Gemeente Oss herwaardeert samenlevingsopbouw

‘Mee kunnen doen zou niet alleen de verantwoordelijkheid moeten zijn van individuele mensen.’ Dat zegt senior beleidsadviseur sociaal domein José van den Elzen. Samen met haar collega bij de gemeente Oss, programmamanager Peter Noten, vertelt ze over het hoe en waarom van samenlevingsopbouw in Oss.

De samenleving als geheel heeft ervoor te zorgen dat iedereen mee kan doen, stelt Van den Elzen. ‘Als overheid moeten we de weg breder maken voor mensen. We moeten hen verleiden om op weg te gaan. Bijvoorbeeld door te organiseren dat er iemand mee kan gaan de eerste keer dat een alleenstaande oudere mevrouw naar een koffieochtend gaat.’

Van den Elzen vertelt het op een vanzelfsprekende manier. Dat komt omdat samenlevingsopbouw in Oss al enkele jaren in de spotlights staat. Noten analyseert: ‘We komen in Nederland terug van het neoliberale gedachtegoed. Na de schrale jaren van wegsaneren van zaken als jongeren- en opbouwwerk, mag de overheid gewoon weer een krachtige rol hebben. Niet voorschrijvend, maar om te helpen dingen mogelijk te maken.’ 

'Als overheid moeten we de weg breder maken voor mensen'

Activistisch 

Een belangrijke katalysator voor de herwaardering van samenlevingsopbouw vormde de nieuwe gemeentelijke visie op gemeenschapshuizen, in 2020. ‘Er was een sterke wens om die meer aan te laten sluiten bij wat er leeft in de buurt en bij de wensen van de omwonenden. Het moesten zogezegd geen veredelde zalenverhuurcentra zijn. We zijn met de buurtbewoners en met informele partijen gaan praten: hoe stellen we de gemeenschap centraal?’

Het gemeenschapsdenken kreeg een extra impuls door de Participatielezing over samenlevingsopbouw van Jos van der Lans, die daarin het belang van burgerkracht benadrukt. Noten noemt die ‘enthousiasmerend en activistisch. Wat mij betreft opende het de ogen om van de individuele sores af te bewegen.’ Van den Elzen koppelt de herwaardering van samenlevingsopbouw aan de eerste barstjes die in Oss in 2018 ontstonden in het optimistische beeld dat meegeleverd was met de transities van 2015.

Stemmen met de voeten

‘In feite was de Wmo toen een lookalike van de AWBZ: heel erg individueel kijken wat die ene mens nodig heeft. We realiseerden ons toen dat dit niet de weg was die we wilden blijven volgen. In de ontwikkelagenda voor de Wmo kozen we daarom voor drie paden: dat van een sterke sociale basis, het versterken van de inwoners en als derde pad de specifieke taken voor maatschappelijk opvang en begeleid wonen. Dat vertaalde zich ook al snel in de opdracht naar de welzijnsinstelling, die verschoof mee naar extra aandacht voor het ondersteunen van de gemeenschapskracht en voor collectief werken.’

Hoewel de beide ambtenaren de visie scherp hebben, valt het nog niet altijd mee om het in de praktijk te brengen. Typerend daarvoor was bijvoorbeeld een bijeenkomst die de gemeente dit voorjaar samen met Movisie organiseerde, vertelt Van den Elzen. ‘We gingen toen “stemmen met de voeten”. We waren met een kleine veertig collega’s en bij de vraag naar de gewenste vorm van inwonerparticipatie ging iedereen staan in het vak “samen met de inwoners.” Alleen: toen er naar mooie praktijkvoorbeelden werd gevraagd, kwamen er nog niet veel naar boven.’

'Wijkprofessionals hebben soms het gevoel klem te zitten tussen de inwoners en de gemeente'

Fricties in de praktijk

Een van de fricties in de praktijk is bijvoorbeeld dat inwoners wel heel betrokken zijn, maar dat het daarbij ook geregeld om negatieve signalen en klachten gaat. ‘Dat kan dan een spanningsveld opleveren’, constateert Van den Elzen, ‘Wijkprofessionals hebben soms het gevoel klem te zitten tussen de inwoners en de gemeente. Zo ging het bijvoorbeeld mis op een plek die over een jaar bebouwd zou gaan worden en waar de inwoners een tijdelijk honden uitlaatveldje wensten. Maar de bewoners kregen nul op het rekest toen ze vroegen om verlichting voor de veiligheid ‘s avonds. De wijkprofessional in kwestie wilde de inwoners graag steunen, maar had het gemeentelijke besluit ook te accepteren.’

