeente bemoeit zich daar alleen mee als daar een beroep op wordt gedaan, ter ondersteuning of versterking. ‘Idealiter versterken het formele en het informele elkaar. Voor ons als gemeente betekent het soms dat we op onze handen moeten zitten en dingen gewoon moeten laten gebeuren.’ Ze noemt succesvolle voorbeelden van buurtmoestuinen, ruilwinkels en ontmoetingsplekken met aandacht voor bestaanszekerheid.

Het komt ook voor dat inwoners elkaar binnen bepaalde groepen wel weten te vinden, terwijl ze bij de gemeente moeilijker in beeld zijn, en die zelf als inwoners ook niet bij de gemeente aankloppen. ‘Dat gebeurde bijvoorbeeld aan het begin van de coronatijd. Wij zaten in het stadskantoor te bedenken wat we als gemeente voor onze inwoners konden doen. Maar in de wijken gebeurde het gewoon al. Dat kreeg zo snel vorm, en dat moet je als gemeente koesteren.’

'Bestaanszekerheid is meer dan vrij zijn van financiële zorgen'

Geen wantrouwen

Dat sommige groepen inwoners niet bij de gemeente aankloppen voor ondersteuning, ziet Lahlah niet als een teken van wantrouwen van de inwoner naar de overheid. Diverse redenen kunnen hierbij een rol spelen. ‘Wel geloof ik er heilig in dat wij, als lokale overheid, goed in staat zouden moeten zijn om naast de inwoner te staan en het normale leven zo veel mogelijk te versterken.’

In sommige gevallen zijn kleinschalige informele initiatieven zeer succesvol en voegen deze aantoonbaar waarde toe, maar blijkt op termijn dat ze het financieel niet zelfstandig redden. ‘Als de vraag dan komt, dan zetten we als gemeente een extra stapje. Maar we willen het informele niet overnemen.’ Ze benadrukt dat ze wil voorkomen dat deze organisaties geïnstitutionaliseerd raken. 

Spanningsveld

De wethouder is de eerste om te erkennen dat er qua verantwoordingseisen wel een spanningsveld ontstaat als de gemeente gaat subsidiëren of opdrachtgever wordt. In hoeverre wordt het geformaliseerd en in hoeverre kan het uitganspunt van op de handen zitten overeind blijven? Maar ze maakt zich wat dit betreft geen zorgen over scheve ogen van de gevestigde sociaalwerkorganisaties in de richting van de nieuwkomers. ‘Tenslotte versterk je, informeel en formeel, de sociale basis.’

Lahlah is ook niet bang voor een concurrentiestrijd, om twee redenen: ‘Om te beginnen vinden we in Tilburg de sociale basis gewoon heel belangrijk. Zo belangrijk, dat we daarvoor extra middelen hebben vrijgemaakt. In de vorige bestuursperiode is er 1 miljoen euro extra beschikbaar gekomen voor nieuwe initiatieven. En ook in de huidige periode hebben we extra middelen beschikbaar gesteld, waarmee we een extra impuls geven aan de sociale basis.’ 

‘Verder doen we aan impactgericht subsidiëren’, vervolgt ze. ‘We gaan met de traditionele opdrachtnemers aan de voorkant in gesprek: “Dit zijn onze doelen en ambities. Hoe kunnen jullie bijdragen aan de impact die wij als gemeente voor ogen hebben?” Bij sommige grote instellingen die onderdeel zijn van de basisinfrastructuur, zoals ContourdeTwern, vraagt dat om meerjarige commitering, ook van onze kant. Wat betreft andere organisaties start je eerste met pionieren in de vorm van pilots.’

'Alleen als je elkaar kent, dan ontstaat samenredzaamheid'

Diversiteit

Terugkomend op de groepen die bewust niet naar de gemeente stappen voor ondersteuning, en die als groep op zichzelf willen staan, zegt Lahlah dat daar best ruimte voor is. Maar het heeft duidelijk niet haar voorkeur: ‘In sommige wijken is de diversiteit groot. Daar willen we heel graag ontmoeting creëren. De Tilburgse samenleving maken we tenslotte samen. Dat doen we met fysieke plekken die uitnodigen, in de wijkcentra, met sportevenementen, noem maar op.’ De wethouder is niet bang voor wat wel de inclusiekramp wordt genoemd. Ze is er vast van overtuigd dat de ontmoeting tussen verschillende groepen de sociale basis ook versterkt. ‘Alleen als je elkaar kent, dan ontstaat samenredzaamheid.’ 

Inclusieve woongemeenschap 

Als voorbeeld van een interessant initiatief waar mensen met heel verschillende achtergronden samen komen, noemt ze tot slot het project KWilT (spreek uit: ‘k wil ‘t). Daarin participeren onder meer een van origine traditioneel verzorgingshuis, een woningcorporatie, studentenhuisvesting en een horecapartij met mensen met afstand tot arbeidsmarkt in dienst. ‘Daar ontstaat een prachtige inclusieve woongemeenschap’. 

Het wordt een mix van mensen met dementie, zelfstandige senioren en jonge mensen met een verstandelijke beperking. Er komen ook jongeren te wonen die zich committeren aan de inclusieve gedachte en die letterlijk en figuurlijk als “gangmakers” gaan fungeren. ‘Als gemeente werken we daar graag aan mee, met middelen om de businesscase rond te krijgen. De gesprekken zijn nog gaande, maar het ziet er veelbelovend uit. Waarschijnlijk gaan we als gemeente extra opdrachten gaan geven aan het welzijnswerk om KWilT in de breedte te gaan begeleiden.’

Tekst: Tea Keijl