Het Hof en de Hoofddoek

Misschien geen toeval dat ik dit blog vanuit Andalusië schrijf, een historische regio waar Moorse invloeden nog tot op heden zichtbaar zijn, zowel in cultuur als in eetgewoonten, belangrijke religieuze bouwwerken en overblijfselen van kennis en uitwisseling tussen moslims, joden en christenen op velerlei terreinen. Juist in deze historische context staat de uitspraak van het Europees Hof van Justitie in Luxemburg – dat oordeelde dat werkgevers hun werknemers mogen verbieden zichtbare religieuze of politieke symbolen te dragen – in schril contrast tot wat je samen kunt bereiken (de Moorse periode wordt algemeen gekenmerkt door respectvol samenleven, bloei en welvaart).

In onze huidige tijd waarin grote stappen gezet worden in diversiteit en inclusie, onder andere op de werkvloer, voelt deze uitspraak van het Hof als een flinke stap terug.

Het oordeel zal er in de praktijk op neerkomen dat onder andere hoofddoekdragende vrouwen kunnen worden beperkt in hun vrijheid van godsdienstbelijding. Dat raakt mij ook, want ik ben er zo een: een vrouw met die hoofddoek. Werkzaam als senior adviseur heb ik dan toch wel eens op mijn eerste werkdag (niet bij Movisie) te horen gekregen: 'bent u de nieuwe schoonmaakster?' (niets tegen interieurverzorgers – of eenieder die eerlijk zijn brood verdient hiermee!) of 'wat spreek je goed Nederlands!' Of andere als compliment bedoelde opmerkingen of vreemde incidenten die me ten deel zijn gevallen sinds ik een hoofddoek ben gaan dragen. Bijzonder dat we er kennelijk niet aan kunnen wennen dat je als vrouw een hoofddoek kunt dragen én een carrière kunt nastreven. 

Welk onrecht doen we vrouwen aan wanneer een hoofddoek als onwelkom op de werkvloer wordt beschouwd?

De uitspraak van het Hof zegt nog iets in bredere zin, namelijk dat Europa zich lijkt te willen ontdoen van religieuze aanwezigheid in het publieke domein (Lody van de Kamp schreef dit lezenswaardige blog daarover). Het is dezelfde discussie waar ik twintig jaar geleden als beginnend journalist ook al voor in de pen klom. Welk onrecht doen we vrouwen aan wanneer een hoofddoek als onwelkom op de werkvloer wordt beschouwd? NOS bracht het nieuws van vorige week onder de veelzeggende kop: 'Werkgever mag dragen hoofddoek verbieden, zegt het Europees Hof opnieuw.' Welk signaal geef je als redactie hiermee af? Eigenlijk wordt er gezegd: als hoofddoekdragende vrouw hoor je er niet bij, en dat is ‘opnieuw’ bevestigd door het Hof. 

Zowel deze kop als de uitspraak an sich zijn teleurstellend. Voor al die vrouwen die geboren en getogen zijn in het land waar ze zich voor inzetten, of dat nou Nederland, België of Frankrijk is. Die inzet willen ze juist vanuit hun heelheid van wezen doen, dus mét behoud van identiteit. Religie – helaas bijna een vies woord in onze geseculariseerde samenleving – vormt voor hen een belangrijke inspiratiebron, juist om elke dag de kracht te vinden om je in te zetten voor een ander. Niet omdat je die ander iets wilt opleggen, maar uit medemenselijkheid. Geloven doe je niet slechts op één dag in de week, geloof is niet een apart compartiment, maar vloeit juist door alle aspecten van je leven. Cultureel antropoloog Abdul Hamid El-Zein waarschuwde jaren geleden al voor een degradatie van islam of religie in het algemeen naar een secundaire categorie, een ‘overblijfsel’. Hij pleitte voor het bestuderen van de islam in de context van het heden. Dit is een benadering die hout snijdt: in het leven van al die hoofddoekdragende vrouwen, van al die gelovigen, is geloof geen bijzaak, maar hoofdzaak.  

Terug naar Andalusië waar ik al uitkijkend op een dal en de Middellandse Zee, blijf geloven dat geloven en vreedzaam samenleven met andersgelovigen en niet-gelovigen hand in hand kunnen gaan. Om in de woorden van religiesocioloog José Casanova te eindigen: convivencia, een Spaans woord voor juist dat: samenleven.

Auteur: oud-collega Hanan Nhass