Ingewikkeld is ook de taakverdeling. Dat begint er al mee dat er Van den Elzen vraagtekens heeft bij hoe ver de gemeentelijke beleidsmedewerkers moeten gaan in het betrekken van de inwoners. ‘Moeten wij zelf die gesprekken voeren? Of hoort het meer bij de wijkcoördinatoren in dienst van de gemeente? En hoe gaan we om met het “verzuipingsgevaar” van de wijkcoördinatoren, die diverse rollen toegeschoven krijgen?’ In het verlengde daarvan vult Noten aan: ‘Ook voor de opbouwwerkers is het soms nog zoeken. Wat ons betreft moeten die als het ware met de rug naar de gemeente blijven staan, in het belang van de inwoners.’ 

Meer opbouwwerkers 

Positief is sowieso dat er de afgelopen tijd meer collectief werkers, waaronder opbouwwerkers, aangesteld zijn. Dat is te danken aan de extra aandacht in het coalitieprogramma van de gemeente. Maar ook aan de opdracht van de gemeente aan de welzijnsorganisatie om meer collectief te werken. Deze verschuiving gebeurt deels op een natuurlijke manier, vertelt Noten: ‘Als er een individueel werkende sociaal werker vertrekt bij de welzijnsorganisatie, dan wordt die tegenwoordig meestal vervangen door een collectief werkende nieuwe medewerker.’ Ook beleidsmatig zijn er tegenwoordig twee adviseurs op strategisch niveau actief op het thema samenlevingsopbouw.

'In het rouwcafé komen mensen misschien wel sneller vooruit dan met een individueel traject'

Al die extra inzet leidt, ondanks de dilemma’s en het zoeken, inmiddels tot mooie praktijkvoorbeelden. In een van de stedelijke wijken is bijvoorbeeld KODOSS een groot succes, vertelt Van den Elzen. ‘Dat is een naschools programma met een veelheid aan activiteiten voor basisschoolleerlingen en hun ouders. Hier verloopt de samenwerking tussen gemeente, welzijnswerk, cultuur en sport soepel. Als gemeente hebben we een aanjaagrol gehad, en nu ondersteunen we vooral nog wat de partners en ouders allemaal inbrengen.’ 

Niet hard drukken

Uit een van de gemeenschapshuizen komt een voorbeeld dat laat zien dat het goed uitpakt dat de gemeente niet voorschrijft, maar een faciliterende en tegelijkertijd stimulerende rol neemt. Noten: ‘Er zitten grote verschillen tussen de achttien gemeenschapshuizen. We wilden ze allemaal meenemen in de nieuwe visie om samen op te trekken met de gemeenschap. In een van de dorpen reageerde het bestuur in eerste instantie wat afhoudend. We hebben daar toen verder niet hard op gedrukt. Maar een tijdje later meldde zich alsnog een zorgcoöperatie die graag nieuwe activiteiten wilde ontwikkelen.’ 

Van den Elzen sluit af met een voorbeeld van een inwonersinitiatief dat met gemeentelijke ondersteuning tot bloei kwam. ‘Het gaat om een rouwcafé. Inwoners hoeven zich er niet voor in te schrijven, ze kunnen gewoon binnenlopen. De bezoekers vinden steun bij elkaar en daardoor ondersteunen ze elkaar. Dat is wat we bedoelen met gemeenschapskracht versterken. Want daar in het rouwcafé komen mensen misschien wel sneller vooruit dan met een individueel traject.’

Movisie en samenlevingsopbouw

Movisie verzorgde eerder dit jaar een workshop tijdens de gemeentelijke bijeenkomst waarover José van den Elzen in dit artikel vertelt. Ook in andere praktijken biedt Movisie ondersteuning bij het versterken van samenlevingsopbouw. Het kennisinstituut doet ook onderzoek samen met gemeenten, lokale organisaties, bewoners. Vraagstukken waaraan wordt gewerkt zijn bijvoorbeeld: hoe vinden opbouwwerkers hun plek in de bestaande infrastructuur van de sociale basis? Wat zijn de rollen van diverse formele en informele spelers in samenlevingsopbouw en hoe kunnen zij zo optimaal mogelijk samenwerken? Hoe kunnen we de professionaliteit en de kennis over opbouwwerk versterken? Wat is er nodig om werkers hun rol op maatschappelijk niveau –  signaleren, agenderen, politiseren, beleid beïnvloeden – te kunnen laten vervullen? 

Verder lezen

Auteur: Tea Keijl