Het Kwaliteitskompas in de gemeenteraad: meer sturen op effect voor inwoners

In het sociaal domein gaat het over complexe vraagstukken, verschillende wetten en een veelheid aan aanbieders. Zie daar als gemeenteraadslid maar eens grip op te krijgen. Outcomegericht werken aan de hand van het Kwaliteitskompas kan een uitkomst zijn. Movisie adviseurs Hilde van Xanten en Karin Sok vertellen hoe dat werkt.

Als gemeenteraadslid wil je wat betekenen voor  inwoners. Voor kinderen die in armoede leven, voor mensen met psychische kwetsbaarheid die aan de zijlijn staan of bijvoorbeeld voor mensen met dementie die vereenzamen. Als je een signaal opvangt dat er iets niet goed lijkt te gaan, heb je de neiging er raadsvragen over te stellen of op te roepen tot beleidsverbeteringen, liever vandaag dan morgen. Los van de vraag of dat realistisch is, zit eigenlijk niemand te wachten op deze manier van ‘werken op basis van incidenten’.

Voorbij incidentenpolitiek

Hoe kun je als gemeenteraadslid voorbij deze incidentenpolitiek komen? Hoe kun je het gesprek op de inhoud voeren en beleid sturen in de richting die voor inwoners echt belangrijk is? Vier belangrijke elementen in het antwoord op deze vragen zijn: 
1) voldoende kennis hebben van de wetgeving die van toepassing is: inzicht in de doelen van de wet,  de verantwoordelijkheid van de gemeente en de rol van de gemeenteraad daarbij.
2) bepalen wat je als individueel raadslid of als partij belangrijk vindt om te bereiken voor de inwoners. Welke waarden en principes zijn leidend en welke maatschappelijke resultaten wil je bereiken voor de inwoners?
3) weten in welke rollen en op welke momenten je als gemeenteraad het beleid kunt beïnvloeden. Het gaat dan om je volksvertegenwoordigende, kaderstellende en controlerende rol in de stappen van het beleidsproces.
4) weten welke (monitorings)informatie je nodig hebt, hoe je daar aan komt en hoe je die kunt duiden en inzetten voor beleidsevaluatie en -verbetering.

Meer grip

Van Xanten wijst op de publicatie Het sociaal domein voor raadsleden waarin deze vier punten als routes beschreven staan die raadsleden kunnen volgen voor meer grip op het sociaal domein. Bij het tweede en het vierde punt speelt outcomegericht werken een belangrijke rol, en dat kan aan de hand van het Kwaliteitskompas. ‘Dit is kort na de decentralisaties ontwikkeld’, vertelt Van Xanten, ‘omdat ook gemeentelijke beleidsmakers en de aanbieders in het sociaal domein dezelfde behoefte aan grip hadden als gemeenteraden.’

'Door te werken met het Kwaliteitskompas komt ook de cyclus van leren en verbeteren op gang'

In de vingers

De afgelopen jaren begeleidden Van Xanten en Sok in verschillende gemeenten ambtenaren bij het in de vingers krijgen van het outcomegerichte werken. Sok: ‘Vaak gebeurt dat in een traject waarbij ook een of meerdere aanbieders betrokken zijn. Werken met het Kwaliteitskompas helpt hen om gezamenlijke ambities, maatschappelijke resultaten en indicatoren te formuleren. Dit wordt dan vastgelegd in de nieuwe beleidsnota voor het sociaal domein. Van daaruit kunnen aanbieders formuleren wat hun bijdrage is aan de maatschappelijke resultaten, hoe hun activiteiten daarmee in lijn zijn gebracht en hoe zij dit gaan meten. Door te werken met het Kwaliteitskompas komt ook de cyclus van leren en verbeteren op gang, doordat de betrokken partijen samen de monitoringsinformatie duiden en verbeteracties afspreken.’

Nauwer betrokken

De laatste tijd worden ook her en der de gemeenteraden betrokken bij het werken met het Kwaliteitskompas. Van Xanten: ‘Als gemeenteraadsleden inhoudelijk betrokken zijn geweest bij de totstandkoming van de beleidsnota voor het sociaal domein heeft dat voordelen. Zij hebben niet alleen de nota vastgesteld, maar ook meegedacht over vraagstukken in de lokale samenleving en over wat de gemeente te doen staat en waar inhoudelijk de prioriteiten liggen. Daarmee pakken gemeenteraden echt hun kaderstellende rol. Vervolgens willen gemeenteraden ook graag weten of de afgesproken resultaten worden gerealiseerd en inwoners ook daadwerkelijk geholpen zijn met de inzet van de door gemeente gefinancierde aanbieders. Die vraag past ook bij hun controlerende rol. Maar welke sturingsinformatie heb je dan eigenlijk nodig als gemeenteraad?’ Zie het hoofdstuk over informatie in het eerder aangehaalde ‘Het sociaal domein voor raadsleden’. 

