Jeugdsector helpt LHBTI-jongeren onvoldoende

‘Het is onmogelijk om iets te herkennen waar je niet bekend mee bent’

Bijna de helft van de professionals die met jongeren werken, ziet niet of nauwelijks dat LHBTI-jongeren worstelen met hun gevoelens. Uit nieuw onderzoek blijkt dat ze deze groep jongeren niet herkennen, dat ze niet met hen praten over hun gevoelens en hen geen hulp kunnen bieden. Deze professionals schrikken voor het onderwerp terug en vinden het lastig om jongeren te begeleiden bij hun coming out. NJi en Movisie concluderen dat er kennis ontbreekt in de sector, en dat deze groep jongeren - die het al moeilijk heeft - nog te vaak geen hulp krijgt.

Het Nederlands Jeugdinstituut deed samen met Movisie in opdracht van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek onder 421 professionals naar de aandacht in de jeugdsector voor jongeren die lesbisch, homo, bi of transgender zijn en jongeren met een intersekse conditie (LHBTI-jongeren). Wat zijn de conclusies? En belangrijker: wat kan de jeugdsector hiermee?

Signaleren kun je leren

Bijna één van de tien professionals ontmoette nog nooit een lesbische, homo- of bi-jongere, bijna de helft ontmoette nog nooit een transgenderjongere en geen van de respondenten ontmoette ooit een jongere met een intersekse conditie. Niet waarschijnlijk met het oog op de cijfers, dus zij zien de doelgroep over het hoofd. Heel vreemd is dat niet. Eén op de vier jongens en één op de acht meisjes spannen zich in om hun gevoelens te verbergen en niet als lesbo, homo of bi herkend te worden.

'Je gaat het pas zien als je het doorhebt' – Johan Cruijf

Juist die worsteling biedt de mogelijkheid om signalen op te vangen. Maar professionals geven aan dat ze er eenvoudigweg niet aan denken dat een jongere LHBTi kan zijn. Scholing in de vorm van training of E-learning kan helpen om signalen te leren herkennen en het thema op het netvlies te krijgen. Bijvoorbeeld door het oefenen met casussen. Denk aan een jongen die heel hard roept over ‘lekkere wijven’, extra stoer gedrag vertoont maar geen vriendinnetje heeft en niet goed in zijn vel zit. Dan kun je je af vragen: kan het misschien dat deze jongen op jongens valt?

LHBTi-gevoelens staan niet los van andere vragen en problemen

De meeste professionals geven aan dat zij bekend zijn met het vaker voorkomen van depressie en zelfmoordgedachten en -pogingen onder LHBT-jongeren: de helft van de LHB-jongeren denkt wel eens aan zelfmoord en 12% heeft een poging gedaan. In de praktijk leggen zij geen verband tussen deze problematiek en het LHBT-zijn van jongeren. Wanneer een jongere behandeld wordt voor een depressie, maar de LHBT-gevoelens die hiervan de oorzaak kunnen zijn niet besproken worden, heeft de behandeling van de depressie weinig zin.

Tips voor signaleren van en praten over LHBTi

Een goede zet is om in een eerste gesprek of intake open vragen te stellen over relaties, verliefdheid en identiteit: ‘ben je weleens verliefd geweest, of vind je weleens iemand leuk? Is dat meestal een jongen of een meisje? Of allebei?’ En als je naar genderidentiteit wil vragen: ‘hoe zie jij jezelf? Meer als jongen of meer als meisje, of er tussenin?’ Deze vragen zorgen ervoor dat jongeren die twijfelen over hun seksuele voorkeur of genderidentiteit zich uitgenodigd voelen om die te benoemen.

LHBTI-gevoelens zíjn bijzonder, dus daar ligt een rol voor de professional

Als professionals vermoedens hebben dat een jongere LHBT is, maakt zes van de tien professionals die vermoedens niet of alleen soms bespreekbaar. De meerderheid doet dat niet omdat een niet-heteroseksuele voorkeur voor hen geen taboe is maar juist heel ‘gewoon’. Zij denken dat het beter is om niet over het thema te praten om het zo ‘niet meer bijzonder te maken dan het is’.

'Soms heb ik een vermoeden, maar zie ik dat de jongere er nog niet aan toe is. Soms zie je een jongere worstelen. Ik wil dat proces niet gaan verspoedigen'

Voor jongeren zelf is het juist bijzonder om te ontdekken dat zij deze gevoelens hebben. Zij lopen meestal enkele jaren met deze gevoelens rond voordat ze er met iemand over durven praten, en een deel van hen zou liever heteroseksueel zijn. Ook beginnen professionals niet zelf over het onderwerp omdat ze vinden dat een jongere er ‘eerst voor zichzelf uit moet zijn’. Meer dan de helft begeleidt bijvoorbeeld niet of maar soms jongeren die uit de kast willen komen. Transgenderjongeren worden nog veel minder vaak gezien en geholpen. De ‘bal’ voor het ontdekken en het gaan praten over LHBT-zijn met de omgeving ligt bij de LHBT-jongeren zelf.

