Hoe denken cliënten beschermd wonen over weer gaan wonen in de wijk?

Verslag leerbijeenkomst Van beschermd wonen naar beschermd thuis - deel 3

Hoe denken cliënten die wonen in een beschermde woonvorm of verblijven in maatschappelijke opvang over ambulantisering? Dat vormt een van de hoofdvragen in onderzoek van Nienke Boesveldt, onderzoeker aan de Universiteit Utrecht. Ze sprak samen met ervaringsdeskundigen - die tevens co-onderzoekers zijn - over de eerste opgehaalde inzichten van het onderzoek in de tweede meting. Dat gebeurde bij de derde leerbijeenkomst in deze serie, op 1 oktober.

Het zijn voorlopige resultaten van haar onderzoek die ze vandaag presenteert, nuanceert Nienke Boesveldt, onderzoeker en universitair docent aan de Universiteit Utrecht. Ze legt uit dat het gaat om actieonderzoek waarbij onder meer ervaringsdeskundigen een rol spelen als co-onderzoekers. Deze peer-to-peer-methode en hun inzet droeg onder meer bij aan reflectie op de opzet en inhoud van de vragenlijst voor de semi-gestructureerde interviews onder cliënten. De inzet van ervaringsdeskundigen is erg waardevol, omdat zij makkelijker écht contact kunnen maken met de geïnterviewde cliënt. Boesveldt benadrukte eerder al de belangrijke meerwaarde van de inzet van ervaringsdeskundigen. ‘Met cliënten praten we over gevoelige onderwerpen. Vanuit de zorg weten we al dat ervaringsdeskundigen een brug kunnen slaan. Cliënten laten niet altijd het achterste van hun tong zien. Een ervaringsdeskundige weet de juiste benadering toe te passen en vragen te stellen waardoor een cliënt zich beter begrepen kan voelen.’ Dit helpt om in korte tijd samen tot de kern te komen; hoe denkt een cliënt over weer in de wijk gaan wonen?

Duo-onderzoek - een perfecte methode

Boesveldt vertelt over de filosofie die achter actieonderzoek schuilgaat. Een onderzoeksmethode die andere resultaten oplevert dan vaak met reguliere wetenschappelijke onderzoeksresultaten het geval is. Niet alleen vanwege de diepgang in het gesprek met de geïnterviewde cliënten, maar ook vanwege de duiding die de co-onderzoekers aan de antwoorden kunnen geven.  

Boesveldt: ‘We willen graag laten zien dat het echt kan, ook aan de wetenschap. De methode duo-onderzoek - ervaringsdeskundige en onderzoeker - zou veel vaker moeten worden ingezet. Maatschappelijk gezien levert het ook veel meer op. De onderzoeker en ervaringsdeskundigen werken samen en vullen elkaar aan.’ Dit beaamt ervaringsdeskundige Robert Brouwer. ‘Om samen te werken is het harstikke goed, ik merk ook dat we hun (de onderzoekers) kennis en onze ervaring een perfect team zijn en vooral het uiterste eruit halen.’ En een van de onderzoekers (Chahida Bouhamou) zegt: ‘Het is erg fijn, deze manier van werken. Als we daar zitten en iemand vertelt over zijn ziekte of medicatie, dan weet de ervaringsdeskundige vaak de details en de achtergrond’.

De onderzoeker en ervaringsdeskundigen werken samen en vullen elkaar aan

Boesveldt geeft met dit onderzoek een stem aan cliënten. Sterker nog: ze gaat er vanuit dat het slagen van de ambulantisering is af te meten is aan de beleving van de cliënten. Volgens haar wordt daar nog maar mondjesmaat naar gevraagd in onderzoek over ambulantisering. En in het bijzonder in onderzoek naar de ambulantisering rond maatschappelijke opvang en beschermd wonen.

Het onderzoek spitst zich vooralsnog toe op 7 regio’s in Nederland. De onderzoekers spraken met bijna 200 cliënten en bijna evenveel stakeholders – vertegenwoordigers van gemeentelijke en niet-gemeentelijke organisaties zoals MO-, BW-, GGZ en verslavingszorgpartijen, woningcorporaties en politie.

Uitkomsten onderzoek

Boesveldt vertelt dat het merendeel van de bevraagde cliënten ambulantisering als een positieve ontwikkeling ziet. Wel koppelden zij hieraan een aanvullende voorwaarde in de vorm van uitstroomgerichte begeleiding. Boesveldt citeert een van de ondervraagden: ‘… Aan de andere kant moet je er klaar voor zijn. Het zal zeker een jaar of een paar jaar duren voordat je klaar bent om die stap te zetten. En dan heb je nog een beetje begeleiding of ondersteuning nodig.’ Soms is zelfs sprake van uitstroomangst, constateerden de onderzoekers. Alles verandert als je de wijk in gaat - inkomen, je dagstructuur, begeleiding, behandeling en sociale omgeving. Cliënten die weten dat ze op korte termijn gaan uitstromen hebben daar allerlei vragen over.

Ook continuïteit van begeleiding, bij terugkeer in de wijk, is voor hen een belangrijk uitgangspunt. ‘Ja, als ik een dip heb, of echt het gevoel heb van het gaat niet goed, of de structuur is weer helemaal naar de knoppen, dan kan ik haar altijd opzoeken’, citeert Boesveldt in haar presentatie een van de geïnterviewde cliënten.

Een kleiner deel van de beschermd wonen cliënten stelde ‘pertinent tegen’ ambulantisering te zijn. Kun je weer zelfstandig gaan wonen als je kampt met complexe verslavingsproblemen, was daarbij onder meer de gedachtegang. Bij een kleiner deel van de MO-cliënten werd juist opgetekend ‘liever gisteren dan vandaag’. Daarbij vloeiden de motieven vooral voort uit de slechte leefomstandigheden in de nachtopvang.

Bekijk de presentatie
 

Leren, inspireren, delen

Movisie organiseert bijeenkomsten in het teken van leren, inspireren en delen. Iedere bijeenkomst staan succesvolle praktijkvoorbeelden centraal. Door middel van concrete werkvormen gaan we tijdens de bijeenkomst zelf aan de slag met nieuwe werkwijzen en methodieken. De volgende is op dinsdag 10 maart 2020. Hou de agenda van Movisie in de gaten. In een later stadium volgt informatie over het programma van die bijeenkomst.