Inwoners hebben baat bij professionals die in staat worden gesteld het goede te doen

Léon Sonnenschein over het ‘pettenvraagstuk’

Wijkteammedewerkers vervullen vaak meerdere rollen. Daarbij spelen verschillende wettelijke kaders en bevoegdheden. Léon Sonnenschein was programmamanager van een gezamenlijk programma van het Rijk en VNG om knelpunten op het gebied van Gegevensuitwisseling en Privacy op te lossen en tevens een van de auteurs van de publicatie over het ‘pettenvraagstuk’, daarin wordt op dit vraagstuk ingegaan.

Wat is het ‘pettenvraagstuk’?

‘Sinds de decentralisaties van overheidstaken in het sociaal domein in 2015 is het wijkteam een organisatievorm onder gemeenten om de dienstverlening in het sociaal domein te organiseren. De wijze waarop gemeenten dat doen verschilt echter. Sommige gemeenten hebben de wijkteams georganiseerd als onderdeel van de gemeentelijke organisatie. Andere gemeenten hebben de wijkteams ondergebracht in een aparte stichting. En bij weer andere gemeenten is het wijkteam een organisatieverband waarin medewerkers vanuit verschillende organisaties samenwerken aan dienstverlening. Vooral kleinere gemeenten hebben niet altijd een wijkteam, maar werken met een centraal loket sociaal domein. In vrijwel elk wijkteam vervullen medewerkers meerdere taken. De medewerker heeft, als het ware, meerdere petten op. En bij elke pet kan een ander juridisch kader passen voor de verwerking van persoonsgegevens. Deze vereniging van verschillende taken en rollen binnen één functie leidt in de praktijk regelmatig tot vragen en discussie tussen medewerkers en tussen organisaties die bij een wijkteam betrokken zijn.’

Webinar Pettenvraagstuk

In maart 2021 organiseerde de VNG een webinar over dit vraagstuk. De presentatie van Léon kun je hier downloaden.

'In vrijwel elk wijkteam vervullen medewerkers meerdere taken. De medewerker heeft, als het ware, meerdere petten op.'

Hoe is de publicatie over het pettenvraagstuk tot stand gekomen?  

‘We zaten in een traject met veel gemeenten om tafel over de vraagstukken waar zij tegenaan lopen. Een van de eerste onderwerpen die genoemd werd was het privacyvraagstuk. In het sociaal domein hebben professionals vaak verschillende petten op. Dat levert discussie en verwarring op. Zeker als het wijkteam een samenwerkingsverband is. Welke regels gaan op: die van de moederorganisatie, van het college of van het wijkteam zelf? Gemeenten zijn hier zoekende in. Wij hebben dit bij de kop gepakt. Het is belangrijk om enerzijds oog te hebben voor de handelingsverlegenheid van professionals. Wat mogen zij in welke rol? Daar zijn ze zich niet altijd even goed bewust van. Vaak wordt de ‘zwaarste’ regel toegepast, om maar veilig te zijn. Vaak is dat onnodig. Het komt de hulpverlening niet ten goede. Anderzijds maakt de discussie en verwarring over taken, rollen en bevoegdheden professionals kwetsbaar. Als er een klacht wordt ingediend, zal de vraag van de tuchtrechter zijn: in welke rol sprak jij met de inwoner? Het allerbelangrijkste is echter dat het voor de inwoner een groot verschil maakt. Een professional die handelt namens een college kan anders opereren dan dat een hulpverlener dat zou doen (zie kader).’

Beroepsgeheim of niet?

Een moeder en een kind melden zich met een vraag bij een wijkteam. Een medewerker van een jeugdhulporganisatie verleent vrij toegankelijke jeugdhulp in de vorm van een goed gesprek. Maar de medewerker kan het kind ook toeleiden naar specialistische jeugdhulp. Op de eerste taak rust het beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener. De tweede taak oefent de medewerker echter uit namens de gemeente, waarvoor andere regels gelden. Vallen de gegevens onder het beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener? Dan geldt een plicht tot geheimhouding met uitzonderingsmogelijkheden. Een deel van de werkzaamheden valt echter onder de taken van de gemeente. Daarvoor geldt dat de medewerker gegevens mag delen met andere partijen als dat noodzakelijk is om de toeleidingstaken goed uit te voeren. Het wettelijk beroepsgeheim van de jeugdhulpverlener is daarop niet van toepassing. Een professional houdt wel altijd rekening met zijn beroepscode. Maar die pakt anders uit voor het verlenen van hulp dan voor het toeleiden naar hulp. 

