Inkoopvormen: de gemeente als sociale marktmeester

Gemeenten hebben verschillende opties voor het inkopen in het sociaal domein. Hoe kun je als gemeente als sociale marktmeester optreden? Belangrijk is: maak samen met inwoners en maatschappelijke partners helder welke maatschappelijke doelen en kwaliteit van dienstverlening je wilt bereiken.

Welke keuzes maak je als gemeente bij inkoop? De publieke middelen zijn beperkt. Dus wil je bij inkoopvormen als ‘open house’ en aanbesteden van een ‘overheidsopdracht voor diensten’ met elkaar scherp krijgen welke geschiktheidseisen en welke kwaliteit nodig zijn om de diensten verantwoord uit te voeren. Maar ook bij subsidiëring kan dit van belang zijn. Regelmatig komt het voor dat een gemeente niet voldoende beargumenteert waarom slechts één of enkele aanbieders voor de subsidie in aanmerking komen. Andere aanbieders stellen dan vragen waarom deze partij subsidie krijgt. In Utrecht gebruikt de gemeente de inkoopvorm ‘subsidietender’. Dit is een procedure waarbij de gemeente op basis van een verdelingsmodel subsidies verleent. Zij stelt selectie- en kwaliteitscriteria aan de aanvraag en de aanvragers, mede op basis van eerdere ervaringen. De gemeente beoordeelt de subsidieaanvragen, kiest de beste aanvraag of aanvragers of rangschikt de aanvragen die worden toegekend tot een bepaald subsidieplafond. Subsidietenders vallen onder de Algemene wet bestuursrecht (zie BDO-artikel).

Soms gaan gemeenten over van subsidiëring naar aanbesteden (zoals bij de Wmo-maatwerkvoorziening Beschermd Wonen) om zo aanbieders te vinden die meer scherpte aanbrengen in de kwaliteit van de dienstverlening. Of het bestuur wil een beleidsverandering die een andere manier van dienstverlening vereist. Een voorbeeld is de verschuiving van opvang van daklozen (maatwerkvoorziening) naar preventie van dakloosheid door vroegsignalering (algemene voorziening).

Maatschappelijk resultaat voorop

Vanwege de beperkte middelen wil je als gemeente de beoogde maatschappelijke resultaten concreet benoemen, zodat je de diensten gericht in kunt kopen. Met het Kwaliteitskompas sociaal domein kun je samen met aanbieders en inwoners de ambities, de beoogde maatschappelijke resultaten en de indicatoren formuleren. Je bespreekt vervolgens welke activiteiten of voorzieningen nodig zijn om de beoogde maatschappelijke resultaten te behalen. Zo stuur je echt samen. Het werken met het Kwaliteitskompas structureert en ordent dit gezamenlijke denkproces en biedt je de basis om keuzes te maken die door alle betrokkenen gedragen worden.

Wil je inwoners laten meedenken over welke algemene voorzieningen in hun buurten en wijken nodig zijn? Betrek hen dan vanaf het begin bij het inkoopproces. Dat is een van de elf gouden regels. Doe dat zeker bij het gebiedsgericht versterken van de sociale basis. Voor het collectieve aanbod maar ook voor de individuele ondersteuning en zorg is het belangrijk dat het referentiekader van de inwoner centraal staat.

Let op! Een inkoopexpert benadrukt dat de gemeente inzicht nodig heeft in de publieke waarde en opbrengsten van de al ingekochte activiteiten. ‘Begin met een scherpe en adequate marktanalyse die doeltreffendheid en doelmatigheid in beeld brengt.’ Als gemeente moet je dus (beter) in beeld brengen welke factoren een rol spelen in het gebruik van sociale voorzieningen. Zo krijg je beter inzicht in en grip op de uitgaven en op de redenen van over- of onderbenutting in relatie tot de waarde van diensten voor inwoners. 

Illustratie van drie mensen die bij de kassa van een supermarkt staan. Aan de kassa hangt een bordje waar 'Marktmeester' op staat. Boven de schappen op de achtergrond staat 'Kwaliteit' en 'Aanbiedingen'.

