‘Lagere sociaaleconomische klasse profiteert het minst van internet’

Interview hoogleraar Alexander van Deursen

Alexander van Deursen is hoogleraar communicatiewetenschap aan de Universiteit van Twente. Met als specialisatie technologische ontwikkelingen binnen de inclusieve samenleving. ‘Sociaal werkers kunnen goede intermediairs zijn. Zij komen bij de mensen thuis en weten wat daar speelt en welke behoeften er zijn.’

Kunnen meedoen aan de digitale samenleving lijkt sinds de coronacrisis belangrijker dan ooit. Gaat het goed, als je kijkt naar de Nederlandse bevolking?

‘Er zijn twee kanten aan het verhaal. Aan de ene kant zie je dat de transitie naar de online omgeving in een stroomversnelling is gekomen. Dat heeft veel positieve aspecten. Er kan veel via Teams en Zoom. Mensen blijken ook in staat om nieuwe vaardigheden te ontwikkelen. Tegelijkertijd is de ongelijkheid hier ook groter geworden. Denk bijvoorbeeld aan gezinnen waarin elk kind een tablet had om online lessen te volgen, met als tegenpool gezinnen waarin drie kinderen een smartphone deelden en om de beurt even naar de juf konden luisteren. Dus er is duidelijk ook een keerzijde. Datzelfde zagen we bij het verspreiden van fake news, en ook bij de manier waarop de overheid informatie naar buiten bracht. Niet iedereen kan online informatie begrijpen of juist interpreteren. Dit heeft zeker een rol gespeeld in het vurige debat en de huidige polarisering.’

Je hebt basisvaardigheden nodig…

‘Zeker, basisvaardigheden om internet te gebruiken, maar juist ook inhoudelijke informatie- en communicatievaardigheden. Het gaat dan ook over de kritische interpretatie en beslissingen die worden gemaakt op basis van online informatie en communicatie.’

Welke randvoorwaarden zijn nodig om goed gebruik te kunnen maken van de digitale samenleving?

‘Het beheersen van digitale vaardigheden is volgens mij de sleutel in het hele proces van internettoegang. Deze vaardigheden spelen een belangrijke rol in het vertalen van gebruik in positieve uitkomsten. Kritische vaardigheden worden steeds belangrijker, zoals het evalueren van informatie, begrijpen waarom een toepassing werkt zoals deze werkt, of online een nette conversatie kunnen voeren. Maar denk ook aan het visualiseren en interpreteren van de enorme hoeveelheid data die over jou verzameld wordt. Denk aan de gevolgen van algoritmen die op de achtergrond spelen en bijvoorbeeld bepalen wat je krijgt voorgeschoteld. Of aan het nemen van besluiten die echt in jouw eigen voordeel zijn. Ik denk dat daar de nadruk op moet gaan liggen.’

Geldt dit probleem niet voor iedereen, want eerlijk gezegd snappen wij het ook niet goed.

‘Ja, er zijn maar heel weinig mensen die echt weten wat het internet behelst en hoe dat op de achtergrond werkt. Je zag in de coronacrisis bijvoorbeeld dat ook hoogopgeleide mensen in de “socialmediafuik” liepen, zoals Arjen Lubach dat noemde. Maar over de hele linie is het veelal de lagere sociaaleconomische klasse die het minst profiteert van internet. Zij laten bijvoorbeeld financieel gunstige regelingen liggen, of weten de weg niet naar voor hen relevante informatie op gezondheidsgebied.

Ook zie je bij een steeds grotere groep jongeren in deze klasse dat zij voor alles alleen hun smartphone gebruiken. En niet meer hun pc, laptop of zelfs tablet. Terwijl je juist voor complexere taken voor werk of school echt een laptop nodig hebt. Maar zoals ik al aangaf, er zijn veel factoren die digitale inclusie tot een complexe uitdaging maken.

Elke groep heeft haar eigen uitdagingen. Sommige liggen wat meer voor de hand, andere krijgen weinig tot geen aandacht. Denk aan de 55-65-jarigen die in hun jeugd niet in aanraking zijn gekomen met internet, maar het voor hun werk wel nodig hebben. Zij kunnen de verwachte omslag moeilijk maken en dreigen buiten de boot te vallen. Ook hier zou meer aandacht voor moeten komen, evenals begrijpelijke taal op overheidssites, of onbegrijpelijke gebruikersvoorwaarden die nodig zijn om een slim apparaat te gebruiken. Zo kan ik nog wel even doorgaan.’

Wat moet er gebeuren zodat echt iedereen kan gaan meedoen in de digitale samenleving?

‘In ieder geval moet de belevingswereld van de groep mensen waarop je je wilt richten het uitgangspunt zijn. Wat maakt het voor hen motiverend om mee te doen? Dan pas heeft het uitdelen van laptops of het aanbieden van vaardigheidscursussen zin. De interventie zou zich dus ook integraal moeten richten op motivatie, materiële toegang, vaardigheden en gebruiksmogelijkheden.’

Gemeenten moeten erover nadenken met welke media of platforms zij hun klanten het beste kunnen bedienen

Wat zouden gemeenten kunnen doen?

'Erover nadenken met welke media of platforms zij hun klanten het beste kunnen bedienen. Eerder onderzoek laat zien dat de klant moet worden bediend met het kanaal dat het beste bij de vraag past, een zogenaamde integratiestrategie. Als mensen bijvoorbeeld naar een balie komen voor een eenvoudige vraag, terwijl dat ook via internet had gekund, kan de medewerker hen hierop wijzen. Maar het omgekeerde kan natuurlijk ook: voor ingewikkelde verbouwplannen kun je de klant beter naar de balie verwijzen, omdat het hier om maatwerk gaat. Het gaat erom dat je mensen leidt naar het kanaal dat past bij de complexiteit van de taak.’

Wat kan de rol van de sociaal professionals zijn bij het laten meedoen in de digitale samenleving?

‘Sociaal werkers kunnen goede intermediairs zijn. Zij komen bij de mensen thuis en weten wat daar speelt en welke behoeften er zijn. Zij kunnen laten zien wat er mogelijk is met internet en technologie. Die kennis moeten ze dan wel hebben. Natuurlijk kunnen ze ook een rol spelen bij het inrichten van interventies die andere partijen uitvoeren, want zij kennen de belevingswereld van hun doelgroepen.

Sociaal werkers hoeven niet bang te zijn dat hun werk wordt overgenomen door technologie

Hoe kan dit thema bij sociaal werkers geagendeerd worden als urgent vraagstuk?

‘Bespreek het met ze. Er zijn veel voordelen. Sociaal werkers hoeven niet bang te zijn dat hun werk wordt overgenomen door technologie. Hun taken zijn niet vervangbaar. Dankzij technologie kunnen ze juist nog meer bieden. Ik weet niet of zij daar ruimte voor hebben, want ik vermoed dat ze vaak al tot over hun oren in het werk zitten. Het moet dus niet opgelegd worden, maar een gesprek van twee kanten zijn.’

In dit artikel lees je meer over de digitale samenleving. Bekijk ook de digitale handreiking Dicht de digitale kloof.

Over Alexander van Deursen

De passie voor de toepassingen van technologische ontwikkelen binnen de inclusieve samenleving begon tijdens zijn studies mens en informatica in Eindhoven en nieuwe media en communicatiewetenschap aan de Universiteit van Twente. Sinds 2020 is Van Deursen hoogleraar bij de vakgroep communicatiewetenschap. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het Centrum voor Digitale Inclusie.