Hoe krijg je samen met inwoners de waarde van wijkinitiatieven boven tafel?

Kennisatelier participatief monitoren op 22 september 2025

Participatief monitoren helpt om samen met inwoners zichtbaar te maken welke waarde initiatieven in de wijk hebben. Door bewoners actief te betrekken bij het meten van resultaten en effecten ontstaat niet alleen meer inzicht, maar ook eigenaarschap en betrokkenheid. Onderzoekers, professionals en inwoners kunnen op verschillende manieren samenwerken om te ontdekken wat werkt, van concrete activiteiten tot de bredere impact op de buurt.

Een gemêleerd gezelschap met deelnemers van bewonersinitiatieven, maatschappelijke organisaties, gemeenten en onderzoeks- & kenniscentra deelde tijdens het kennisatelier op 22 september ervaringen, maar ook vragen. Want wat is een passende methode om samen onderzoek te doen? Wat gebeurt er met de resultaten? En hoe voorkom je onderzoeksmoeheid onder inwoners? 

Op die laatste vraag heeft Ottolien van Rossem van het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) wel antwoord: ‘Zorg ervoor dat het onderzoek aansluit bij het dagelijks leven. Wees dus niet abstract en gebruik geen jargon en hoog-over termen.’ Bij de LSA zien ze bij bewonersgroepen zeker interesse om de waarde van de initiatieven naar boven te krijgen. Van Rossem noemt het voorbeeld van het sociaal centrum in Eijsden dat liet zien dat elke geïnvesteerde euro wel zes euro aan besparingen oplevert. 

Veranderverhaal

Een inmiddels beproefde manier om de monitoring samen met bewoners op te zetten, is het maken van een veranderverhaal. Movisie maakte daar een handzame tool bij, en Annette van den Bosch van Movisie legt uit hoe dat werkt: ‘In een veranderverhaal beschrijf je de boogde verandering door een initiatief. ‘Als we dit doen, dan hopen we dat te bereiken.’ Het veranderverhaal maakt in zes stappen de samenhang tussen de activiteiten van een initiatief en de effecten op de wijk of omgeving expliciet.’ De tool is in maximaal twee uur te doorlopen. In stap 1 identificeer je de doelgroep, de mensen die je wilt helpen. In stap 2 beschrijf je de activiteiten en de werkwijze. Stap 3 is het noteren van concrete resultaten, zoals aantal activiteiten en deelnemers. In stap 4 beschrijf je directe effecten voor inwoners en buurt, bijvoorbeeld meer hulp bij klussen. Deze dragen bij aan hogere effecten zoals sociale verbinding in de wijk. In stap 5 kies je de twee belangrijkste hogere effecten en vervolgens werk je per effect terug: welke directe effecten, resultaten en activiteiten horen daarbij? Van den Bosch: ‘Doordat je het aan de voorkant heel bewust formuleert, ontstaat de mogelijkheid om te achterhalen of de beoogde resultaten ook daadwerkelijk behaald worden en om zicht te krijgen op eventuele neveneffecten.’

Logboek voor de bezoekers

Bewonersinitiatief het Badhuis in Haarlem werkte samen met Movisie aan het veranderverhaal. Na het doorlopen van de zes stappen gingen ze er vervolgens actief mee aan de slag, vertelt Van den Bosch: ‘In een sessie met inwoners is getoetst of zij de genoteerde effecten herkenden en is nagedacht over hoe de effecten gemeten zouden kunnen worden. Om de directe effecten te meten is er vervolgens een logboek neergelegd waarin de bezoekers konden opschrijven wat het Badhuis voor hen betekent. Om de directe resultaten te meten is er daadwerkelijk geteld: het aantal verkochte kopjes koffie, het aantal activiteiten en het aantal bezoekers.’ Aanvullend zijn er interviews gehouden met bezoekers en vrijwilligers, en is er een enquête uitgezet onder bewoners. Ook met ontmoetingscentrum De Sleutel in Breda en met Buurt in Bloei in Eindhoven werkte Movisie aan een veranderverhaal. 

Twaalf ontmoetingscentra in Den Haag

Sanneke Verweij van Movisie vertelt in de workshop die zij leidt over hoe het veranderverhaal werd ingezet in een ontwikkeltraject rond monitoring in Den Haag Zuidwest. ‘De gemeente wilde zicht krijgen op de impact van twaalf ontmoetingscentra daar. En ze wilden handvatten waarmee medewerkers van het betreffende programma dit in de toekomst zelf kunnen monitoren.’ In drie bijeenkomsten hebben we hier samen met de twaalf initiatieven aan gewerkt. ‘Om te beginnen zochten we naar een rode draad in die twaalf verschillende ontmoetingscentra, door een gezamenlijk veranderverhaal te maken. Het was een grote stap om vanuit de eigen doelstellingen per ontmoetingscentrum te komen tot de gezamenlijkheid. Toch lukte dat verrassend snel.’

