‘Ik ben echt op aarde gekomen om mensen te helpen’

Na een jarenlange gezondheidsstrijd is op 14 februari Michael Bhola overleden. Michael was in Suriname aids-voorlichter en radiomaker, later was hij in Amsterdam onder meer veldwerker voor Stichting Mainline en vrijwilliger voor Gay Games Amsterdam 1998. Als sociaal werker werd hij door een verwarde cliënt zo mishandeld dat hij definitief moest worden afgekeurd. Daarna richtte hij zich op vrijwilligerswerk voor de lokale Amsterdamse radio en op zijn familie en vele vrienden. Paul van Yperen interviewde hem in 1994 over homoseksualiteit in Suriname en de vrijheid van Nederland voor het COC magazine XL. 30 jaar later blijkt dat verhaal verrassend actueel.

Movisie plaatst dit interview met Michael Bhola opnieuw, nu in het kader van de Alliantie Verandering van Binnenuit, wat Michael een ‘schitterend en zeer belangrijk’ project vond.

Michael Bhola in 1994: ‘Mensen zien altijd dat je homoseksueel bent. Toen ik 15 of 16 werd begonnen mannen geïnteresseerd in me te raken. Ze zien het aan jou. Ik had er geen idee van. Misschien kwam het door je opvoeding dat je zo onnozel bent. Op m’n 16de of 17de werd ik verliefd op mijn beste vriend en die was hetero. Hij zei: "Ik kan je niets bieden. Ik ben niet homo." Hij heeft me wel flink gesteund. Af en toe ging het helemaal niet goed. Ik kon het niet van mezelf accepteren dat ik op jongens viel. Een paar keer heb ik geprobeerd er een einde aan te maken. Ik wist dat mensen om me heen, m’n familie en zo, het niet goed zouden keuren. M’n vader is een heel soepele man, heel rustig en aardig, maar ik denk niet dat hij het zou kunnen accepteren. Noch m’n moeder. Ze zullen het wel weten, kijk naar me! (lacht). Ze willen er alleen niet over praten.’ 

Michael Bhola

Een brief aan zijn moeder

‘Dit weekend was ik bezig een brief naar m’n moeder te schrijven om het nu wel te zeggen. Ik lijd er nog steeds heel erg onder dat wij er niet over hebben kunnen praten. Vanaf toen ging het al een heel stuk moeilijker tussen ons. De dingen die ik leuk vind kan ik niet meer aan haar vertellen. Zij merkte ook dat ik veranderde. Ik heb een paar keer geprobeerd om met haar te praten. Zij vindt het bij anderen geen punt, maar bij haar eigen kind… Vlak voordat ik wegging hadden we een hele grote ruzie, omdat er een boekje over homoseksualiteit , met halfnaakte mannen, in mijn kast lag. Toen ging ze tekeer. Dan kan je niet normaal praten. Daar kan ik niet tegen: mensen die schreeuwen. Dan klap ik helemaal dicht. Toen had ik ook nog een vriendin, ja die had ik af en toe. Ze snapte er helemaal niets meer van. Een vriendin en dan ook nog al die ‘rare’ jongens die de hele tijd bellen en langskomen. Ik denk dus dat ze het nu wel weet en misschien diep in haar hart ook wel een beetje accepteert, maar we hebben er nooit over gesproken. Nu ben ik er eindelijk aan toe om haar te schrijven. Ik kan niet naar haar toe, kost me teveel geld. Ik kan haar niet bellen, kost me teveel geld. Dus het moet maar per brief, want het kan niet meer verder zo. Ik heb er echt veel problemen mee.’

Mati Dansi

‘In Suriname zag ik soms dat bepaalde jongens anders waren. Aan jezelf zie je meestal nooit wat. Op een dag kwam een jongen waarmee ik op school zat, plotseling aan de deur. “Tuut-tuut, hallo, woon jij hier?” Natuurlijk lekker mijn adres opgezocht. Hij wilde contact omdat hij op school ook niet zoveel contacten had. Hij heeft me toen naar Mati Dansi, homofeesten, gebracht, waarvan ik niet eens wist dat die dingen bestonden. Hij liet me kennis maken met allerlei mensen. Die homofeesten vond ik eerst helemaal niet leuk. Ik moest er heel erg aan wennen. Na een hele tijd ging ik weer eens en toen ging ik voor het eerst dansen met een man. Dat vond ik heel erg griezelig. Die Mati Dansi waren bijlegfuiven. Ze waren gewoon thuis bij iemand. Je legt wat bij voor de kosten van de drank en de deejay. Er waren niet alleen mannen, maar ook lesbische vrouwen en heterovrienden. Ik bracht gewoon m’n vriendinnen mee. Na een hele tijd ga je jezelf beter accepteren. Moet ook wel, hè? Je moet blijven leven. Je gaat het leuk vinden met de jongens… geweldig! (lacht).’