Waarom is dit van belang voor inwoners? 

Inwoners vragen zich natuurlijk niet af mét wie ze in welke hoedanigheid te maken hebben, maar veeleer dát ze passend en tijdig doorverwezen en geholpen worden. Dit gaat dus ook over de toegang tot zorg en ondersteuning. Dat gaat goed, als er in het proces geen gekke dingen gebeuren en de inwoner tevreden is. Het wordt ingewikkeld als dat niet zo is, en als er verschil inzicht ontstaat over wat nodig is. Vergeet niet: het college kan ook dwang en drang inzetten en als het nodig is vanuit haar taak eerder met andere partijen gegevens delen om tot een goede beoordeling te komen. Dan maakt het voor de burger wel degelijk uit of die met een medewerker spreekt in zijn hoedanigheid als hulpverlener of als toeleider namens het college. Inwoners hebben baat bij professionals die hun werk goed kunnen doen. En hebben er ook recht om te weten in welke hoedanigheid ze iemand spreken.’

'Zorg dat professionals hun werk goed kunnen doen, voorkom dat ze in de knel komen met professionele standaarden en dat ze op die manier inwoners beter kunnen helpen'

Hoe kunnen professionals in het sociaal domein, denk aan wijkteamleden, hierbij ondersteund worden?

‘Het is allereerst en allermeest een organisatievraagstuk. De directeuren sociaal domein zijn dus aan zet – voor hen is de publicatie ook bedoeld. Het gaat erom dat je de toeleiding en hulpverlening goed inricht en organiseert. Dat betekent keuzes maken. Voor verschillende rollen gelden verschillende regels als het gaat om het verwerken van persoonsgegevens. Daarom is het zaak dat de gemeente en de bij het wijkteam betrokken organisaties hierover afspraken met elkaar maken. Anders is het voor professionals vrijwel onmogelijk om te weten welke regels gelden, met handelingsverlegenheid als gevolg. Professionals zitten nu vaak onnodig klem tussen wat de gemeente of wijkteamorganisatie van hun vraagt, en wat hun beroepscode van hen vraagt. Dat is alleen op te lossen als gemeenten samen met organisaties in het sociaal domein hun verantwoordelijkheid nemen en de werkzaamheden transparanter inrichten. Alleen dan kunnen ze voor professionals duidelijk maken welke werkzaamheden onder welke taak vallen. Welke regels dan opgaan, en hoe ze kunnen schakelen tussen taken.’

Wat zie jij aan belemmeringen en kansen om aan dit vraagstuk te werken? 

‘Ik denk omdat de meeste bestuurders en managers zich niet realiseren dat gegevensverwerking en privacy voor meer dan 80% een organisatievraagstuk is. Als je het niet goed inricht kunnen professionals het niet goed verrichten. Gelukkig staat het onderwerp steeds nadrukkelijk op de agenda. Ik krijg allerlei signalen uit het veld dat gemeenten hiermee worstelen. Soms wordt te weinig gegevens gevraagd of uitgewisseld – soms teveel. Goede afspraken zijn van belang om goed samen te werken. We zijn inmiddels 5 jaar verder, er komt meer zicht op het al dan niet slagen van de decentralisaties – Movisie heeft bijvoorbeeld onlangs onderzoek gedaan naar de wijkteams ‘Vijf jaar later’. We weten dat wetgeving en bepalingen ingewikkeld kunnen zijn. Ik vergelijk het wel eens met een auto en een automobilist. Dat het ónder de motorkap op orde is, is de taak van de gemeente. Daarvoor heb je beleidsadviseurs en juristen nodig. De automobilist moet zich daar niet al te veel zorgen over hoeven maken. De professional is de automobilist. Ja, hij of zij moet de verkeersregels kennen, maar vooral ook opletten wat er in het verkeer gebeurt. Zorg dat professionals hun werk goed kunnen doen, voorkom dat ze in de knel komen met professionele standaarden en dat ze op die manier inwoners beter kunnen helpen.’

Privacy in het sociaal domein: het ‘pettenvraagstuk’

Om kwetsbare mensen beter te helpen is het vaak nodig dat partijen in het sociaal domein samenwerken. Dan rijzen de vragen: hoe kunnen we mensen goed helpen én hun privacy goed beschermen? Mogen we nu wel of niet gegevens delen? Duidelijke keuzes en goede afspraken voor de praktijk zijn hard nodig. De publicatie ‘Privacy in het sociaal domein: het pettenvraagstuk’ biedt directeuren, beleidsmedewerkers en juristen in het sociaal domein hiervoor de handvatten.