Tips voor het creëren van een open klimaat

Jongeren die LHBTI-gevoelens bij zichzelf ontdekken, accepteren dat zelf in eerste instantie niet. Zelf-acceptatie is dus niet vanzelfsprekend, en uit de kast komen al helemaal niet. Net als andere jongeren hebben zij veel vooroordelen over LHBTi-zijn. Ook denken jongeren vaak dat ze al zekerheid moeten hebben over hun LHBTI-zijn als ze er met anderen over gaan praten. Ofwel jongeren kunnen hierin de nodige ondersteuning gebruiken. Je kunt als professional eenvoudigweg die rol pakken door open vragen te stellen en er normaal over te doen: maak duidelijk dat LHBT-gevoelens net zo oké zijn als heterogevoelens en niet-transgender-zijn, maar dat ze alleen minder vaak voorkomen. Laat merken dat jullie ook kunnen praten over de dingen die je nog niet zeker weet, door expliciet aan te geven dat twijfels normaal zijn en dat jij er bent om te helpen.

Vraag professionals wat ze willen leren

Een opmerkelijk groot aantal professionals wil meer leren over het thema LHBTi: 81%. Het gros heeft in hun opleiding en nascholing geen kennis en competenties geleerd over het omgaan met jongeren die lesbisch homo of bi zijn, transgenderjongeren en jongeren met een intersekse conditie. Dat minder dan de helft van de professionals beperkt LHBTi-gevoelens herkent, over het onderwerp praat en jongeren helpt is dus verklaarbaar. 81% van hen wil dan ook meer leren, onder meer over wat transgender zijn inhoudt en wat het betekent om een intersekse conditie te hebben. Ook willen ze leren hoe ze jongeren zelf vaardiger kunnen maken in het praten over LHBT-zijn in hun eigen netwerk.

'Ik zou willen weten hoe problemen die de jongere heeft ten aanzien van de eigen seksualiteit een rol kunnen krijgen in behandeling zonder gevoelens te problematiseren'

Tips voor beleidsmakers en organisaties

Professionals laten handelingsverlegenheid zien en gebrek aan kennis en handelingsperspectief. Zorg ervoor dat de scholing die er is daarop ingericht wordt. Zorg bijvoorbeeld voor het vergroten van kennis door een A-Z: wat is wat? te gebruiken zodat jij en al je collega’s in ieder geval weten wat LHBTi inhoudt. Handelingsverlegenheid kan worden verminderd door te werken aan bewustwording: professionals zijn zich vaak niet bewust van de impact van LHBTi-zijn op de levens van jongeren. Werken met casussen en ervaringsdeskundigen helpt dan. Handelingsperspectief kan worden vergroot door in trainingen praktische handvatten te geven over hoe te signaleren dat een jongere LHBTi-gevoelens heeft, en hoe daar vervolgens over te praten.

Meer informatie

  • Seksuele diversiteit in de jeugdhulpverlening. Bij organisaties in de jeugdhulpverlening krijgt het onderwerp seksualiteit meestal veel aandacht. Maar hoe zit het met seksuele diversiteit? Om de antwoorden op deze vragen in kaart te krijgen, deden drie studenten van de Hogeschool Utrecht een onderzoek waarvan je in dit artikel een samenvatting leest.
     
  • Roze bril voor hulpverleners. Lesbo’s, homo’s, bi’s en transgenders zijn net als andere cliënten, maar het is belangrijk meer over hen te weten aangezien ze meer risico lopen in een kwetsbare positie te verkeren. In Kijk jij al door een roze bril? staan daarom tips uit de praktijk die je helpen om de ondersteuning aan deze doelgroep vorm te geven.
     
  • Ik wou dat ik dood was. Het boekje Ik wou dat ik dood was helpt je als professional om zelfmoordgedrag onder lesbische, homo-, bi- en transgenderjongeren te voorkomen. Dit boekje geeft antwoord op 10 veel gestelde vragen van professionals als: hoe komt het dat zij vaker zelfmoord overwegen, en hoe krijgen we dit aantal omlaag?

Dit artikel is een samenvatting van een kwantitatief vragenlijstonderzoek onder 421 professionals in jeugdwelzijn, jeugdzorg, jeugd-(L)VB en jeugd GGZ, ondersteund door literatuuronderzoek en een kwalitatieve beschouwing door een groep experts.

Op speciaal verzoek van het Journal of Social Intervention schreef het team achter het onderzoek 'Jong en anders' een bijdrage voor het wetenschappelijk platform Journal of Social Intervention. Het artikel dat double peer reviewed werd, staat online.