Aan de hand van een praatplaat voerden we gesprekken met de inwoner

Best een puzzel

In het veranderverhaal redeneerden ze vanuit de hoofddoelen (de hogere effecten) en de subdoelen (directe effecten) via de directe resultaten naar de activiteiten. Het opstellen van de indicatoren om te meten of de doelen bereikt worden, bleek echter best een puzzel, vertelt Verweij: ‘We wilden dat zo bondig mogelijk doen. Maar het werk van al die ontmoetingscentra is heel divers. Om het herkenbaar te laten zijn voor elk centrum was het nodig om toch met een brede range van doelen en indicatoren te werken.’ Voor het daadwerkelijke meten hebben de coördinatoren van de initiatieven aan de hand van een praatplaat gesprekken gevoerd met de inwoners en de partners in de wijk. ‘Daardoor gaat voor de coördinatoren het monitoren extra leven en komt de kennis direct bij hen terecht.’

Betere Buurten in Nieuwegein

Samenwerken in onderzoekstrajecten kan in alle onderzoeksfasen gebeuren: vanaf het moment dat de informatiebehoefte ontstaat tot en met de fase van rapportage en de dialoog daarover. In Nieuwegein werkte Mira Vendrig, coördinator Betere Buurten, nadrukkelijk in alle fasen samen met de inwoners. ‘Het doel was om zichtbaar te maken wat buurtinitiatieven in de wijk Muntenbuurt bijdragen aan de wijk’, vertelt ze. Vendrig maakte een tekening met alle inwonerinitiatieven die de afgelopen vijf jaar zijn ontstaan. Die legde ze voor aan inwoners en  initiatiefnemers met de vraag of de lijst compleet was. ‘Het gaat bijvoorbeeld om een soepkar, een dierenvoedselbank en een buurtmoestuin.’ In de volgende fase legde Vendrig ook de enquête met smileys voor. ‘Die bestaat uit zes uitspraken die een gradatie hebben in de mate van betrokkenheid. Bijvoorbeeld ‘ik groet meer mensen uit de buurt dan voorheen’ of ‘dankzij deze buurtactiviteit bied ik vaker hulp aan.’ 

Hoe verder

In totaal zijn in de afgelopen vijf jaar zo’n 150 mensen actief geworden als initiatiefnemer of deelnemer, vervolgt Vendrig. ‘Al deze mensen konden de vragenlijst invullen. Die zijn via de  initiatiefnemers verspreid en 123 mensen hebben hem ingevuld.’ Vendrig koos ervoor om de analyse zelf uit te voeren, om de inwoners niet te belasten. Ze belegde opnieuw een bijeenkomst om de uitkomsten te bespreken. ‘Ik kondigde die aan onder de noemer ‘Praat mee over de buurt’. Natuurlijk kwamen de resultaten aan de orde, die had ik op zelfgetekende posters opgehangen. Maar de belangrijkste vraag van de bijeenkomst was: hoe gaan we verder? Mijn professionele betrokkenheid bij de buurt liep ten einde en tijdens deze bijeenkomst stonden drie actieve inwoners op die hun schouders eronder willen zetten om te zorgen dat de initiatieven blijven bestaan. Ze maken een plan voor hoe actieve bewoners elkaar kunnen blijven ontmoeten.’

Cursus zakelijk tekenen 

Hoewel Vendrig in haar verhaal de presentaties op zelfgetekende posters slechts zijdelings benoemde, is dat wel een van de punten die verschillende deelnemers achteraf noemen om mee te nemen naar hun eigen werk. ‘Het is heel uitnodigend om het gesprek aan te gaan. Misschien moet ik een cursus zakelijk tekenen volgen’, zegt iemand. Verder noemen ze het ‘klein maken’ van abstracte begrippen zoals sociale cohesie. ‘En vervolgens wil ik deelnemers laten reageren op uitspraken, net zoals in Nieuwegein.’ Verschillende deelnemers zijn vast van plan om een veranderverhaal op te stellen, zo blijkt ook. ‘Het mooie daarvan is dat het op verschillende niveaus toepasbaar is, van bewonersinitiatieven tot het stedelijke niveau. En het is ook heel mooi dat je het op een A4-tje kunt laten zien.’ Maar de belangrijkste les om mee naar huis te nemen is misschien wel het eigenaarschap van de inwoners: ‘Als je het laat bij de mensen om wie het gaat, dan kun je er het meeste uithalen.’

Werkboek participatief onderzoek 

Movisie blijft samen met de praktijk kennis ontwikkelen over participatief onderzoek. In 2020 publiceerde Movisie de verkenning Burgerparticipatie in onderzoek. In 2025 en 2026 verzamelen we concrete voorbeelden en tools voor participatief onderzoek, die we gaan bundelen in een werkboek voor gemeenten, organisaties, en bewonersinitiatieven.

Tekst: Tea Keijl