Hoe gaan we armoede aanpakken?

De armoede in Nederland dreigt fors toe te nemen, mede als gevolg van stijgende energieprijzen en toenemende inflatie. Bescheiden plannen van het kabinet om minimumloon en bijstand stapsgewijs met 7,5% te verhogen, roepen een tegengeluid van economen op dat dit ten koste gaat van de werkgelegenheid. Een gezamenlijk rapport van twee planbureaus illustreert dit. De meest opvallende conclusies - en de persberichten van de planbureaus zelf - suggereren dat meer inkomen ten koste gaat van werkgelegenheid. Deze framing doet de rijke en genuanceerde inhoud van het rapport geen recht: bijvoorbeeld dat voldoende inkomensondersteuning en bestaanszekerheid op termijn juist tot meer participatie kan leiden.

De armoede in Nederland dreigt een steeds groter probleem te worden. Het Nibud waarschuwt dat het aantal huishoudens dat moeite heeft met rondkomen gaat stijgen als de hoge inflatie zo lang blijft aanhouden als de Nederlandse Bank voorspelt. Mensen met een flexibel dienstverband in bijvoorbeeld de horeca en de cultuursector, lopen door baanverlies een groter risico op armoede. Dit treft vooral traditioneel toch al kwetsbare groepen als werknemers met een niet-westerse migratieachtergrond, laag opgeleide mensen en mensen met een arbeidsbeperking. 

Armoede is ook vooral  een hardnekkig probleem. In 2017, tijdens een periode van hoogconjunctuur, leefden 939.000 personen (5,7%) in een huishouden met een inkomen onder de armoedegrens van het SCP (‘niet-veel-maar-toereikendcriterium’). Wanneer de armoede per levensfase wordt bekeken, zien we dat de armoede onder kinderen het grootst is. In 2017 leefde ongeveer 8,1% van de kinderen in een huishouden met armoede, terwijl van de volwassenen onder de AOW-leeftijd 5,6% arm was*. Blijft het huidige kabinetsbeleid ongewijzigd, dan zullen - los van de coronacrisis - deze getallen na 2022 met een kwart toenemen.

Alternatieven voor huidig beleid

De conclusie lijkt gerechtvaardigd: doorgaan op de huidige weg brengt de oplossing van dit taaie vraagstuk niet dichterbij. En vanwege de coronacrisis, de stijgende energieprijzen en toenemende inflatie kunnen we het ons niet veroorloven om op dezelfde manier door te blijven modderen. Welke alternatieven zijn er?

Het artikel benut jouw cirkel van invloed laat zien hoe je op lokaal niveau kunt komen tot een effectieve armoedeaanpak. Het dossier Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden geeft inzicht in wat op grond van wetenschappelijk onderzoek werkt bij de aanpak van armoedeproblematiek en schuldhulpverlening in de praktijk.  Het Centraal Planbureau (CPB) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) kiezen voor een andere benadering. Zij richten zich in de publicatie Kansrijk armoedebeleid op landelijke beleidsopties. Van zestig mogelijke inkomensmaatregelen hebben zij de verwachte effecten op het terugdringen van de armoede geanalyseerd. Een paar voorbeelden zijn: 

  • het verhogen van de bedragen in het kader van de Wet Kindgebonden Budget (WKB) 
  • het verhogen van de arbeidskorting voor de laagste inkomens 
  • het wettelijk minimumloon verhogen  
  • het gelijktrekken van de netto bijstand met de hogere AOW 
  • het afschaffen van de kostendelersnorm 
  • het verhogen van de aftrek van zorgkosten  
  • het verhogen van de zorgtoeslag voor ouderen

De beleidsopties zijn toegespitst op verschillende levensfasen en op specifieke doelgroepen. Van 38 van deze opties hebben zij ook precies doorberekend wat de effecten zijn op de overheidsbudgetten, het aantal personen onder de armoedegrens en de gevolgen voor de inkomens. De berekeningen laten voor de meeste maatregelen ook een negatief effect op de werkgelegenheid zien.

Inkomen versus werkgelegenheid

Meer inkomensondersteuning gaat in het algemeen gepaard met een lagere werkgelegenheid. Het invoeren van (een combinatie van) inkomensmaatregelen, leidt vaak tot een politieke discussie van inkomen versus werkgelegenheid. Een discussie tussen twee wereldbeelden: armoede als gevolg van pech, bijvoorbeeld als gevolg van baanverlies tijdens een recessie, en armoede als een gevolg van eigen verantwoordelijkheid en schuld. De twee planbureaus* wijzen erop dat beide benaderingen hun grenzen hebben. Zelfs de meest ruimhartige inkomensondersteuning die zij hebben onderzocht weet de armoede niet geheel uit te bannen. Terwijl de nadruk op arbeidsparticipatie ook niet de zaligmakende oplossing biedt, zoals blijkt uit het fenomeen werkende armen en het gegeven dat er een groep mensen bestaat die structureel geen plek vinden op de reguliere arbeidsmarkt.

Inkomensondersteuning blijkt ook te kunnen helpen bij de toeleiding naar de arbeidsmarkt. Onderzoek naar armoede en schaarste laat zien dat door (langdurige) schaarste de mentale vermogens onder druk komen te staan. Inkomensondersteuning (maar bijvoorbeeld ook het creëren van schuldenrust) kan dan de noodzakelijke rust bieden om beter in staat te zijn een uitweg uit de armoede te vinden. De twee planbureaus refereren daarbij* o.a. aan het boek Schaarste van Mullainathan en Shafir; zie voor de invloed van stress ook het artikel ‘Benut jouw cirkel van invloed’ en de uitgebreide beschrijving van de psychologie van de schaarste in het dossier ‘Wat werkt bij de aanpak van armoede en schulden’.

