Maatschappelijke effecten in Alphen aan den Rijn: de perverse prikkel voorbij

Acht zorg- en welzijnsorganisaties werken in Alphen aan den Rijn samen in een verbond dat wordt beoordeeld op maatschappelijke effecten. Daardoor loont het om aan preventie te doen. ‘We doen nu meer wat we horen te doen.’

De grote veranderingen in Alphen aan den Rijn begonnen toen de gemeente besloot een deel van het sociale domein anders te gaan aanbesteden. Zoals in de meeste gemeenten lag het werkveld er versnipperd bij: vele aanbieders en talloze, veelal losse interventies. Met de decentralisaties voor ogen schreef de gemeente één opdracht uit voor alle nieuwe Wmo-taken (individuele ondersteuning aan inwoners, groepsbegeleiding en dagbesteding voor volwassenen met een beperking). Deze opdracht was zo breed geformuleerd dat bestaande zorg- en welzijnsaanbieders wel met elkaar moesten gaan samenwerken, wilden ze een kans maken.

TOM in de Buurt

Na meerdere overlegrondes met afvallers en aansluiters wisten acht zorg- en welzijnsorganisaties de krachten te bundelen onder de naam Tom in de Buurt. Tom won in 2014 de aanbesteding, die niet alleen over Alphen ging maar ook de naburige gemeenten Kaag & Braassem en Nieuwkoop. De centrale ideeën van het consortium liggen in de naam besloten: uitgaan van talent (T) in plaats van beperkingen, ondersteuning (O) bieden variërend van speciale zorg tot een duwtje in de rug, zodat iedereen in de buurt kan meedoen (M). Sinds 2015 opereren in de vijf kernen van Alphen vijf wijkteams, bestaande uit vijftien tot twintig wijkcoaches, generalisten met een eigen specialisme. Ze worden bijgestaan door een netwerk van zo’n 600 vrijwilligers. Op tientallen inlooplocaties kunnen inwoners terecht voor sociaal contact, een korte vraag, ondersteuning bij het organiseren van een activiteit, maar ook met complexere en zwaardere hulpvragen.

Samenwerkingsverband is beter in staat om de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken

Lumpsum voor maatschappelijk resultaat

De grondgedachte is dat een samenwerkingsverband, in zijn geheel aangestuurd, beter in staat is om de gewenste maatschappelijke effecten te bereiken. Eerder kregen de afzonderlijke zorg- en welzijnsorganisaties financiering voor hun afzonderlijke activiteiten. Dat betekende plat gezegd dat ze onderling concurreerden om klanten en geld. Meer cliënten en meer gemaakte uren betekenden meer budget. Deze ‘perverse prikkel’ is eruit gehaald. De gemeente beoordeelt het consortium nu op maatschappelijk resultaat. Tom in de Buurt krijgt jaarlijks een vast bedrag – een zogenaamde lumpsum van zeven miljoen euro – en moet zelf zorgen voor een optimale invulling van activiteiten. Het betekent dat het in ieders belang is om te doen wat werkt. En dat het aantrekkelijk is om te investeren in preventieve activiteiten, omdat het consortium daar zelf de vruchten van plukt.

21 januari: Congres Samen sturen op doen wat werkt
Wil je meer inspirerende ervaringen horen en met elkaar in gesprek over hoe je maatschappelijke effecten kunt bereiken en meten? Kom op 21 januari naar het landelijk congres Samen sturen op doen wat werkt in het sociaal domein in het stadhuis van Alphen aan den Rijn. Movisie, Sociaal Werk Nederland en de gemeente Alphen aan den Rijn nodigen je van harte uit! Meld je nu aan via www.movisie.nl/samendoenwatwerkt.

Vooruitgang voor inwoners...

Zowel de cliënten als de professionals zijn er sterk op vooruit gegaan, zegt Joost Hartog, projectleider van Tom in de buurt. De cliënt wordt veel sneller geholpen. Zijn vraag staat nu centraal, niet de indicatie van het systeem. In de oude situatie meldde iemand die bijvoorbeeld kampte met serieuze geestelijke gezondheidsproblemen zich na enig zoeken bij een van de zorgorganisaties. Die moest een diagnose stellen, voordat ergens anders een indicatie kon worden aangevraagd. Na weken wachten op afgifte van de indicatie, belandde hij op de wachtlijst van de zorgorganisatie. Het duurde maanden voordat de cliënt werd geholpen.

… en professionals

In de huidige situatie kan hij bij een Tom-locatie binnenlopen. De belofte is dat hij binnen vijf dagen wordt teruggebeld. De echte intake volgt binnen tien dagen. Wachtlijsten zijn er niet. Bovendien kan hij meteen na eerste binnenkomst al meedoen aan de reguliere inloopactiviteiten. De professionals, op hun beurt, zagen hun handelingsvermogen en gevoel van competentie vergroot. Ze kijken naar wat er nodig is en kunnen daar naar handelen. Ze kunnen direct schakelen met collega’s met expertise. En meteen op- of afschalen wanneer nodig. De schotten tussen organisaties en de bijbehorende bureaucratie zijn opgeruimd. ‘De professional bepaalt samen met de inwoner wat de beste ondersteuning is,’ zegt Hartog. Wederkerigheid komt daarbij ook aan de orde. ‘Er wordt altijd gevraagd wat mensen zelf voor een bijdrage kunnen leveren aan de buurt. Veel cliënten groeien door naar vrijwilliger.’

