‘Je laten raken verbindt’

Sociaal professionals hebben contact met mensen die om hulp vragen, maar ook met mensen die niet begeleid willen worden. In deze werkrelaties spelen vaak gevoelens bij professionals én cliënten die niet altijd op tafel komen en tot spanning kunnen leiden. Hoe kun je hiermee omgaan ter versterking van de relatie?

Movisie-onderzoekers Maryse den Hollander en Martha Talma spraken erover met de Vlaamse expert en opleider Linda Hoeben. ‘We streven naar gelijkwaardigheid, maar het toedekken van de ongelijkheid zorgt voor onveiligheid.’

‘Een gesprek waarin de ene persoon beslissingsrecht heeft over de ander geeft een onveilig gevoel.’

Erken wanneer een gesprek onveilig is

‘Bij werkrelaties hebben we het vaak over gelijkwaardigheid maar niet over gelijkheid. De maatschappelijke rollen zijn anders. De ene persoon heeft beslissingsrecht over wat er met de ander gebeurt. Sociaal professionals willen de eigen regie bevorderen bij cliënten. Maar als ik dat hoor, voel ik dat mijn hartslag omhoog gaat. Daar zit ruis onder’, zegt Hoeben.

‘Onze communicatie verloopt voor 80% via ons zenuwstelsel. Dus ik vertel wat er in mijn lijf gebeurt en probeer daar betekenis aan te geven. In essentie geeft een gesprek waarin de ene persoon beslissingsrecht heeft over de ander een onveilig gevoel. Iemand voelt: als ik iets niet wil, heeft dat consequenties’. Die wil bijvoorbeeld eigenlijk niet werken of vindt het belangrijk om bij de kinderen thuis te zijn. Hoe maak je dan tijd voor een parttime baan? Mag dat benoemd worden? Eigenlijk moet je zeggen: ‘Mevrouw, ik weet dat onze relatie in essentie niet gelijkwaardig is omdat ik beslissingsrecht heb over uw leven. Ik weet dat u zich bij mij niet veilig voelt. Denkt u dat we dit gesprek toch kunnen voeren?’ Zo zou ik erkennen dat het gesprek onveilig is.’

Cliënten voelen zich onveilig door machtsongelijkheid

‘Je wandelt als professional altijd iemands huis en persoonlijk leven binnen. Daarbij vertegenwoordig je de overheid. Diegene heeft vaak al ervaring met overheidsdiensten, die niets met jou als professional te maken hebben. Misschien de politie of de belastingen, maar voor veel mensen is het verschil onduidelijk. Als professional vertegenwoordig je die grote overheid. Doe dus niet of die rollen er niet zijn, maar benoem die rollen en creëer veiligheid. We streven naar gelijkwaardigheid, maar het toedekken van de ongelijkheid zorgt voor onveiligheid.‘

Wie is Linda Hoeben?

‘Ik heb vastgesteld dat persoonlijke groei en professionele groei altijd hand in hand gaan. Ik deed een master in de criminologie, ben maatschappelijk werker en volgde een opleiding Transactionele Analyse (TA) in Australië. Ik dacht dat als ik TA-professional zou zijn, ik mensen goed kon helpen, en ook mijn eigen littekens en krassen op mijn ziel zou helen. Het bleek dat ik met TA mensen kon helpen, maar een aantal mensen niet goed genoeg. Ik ben voor mezelf en in mijn werk met cliënten gaan onderzoeken wat er nog ontbrak. Ik vond een antwoord in het ‘embodied coachen’.’

Gezien worden

‘Bij de basishouding van een professional hoort dat je je ervan bewust bent hoe de ander jou raakt. ‘Het raakt mij dat u zo bang bent van mij. Het raakt mij dat u zo boos bent. Ik voel dat ik terugdeins en dat wil ik niet.’ Het gaat er niet om dat je je mening ventileert, maar om hoe je geraakt wordt. Als de hulpvrager hoort dat je wordt geraakt, komt dat tegemoet aan de basisbehoefte. Dat zie je ook bij een pasgeboren kind. Die zoekt naar de ogen van de moeder of een andere volwassene. In de hersenen wordt een hormonaal proces opgestart waarbij serotonine (gelukshormoon) vrijkomt. In een gesprek willen we genoemd worden door de ander. We willen geraakt worden. Als hulpverleners en hulpvragers dat met hun héle lijf kunnen doen, dus niet alleen met hun hoofd, dan voelen mensen zich gehoord en gezien. Dat is een basisbehoefte: iedereen wil gezien worden.’

‘Zelf vertellen over hoe we geraakt worden kan een stuk makkelijker zijn.’

Voel-niet-cultuur

‘Heel vaak zijn we opgegroeid in een voel-niet-cultuur. Bijna iedere cliënt vertelt daarover: ‘Ik was een dromerig meisje. Maar ik mocht mijn dromen niet voelen en nu ben ik zo hard geworden.’ Dat is de TA-script-theorie. Er wordt meer van ons gehouden als we ons best doen, als we sterk zijn, mensen plezieren, ons haasten, en perfectionist zijn. Die andere dingen die we nodig hebben om te groeien, leren we af: fouten mogen maken, mogen voelen, onszelf belangrijk mogen maken, sexy mogen zijn, klein mogen zijn. Dat zijn overlevingsmechanismen die in heel veel organisatieculturen zitten. Toen ik als maatschappelijk werker actief was, had ik te maken met waanzinnig veel dossiers. Dat was niet te doen. Het ene lijdensverhaal na het andere. Ik ben daar weggegaan. Mijn collega’s vielen bij bosjes uit. We hadden amper supervisie. Er werd niet goed voor de maatschappelijk werkers gezorgd en we zeiden er ook niets van. Mijn cliënten bestonden uit mensen die veel meegemaakt hebben en ook niet van huis uit hebben geleerd om goed voor zichzelf te zorgen of over hun emoties te vertellen. Dat moeten we ook niet willen. Dat is veel te onveilig voor hen. Maar zelf vertellen over hoe we geraakt worden kan een stuk makkelijker zijn. Doe dat niet in therapeutische woorden maar gewoon: ‘O, dat doet me wel iets als ik u zo hoor. Daar schrik ik van.’’

Gezonde mate van omgaan met geraakt zijn

De ideale manier om om te gaan met geraakt zijn, is dat ik als hulpverlener me wel laat raken door het lijden van de cliënt, maar dat het niet van mij wordt. Ik laat het bij de ander en zie het. Het raakt mij dat de ander huilt en dit moet meemaken. Dat is iets anders dan dat ik de pijn van een ander voel. Er zijn twee valkuilen. De eerste is dat je je teveel afsluit en afstand neemt. Je isoleert je dan en de ander voelt zich hierdoor eenzaam. De tweede valkuil is dat je het lijden van de ander voelt en dat het je zo raakt dat het jouw lijden wordt. Dat is een symbiotische manier van zijn met mensen.’

Stress en verbinden gaan niet samen

‘Een cliënt kan bij een hulpverlener in een stresssituatie zitten omdat er beslist gaat worden over bijvoorbeeld geld of werk. Maar dan kan die cliënt zich niet verbinden en dat moet benoemd worden. Dan bestaat er hoop op verbinding. Hetzelfde geldt voor hulpverleners als je beleid moet uitvoeren waar je niet helemaal achter staat of als je moe bent. Je kunt wel denken ‘we moeten ons verbinden’, maar als je gewoon te veel cliënten of te veel werk hebt, dan zijn de omstandigheden daarvoor niet ideaal. Het is het meest realistisch om te erkennen dat de omstandigheden moeilijk zijn en van daaruit verbinding te maken.’