Gemeente als ‘marktmeester’

Gemeenten kopen steeds minder alleen op basis van de laagste prijs in, zien de experts. Steeds meer gemeenten kijken breder naar het beoogde effect bij en de waarde voor inwoners en zetten ook steviger in op partnerschap vanuit vertrouwen. Gemeente Haarlem bijvoorbeeld, werkt nu met een substantieel kleiner aantal aanbieders. In Haarlem is ‘dialooggericht’ aanbesteed. In een aantal stappen ging de gemeente - samen met aanbieders, inwoners en participatieraad - van 100 aanbieders naar 1 aanbieder, het consortium Buurts: een samenwerkingsverband van zes partijen. Haarlem kwam van een algemene visie tot een concrete opdrachtformulering. Het betrof de gehele sociale basis, sociaal wijkteams, en geïndiceerde ondersteuning. De hoofddoelen: meedoen en redzaam zijn.

De gemeente gunde de opdracht na een uitgebreide dialoogfase over de beoogde outcome, die aan de contractering voorafging. Dat leidde er onder meer toe dat de inschrijvende partijen in hun offerte moesten aangeven hoe ze hun bijdragen aan de gemeentelijke beleidsdoelen willen realiseren. De gemeente vroeg hen naar hun verandertheorie: bijvoorbeeld op basis van de Wat-werkt-principes die Movisie herkent en verspreidt, of op basis van hun eigen ervaringen met bewezen effectieve activiteiten. Bovendien ziet de gemeente Haarlem Buurts als een partner en niet als een opdrachtnemer. Dat betekent dat van elkaar leren en verbeteren belangrijker is dan controleren en sturen, zegt strategisch adviseur Jan Willem Duker. ‘Wij hebben als gemeente het vertrouwen gegeven. Wij gaan niet over het hoe, dat is aan Buurts. Nu we maar met één partij te maken hebben, is er veel meer ruimte voor leren.’ Er is vrijwel dagelijks contact tussen de gemeente en Buurts (zie dit artikel).

De gemeente hanteerde gunningscriteria als: kostenbeheersing, inhoudelijke invulling sociaal wijkteam, partnerschap en zorgvuldige transitie. Het consortium Buurts kreeg een contract voor acht jaar om dit proces tijd te gunnen en rust te creëren. Wel voorzag de gemeente in bepalingen ten aanzien van directe ontbinding en een escalatiemodel als de opdrachtgever en opdrachtnemer het niet eens zijn. Ook dacht de gemeente na over een nieuwe manier van monitoren, meer gericht op outcome. In partnerschap leren en verbeteren is daarbij de rode draad. Meer lezen? Zie deze nota van de gemeente Haarlem.

Ook de gemeente Utrecht kijkt nadrukkelijk naar outcome en kwaliteit van dienstverlening. B&W stelt in haar coalitieakkoord 2022-2026: ‘Aanbesteden in het sociaal domein is geen automatisme. We zetten in op stabiliteit van de dienstverlening, een langdurige relatie met bekende gezichten in de wijk, het betrekken van ervaringsdeskundigen, een bestaand netwerk en langere looptijden van de contracten.’ Daarvoor hanteert de gemeente het Keuzekompas aanbesteden in het sociaal domein. Dit kompas is behulpzaam bij het maken van keuzes tussen verschillende inkoopvormen. 

Sociale basis vraagt iets anders

In de bijeenkomsten van Movisie bespraken de deelnemers dat er voor de sociale basis – met algemene voorzieningen en sociaal werk – iets anders nodig kan zijn dan periodiek aanbesteden. Jos van der Lans: ‘Het welzijnswerk kan niet verhandeld worden op een markt. Je moet het zien als een noodzakelijke voorziening, net als het basisonderwijs en de huisartsenpost.’

In een artikel op Zorg+Welzijn stelt Peter Rensen van Movisie dat het bij het versterken van gebiedsgerichte gemeenschapskracht draait om inwoners in buurten en dorpen die publieke waarden voortbrengen, eventueel met ondersteuning van sociaal werkers. Bewoners zijn onderling geen concurrenten. Aanbesteden heeft dan geen logica. Dan lijken structurele inkoopvormen als begrotingssubsidies voor professionals en buurtbudgetten voor inwoners beter op de plaats.

De gemeente als sociaal marktmeester benoemt in dialoog met inwoners en uitvoeringspartners de te bereiken maatschappelijke doelen, en volgt de realisatie daarvan. Zij heeft aandacht voor continuïteit en is expliciet over kwaliteit. De gemeente zet een bij de dienst of voorziening passende inkoopvorm in. 

Illustratie: Suggestie & Illusie