Bredere context dan alleen inkomen

Naast directe inkomensmaatregelen kan armoede op termijn ook door maatregelen op het gebied van de arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg teruggedrongen worden. Deze maatregelen vergroten het menselijk kapitaal, maken mensen beter inzetbaar of hebben een preventieve werking. Bij (jonge) kinderen gaat het daarbij om het tegengaan van onderwijsachterstanden en het aanleren van een gezonde levensstijl. Bij volwassenen tot aan de pensioengerechtigde leeftijd om het bevorderen van de aansluiting en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. Twintig van dergelijke maatregelen worden kwalitatief beschreven in Kansrijk armoedebeleid.

Stelselwijzigingen

Naast de analyse van individuele beleidsopties, hebben CPB en SCP ook het gehele stelsel van inkomensondersteuning tegen het licht gehouden. Ze onderzoeken drie verschillende typen vaak genoemde stelselwijzigingen in de discussies over de armoede- en schuldenproblematiek: 
a.    universeel en onvoorwaardelijk basisinkomen 
b.    negatieve inkomstenbelasting  
c.    versimpeling van het toeslagenstelsel

Voor wat betreft het basisinkomen (waarbij niet universele en onvoorwaardelijke vormen nadrukkelijk buiten beschouwing worden gelaten) zien CPB en SCP de volgende potentiële positieve en negatieve gevolgen:

  • Meer eenvoud. Burgers hoeven geen uitkering of toeslag meer aan te vragen. De bijbehorende versimpeling van het belastingstelsel maakt de persoonlijke financiën overzichtelijker en begrijpelijker. Huishoudens ervaren meer bestaanszekerheid, minder stress en raken minder snel in de problematische schulden. Door basisinkomen kunnen huishoudens eerder boven de armoedegrens komen, zeker wanneer er sprake is van ander inkomen naast het basisinkomen.
  • Negatieve arbeidsmarktprikkels. Minder burgers zouden op zoek gaan naar betaald werk, met minder aanbod op de arbeidsmarkt tot gevolg. 
  • Kosteninefficiëntie. Het onvoorwaardelijke karakter houdt in dat ook hoge inkomens (onnodig) inkomensondersteuning ontvangen.
  • Daarnaast stippen de planbureaus een aantal niet-economische effecten aan bij verschillende buitenlandse experimenten zijn gevonden: de vrijheid om eigen doelen na te streven, zoals naastenzorg en zelfontplooiing, en de daarmee samenhangende positieve effecten op fysieke en geestelijke gezondheid. Tenslotte is nog doorberekend wat de effecten zijn van twee varianten van het basisinkomen op de armoede. Het zal tot een vermindering van 45 tot 60% van de huishoudens onder de armoedegrens leiden.

Bij een negatieve inkomstenbelasting waarbij burgers met een inkomen onder een bepaalde inkomensgrens geen belasting meer betalen, maar in plaats daarvan inkomensondersteuning ontvangen, zien CPB en SCP ook meer eenvoud en negatieve arbeidsmarktprikkels als gevolg. Negatieve inkomstenbelasting leidt tot een vermindering van ongeveer 15% van huishoudens onder de armoedegrens.

Een derde variant die CPB en SCP onderzocht hebben is een maximaal versimpeld toeslagenstelsel. Dit leidt tot:

  • Meer eenvoud. Een huishouden hoeft in plaats van drie keer nog maar één keer een toeslag aan te vragen. Dit kan leiden tot minder niet-gebruik en minder terugvorderingen, wat weer bijdraagt aan vermindering van de schuldenproblematiek.
  • Regelingen worden minder gericht wanneer bredere groepen burgers dan alleen de laagste inkomens in aanmerking komen voor toeslagen. Dit gaat óf ten koste van de overheidsfinanciën óf ten koste van de hoogte van de inkomensondersteuning. 

Conclusies

Het rapport concludeert dat stelselwijzigingen tot forsere armoedereductie leiden dan individuele maatregelen. Maar ze brengen ook de nodige onzekerheden met zich mee. Zo kan een ingrijpende wijziging als invoering van een basisinkomen en de bijbehorende verhoging van de belastingtarieven hogere inkomens aanzetten tot belastingontwijking of tot emigratie. De voornaamste kanttekening betreft het geschatte werkgelegenheidsverlies. Die zou bij stelselwijzigingen ook aanmerkelijk groter zijn dan bij individuele maatregelen.

Gemiste kans

Deze conclusie plaatst het op zich zeer genuanceerde en uitgebreide rapport over effectieve armoedeaanpakken midden in de tegenstelling tussen inkomen en werk. Dit wordt versterkt door de persberichten van SCP en CPB zelf: Vermindering van armoede kan, maar kost geld en banen. De in het rapport zelf aangebrachte nuance dat er in feite sprake is van een valse tegenstelling en dat voldoende inkomensondersteuning en bestaanszekerheid zeker op termijn tot meer participatie leidt*, gaat met een dergelijke framing verloren. Een gemiste kans.

*verwijst naar CPB, SCP (2020) Kansrijk armoedebeleid