Evaluatie beoordelen en erkenning van interventies

Sinds 2015 werken zeven landelijke kennisinstituten samen in het beoordelen van interventies in verschillende werkvelden. Om inzicht te krijgen in de mate waarin het erkenningstraject en de bijbehorende databanken bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van interventies in het veld, hebben deze organisaties het traject en de databanken geëvalueerd. Hieruit blijkt onder andere dat meer aandacht voor werkzame elementen belangrijk wordt bevonden en dat de databanken erg bruikbaar zijn voor zowel uitvoerende professionals als beleidsmedewerkers.

De kennisinstituten die samenwerken binnen het erkenningstraject zijn: het RIVM, Centrum Gezond Leven (CGL), Kenniscentrum Sport (KC Sport), Movisie, het Nederlands Jeugdinstituut (NJi), Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ), Trimbos-instituut en Vilans. Gezamenlijk beslaan zij het terrein van: jeugdhulp, jeugdgezondheidszorg, gezondheidsbevordering, sociaal domein, sport en bewegen en langdurige zorg (GGZ, Ouderen- en Gehandicaptenzorg). Movisie is met haar erkenningscommissie Maatschappelijke Ondersteuning, Participatie en Veiligheid verantwoordelijk voor de beoordeling van interventies in het sociaal domein. Voor de evaluatie hebben de organisatie gesproken met commissieleden, secretarissen, interventie-ontwikkelaars, begeleiders van het erkenningstraject en enkele stakeholders.

Download evaluatierapport

In hoeverre zijn de doelen bereikt?

In hoeverre bereikt het erkenningstraject haar doelen? De doelen zijn: inzicht in kwaliteit van interventies, kwaliteitsverbetering van de interventies en inzicht in werkzame elementen.

  • De databanken, die een overzicht bieden met erkende interventies, worden zeer zinvol gevonden (93%). Zij dragen bij aan de kwaliteit en zijn bruikbaar voor professionals in beleid en uitvoering. De databanken bevatten echter nog niet altijd de meest belangrijke interventies uit het veld.
  • Bijna 80% van de respondenten geeft aan dat het erkenningstraject bijdraagt aan de kwaliteitsverbetering van de betreffende sector. Vooral professionals in beleid en uitvoering vinden de databanken een belangrijk instrument voor kwaliteitsverbetering in hun sector. Tegelijkertijd wordt ook aangegeven, dat de prikkel om erkende interventies daadwerkelijk te gebruiken in het werkveld vaak ontbreekt en dat databanken nog niet altijd goed bekend zijn in het veld.
  • Een groot deel van de respondenten (71%) vindt meer aandacht voor werkzame elementen belangrijk. Zij vinden kennis over werkzame elementen van interventies zelfs belangrijker dan kennis over een interventie als geheel. In de verdiepende gesprekken geven deelnemers aan dat deze ontwikkeling belangrijk is, maar dat meer kennis en onderzoek nodig is om dit thema goed tot zijn recht te laten komen in het erkenningstraject. We weten immers meer over de werkzaamheid van interventies en nog weinig over de vraag of enkel het inzetten van (combinaties van) elementen van interventies het gewenste effect bereikt.

In welke mate zijn de resultaten bruikbaar voor beleid en praktijk?

Het inzetten van erkende interventies past bij de huidige werkwijze in de diverse sectoren, maar dat wordt nog lang niet altijd gedaan. Volgens 41% van de respondenten stimuleren gemeenten nog beperkt het gebruik van erkende interventies, terwijl 76% van de respondenten vindt dat dit wel bij de rol van gemeenten hoort. Meerdere respondenten benadrukken het belang om ontwikkeling en onderzoek te stimuleren om tot effectieve interventies te komen. Daarvoor zijn, volgens de respondenten, ondersteuning en financiële middelen nodig.

Meerdere respondenten benadrukken het belang om ontwikkeling en onderzoek te stimuleren om tot effectieve interventies te komen

Wat zijn de successen en verbeterpunten van het erkenningstraject?

Over het algemeen worden door de ontwikkelaars van interventies de verschillende aspecten van het indienen van een interventie als voldoende tot goed beoordeeld. Zij zijn minder overtuigd of het erkenningstraject de toepassing van erkende interventies in de praktijk stimuleert. Over de begeleiding door het kennisinstituut en de feedback uit de erkenningscommissie is men redelijk tevreden. De benodigde tijdsinvestering (‘te veel’) en de duur van de procedure (‘te lang’) vragen nadrukkelijk om aandacht, hierover is men beduidend minder tevreden.

De belangrijkste verbeterpunten waar aandacht voor wordt gevraagd, zijn:

  • het stimuleren van gebruik van erkende interventies in de praktijk;
  • volledigheid en toegankelijkheid van de databanken (en vindbaarheid van interventies);
  • de procedure;
  • complexe en programmatische interventies worden gemist;
  • grotere waardering van kwalitatief onderzoek bij erkenning.

Aanbevelingen

De onderzoeksresultaten leiden tot een aantal aanbevelingen voor het erkenningstraject en de databanken:

  • stimuleer bekendheid en gebruik van erkende interventies bij gemeenten en praktijkprofessionals, zodat zij er voor zorgen dat de inzet van erkende interventies meer vanzelfsprekend wordt;
  • ga na waar de procedure en het werkblad vereenvoudigd kunnen worden, met behoud van kwaliteit en verken hoe indieners daarbij nog beter ondersteund kunnen worden;
  • ga na welke criteria ontbreken en/of een flexibeler set van criteria wenselijk en mogelijk is om complexere en programmatische interventies beter te kunnen beoordelen;
  • ontwikkel instrumentarium om kwalitatief onderzoek naar effectiviteit van interventies te kunnen beoordelen;
  • ga met het veld na welke informatie over uitvoerbaarheid mist en hoe deze informatie aangeboden kan worden;
  • bied meer inzicht in ‘werkzame elementen’, ontwikkel een eenduidige en gemeenschappelijke definitie en een werkwijze van werkzame elementen op een specifiek thema of doelgroep;
  • ga met professionals, opdrachtgever(s), stakeholders en financiers na of de doelen van het erkenningstraject nog steeds aansluiten bij de veranderde context en de wensen van het veld.

De resultaten van de evaluatie zijn samengevat in een rapport: Evaluatie erkenning van interventies.