Gevarieerd gezelschap

De beide adviseurs begeleidden een aantal avondsessies waaraan behalve een groot deel van de gemeenteraad ook beleidsambtenaren en wethouders meededen. ‘Na een informatief deel’, beschrijft Sok, ‘gingen ze in groepjes met werkbladen aan de slag. Dit zijn de beoogde resultaten, dit zijn de indicatoren om te monitoren, en wat kun je daarna als gemeenteraadslid?’ Volgens Sok vormen de sessies met het Kwaliteitskompas ook een eyeopener voor raadsleden voor wat betreft de sturingsinformatie die ze wensen. ‘Natuurlijk wil je als gemeenteraad weten of het geld goed besteed wordt en of de beoogde maatschappelijke effecten inderdaad ontstaan. Maar veel raadsleden realiseren zich na afloop van zo’n sessie pas goed hoe groot die vraag eigenlijk is.’ En ook dan blijft het een gevarieerd gezelschap qua informatiebehoefte, ziet ze. ‘Een deel van de raadsleden zegt dat ze in principe alleen financiële informatie wensen als de cijfers in het rood dreigen te komen. Zolang budgetten niet overschreden worden, dan vertrouwen ze erop dat het goed ingezet wordt. Een tweede groep wenst wel wat extra informatie en de derde groep wil echt alle details van alle uitgaven.’

'Belangrijk is overigens wel om altijd bij de inwoners zelf uit te vragen of en hoe de activiteit waaraan ze meedoen helpt'

Doorklikopties

Je zou daar ambtelijk op in kunnen spelen door de informatie gelaagd aan te leveren, vertelt Sok: passend bij die verschillende behoeften, met basisinformatie en doorklikopties voor meer details. Overigens realiseren gemeenteraadsleden zich door dit soort sessies ook beter dat hun informatiebehoefte ook extra registratiedruk tot gevolg kan hebben. ‘Ze begrijpen dat het niet wenselijk is als aanbieders een ingewikkeld registratiesysteem op moeten tuigen.’ Van Xanten vult aan: ‘Of dat er een hele rij indicatoren bedacht wordt om de mantelzorgondersteuning te monitoren. Het is niet nodig om dat moeilijker te maken dan het is: het percentage mantelzorgers dat aangeeft overbelast te zijn, is daarvoor dé graadmeter. Belangrijk is overigens wel om altijd bij de inwoners zelf uit te vragen of en hoe de activiteit waaraan ze meedoen helpt.’

Uit de partijpolitiek

Sok zag tijdens deze sessies hoe het Kwaliteitskompas gemeenteraadsleden helpt om op hoofdlijnen te denken. ‘Daardoor stappen raadsleden makkelijker uit de partijpolitiek en bespreken ze als raadsleden onder elkaar wat er werkelijk speelt onder de inwoners. Ik was af en toe echt verrast over hoe goed het landde. “Dit is het”, zei een van de raadsleden, “Tot nu toe vroeg ik altijd naar het geld, want dat was het enige dat wat vastigheid gaf. Maar als we het op deze manier doen, dan kan ik het houvast van het geld inruilen voor het houvast van de inhoud.”’

Onsjes eraf

Volgens Sok hoeft het overigens geen kwestie van óf een financiële benadering óf een inhoudelijke benadering te zijn. ‘Het Kwaliteitskompas heeft de potentie in zich om de systematiek van beleidsplannen en begrotingen bij elkaar te brengen. Maar daar moet nog wel wat voor gebeuren. Nu sluiten de termen en de niveaus van beleid en begrotingen vaak onvoldoende op elkaar aan. Als je als gemeenteraadslid kritisch op de uitgaven wilt zijn, maar je kent niet de achterliggende gedachten bij de beleidsambities, dan kun je geen inhoudelijke keuzes maken. De begroting is vaak opgehangen aan activiteiten die niet helder gekoppeld zijn aan de beleidsambities, dan kun je bijna niets anders doen dan overal een onsje afhalen.’

Echte keuzes

Ken je die achtergrond wel, en was je zelf betrokken bij de inhoudelijke richtingbepaling, dan kun je op een andere manier kijken, vervolgt Sok. ‘Neem de beweging om ondersteuning vaker vrij toegankelijk en collectief aan te bieden omdat je weet dat inwoners daar in veel gevallen zelf ook meer effect van ervaren.’ Dat betekent dan bijvoorbeeld wel het inloopcentrum ondersteunen en inzetten op een warme toeleiding daarnaartoe, en minder inzetten op een-op-een begeleiding.