Schrijven aan Mona

‘Zo begon het. Je moet altijd stiekem doen. Mensen mogen het niet weten. Op je werk krijg je problemen dus moet je doen alsof. Ik deed ook altijd alsof. Toen ik bij het Aidsprogramma ben gaan werken veranderde dat. Ik was zo vrij en ik kon eindelijk zijn wie ik ben. Het was een gezellige bende daar. Ik begon mezelf meer en meer te accepteren en ben andere jongeren gaan helpen, die problemen met zichzelf hadden, die soms suïcidaal waren. Voor homoseksualiteit kon je nergens naartoe. Niemand begrijpt je en je begrijpt jezelf niet. Het enige wat je erover kon lezen waren brieven in de rubriek van Mona. Schrijf het aan Mona! Soms schreven homo’s in Suriname ook aan Mona. Echt waar aan de Story, maar ook aan de Privé en de Popfoto.’ 

Michael Bhola

Geen toekomst

‘In Suriname had ik geen toekomst meer. Van het geld dat ik bij het Aidsprogramma maandelijks verdiende kon ik niet eens een week leven. Ik kon een huis huren noch kopen. Ik zou bij m’n ouders moeten blijven wonen maar dan had ik geen enkele privacy. Ik moest dus weg, terwijl ik een prachtbaan had. Dat heb ik allemaal achter moeten laten toen ik hierheen gekomen ben. Dat was op oudejaarsdag, heel triest. De dag van oud op nieuw is de leukste dag in Suriname. Zo gezellig met allerlei feestjes op straat. 

Werken op straat

Uiteindelijk is het me wel gelukt om in Nederland te blijven. Mensen waren geïnteresseerd in die Surinaamse voorlichter, omdat het Aidsprogramma een hele goede naam heeft. Zodoende kwam ik aan baantjes. Ik werkte met allochtone jongeren en andere groepen. Uiteindelijk kwam ik terecht bij de drugshulpverlening en het bureau waar ik nu werk, de stichting Mainline. Die houdt zich bezig met gezondheidsvoorlichting aan drugsverslaafden op straat, dus niet achter een bureau zoals veel mensen dat doen. Ik ben niet lui. Ik heb altijd willen werken. Ik ben echt op aarde gekomen om mensen te helpen, daarvoor ben ik hier (lacht).’

Noemen ze dit koud?

'Het eerste wat ik hier deed: ik zette m’n voeten op de bodem en ik dacht: Noemen ze dit koud? Iedereen heeft het er altijd over hoe koud het hier is. Ik dacht: Ik vind het heerlijk man! Tegen de kou kon ik wel, maar verder viel het me tegen. Ik heb een hele moeilijke tijd gehad. Je wordt soms gewoon in de steek gelaten, ook door mensen die je kent. Als het goed gaat zijn ze allemaal om je heen. Gaat het slecht met je, heb je geen werk, geen verblijfsvergunning en zo, dan laten ze je vallen. Toen heb ik echt gezien wie mijn vrienden zijn. Ik heb zelfs meegemaakt dat een predikant van een Surinaamse kerk me aan het lijntje hield en die hielp dan zogenaamd mensen aan een vergunning. Die man was alleen op seks uit. Dat soort dingen maken een heleboel Surinamers mee. Ze maken het moeilijk om hier te blijven, maar wat moet je daar?'

Wow, shit, ik voel me zo vrij

‘De vrijheid die ik hier beleef, ook met m’n seksualiteit, heb ik daar nooit gehad. Mijn familie hier heeft me daarin prachtig opgevangen. Geen probleem. Bij andere families heb ik gemerkt dat ze hun oude, Surinaamse tradities hebben behouden. Hindoestanen bijvoorbeeld houden vast aan oude tradities, waarvoor ze in Suriname allang geen tijd meer hebben. Ze moeten alleen maar denken aan: wat zullen we morgen gaan eten. Tradities zijn daar verwaterd. Alleen de mensen die weg zijn gegaan in 1975 bij de onafhankelijkheid hebben ze behouden. Ze leven in een eigen wereldje. Als een Hindoestaanse jongen bij zijn familie in Nederland vertelt dat hij homo is, wordt hij uitgehuwelijkt. Het is heel moeilijk voor jongens die in zo’n familie terecht komen. Soms komen ze uit Suriname en denken hier de vrijheid te vinden. Dan krijgen ze zo’n familie op hun dak en hebben ze ook geen leven. Maar er zijn ook anderen zoals ik, die het beter treffen. Nu denk ik soms: Wow, shit, ik voel me zo vrij.'

Herinnering aan een prachtige soul

Op Michaels Facebookpagina schrijft zijn familie: 'Hij had een prachtige soul, gaf onvoorwaardelijke liefde en de warme herinneringen aan hem zijn onuitwisbaar. Hij liet ons allemaal lachen.' Dat is ook mijn herinnering aan ons interview. We werden vrienden en toen ik persvoorlichter van Gay Games Amsterdam 1998 werd kwam hij helpen. Michael bleek een geweldig organisator en dresseerde alle televisieploegen die een interview wilden. Als ik voor de camera’s verscheen trok hij als mijn p.a. mijn jasje recht en als hij dat nodig vond knipte hij mijn haar bij. Hij was ook in voor grappen en legde in de persvakjes een persbericht van woordvoerder Marcella Han-Singh over de aanstaande interculturele Bi-Games. Collega Marcel Hansink keek vreemd op toen een Amerikaanse journalist hem hiernaar vroeg. 

Door: Paul van Yperen