Joost-Hartog

Joost Hartog

Geen juridische entiteit

Acht organisaties met elk een eigen cultuur samenbrengen gaat niet zonder slag of stoot. Zeker als ze ook buiten Alphen opereren. Hartog zelf is afkomstig van Kwadraad, een organisatie voor maatschappelijk werk, actief in 52 gemeenten. ‘Dan kun je niet je personeelsbeleid omgooien en volledig aanpassen op Tom in de Buurt.’ De diverse lagen van de organisaties – wijkcoaches, management, bestuur – moeten op één lijn gebracht. In Alphen gebeurde dat in een context van een gezamenlijk project. Het consortium is geen juridische entiteit. Concreet betekent dit dat de afzonderlijke organisaties overeenstemming moeten vinden bij elk belangrijk besluit.

Gezamenlijke visie

‘Maar we hebben van tevoren heel zorgvuldig een gezamenlijke visie vastgesteld,’ zegt Hartog. ‘Dat helpt enorm. De organisaties zijn er niet voor hun eigen belang, maar voor het dienen van het maatschappelijke resultaat.’ Evengoed zijn er soms tegenstrijdige belangen. Hartog: ‘De samenstelling van de teams zijn van tevoren op de wijk aangepast. Na verloop van tijd kan blijken dat bijvoorbeeld meer coaches nodig zijn met een specialisatie ‘verstandelijke beperking’ en minder met specialisatie ‘ggz-problematiek’.’ Dat betekent dat de ene organisatie een fte moet inleveren ten gunste van de andere. De praktijk van de wijkcoaches moet prioriteit krijgen boven het belang van de organisaties. ‘In het begin was dat lastig, nu hebben we een gezonde balans gevonden.’

Forse groei aantal cliënten

Een belangrijk neveneffect van de hervorming van het Wmo-werk in Alphen aan den Rijn is een forse toename van het aantal cliënten. In het eerste jaar steeg dat met vijftig procent, daarna vlakte de groei af: 20 procent in 2016 en 8 procent in 2017. ‘We zijn veel laagdrempeliger geworden, dat kun je positief beoordelen,’ zegt Hartog. ‘In het verleden haakten mensen af, omdat ze lang moesten wachten op een indicatie en omdat soms een eigen bijdrage gold. Dat speelt nu niet meer.’ Bij Tom in de Buurt lopen nu ongeveer 1200 trajecten. Een getal dat op zichzelf niets zegt, beklemtoont Hartog. ‘Het ene traject is heel anders dan het andere. Het aantal inlopers registreren we niet. Waarom zouden we? We willen de bureaucratie minimaliseren.’ Omdat het totale budget vastomlijnd is en omdat zelfredzaamheid en collectieve ondersteuning sleutelbegrippen zijn, ligt een nieuwe perverse prikkel op de loer. Niet zoveel mogelijk uren schrijven, zoals eerst, maar zo min mogelijk doen, zoveel mogelijk overlaten aan vrijwilligers. ‘In theorie is dat waar,’ zegt Hartog. ‘In de praktijk is het tegenovergestelde het geval. Professionals zijn van oudsher erg betrokken bij cliënten. Ze moeten eerder leren soms wat meer los te laten, dan dat ze te weinig doen. Goede vrijwilligers zijn moeilijk te vinden. De werkdruk voor onze professionals is alleen maar toegenomen.’

Hester-Verbeek

Hester van Beek

Iemand die vroeger thuis werd geholpen met bereiding van de maaltijd, kookt nu samen met anderen in het buurthuis

Samen koken

‘In het begin was het ook een puzzel,’ zegt Hartog. De wijkcoaches zijn generalisten, maar hebben ook hun specialistische kennis. ‘Hoe zorg je dat die kennis optimaal wordt benut? Dat degene met een specialisme die nodig is niet net werk zit te doen dat een ander ook kan? Dat kost tijd. Inmiddels is iedereen het erover eens dat we nu veel meer doen wat we horen te doen dan voorheen.’ Voor sommige cliënten was de introductie van Tom in de Buurt ook even wennen. Degenen die intensieve individuele begeleiding nodig hebben, krijgen dat nog altijd. Om dat mogelijk te maken, worden anderen verwezen naar collectief aanbod. Iemand die vroeger thuis werd geholpen met bereiding van de maaltijd, kookt nu samen met anderen in het buurthuis.

Anders inkopen versnelt transformatie

De gemeente is dermate tevreden over de draai die is gemaakt in het Wmo-veld dat min of meer hetzelfde aanbestedingsproces is toegepast bij de basisvoorzieningen en – meest recent, in 2017 – de jeugdhulp. Ook daarvoor schreef Alphen aan den Rijn brede integrale opdrachten uit, die dwingen tot samenwerking van aanbieders. Anders inkopen versnelt de transformatie, is het idee van de gemeente. ‘Wij sturen op het feit dat er één of meer samenwerkingsverbanden komen,’ zegt projectleider maatschappelijke ontwikkeling Marjolein Buis. ‘Maar niet welke en hoe precies. De invulling laten we aan het veld over.’

Activiteiten van bibliotheek, theater of jongerencentrum kunnen de zelfredzaamheid van inwoners vergroten

Bij de basisvoorzieningen – bibliotheek, theater, jeugd- en jongerenwerk, organisaties voor culturele expressie en sportstimulering – is per 2016 het samenwerkingsverband Boost van start gegaan. De gemeente wilde dat de basisvoorzieningen zich ook meer zouden richten op kwetsbare inwoners. Activiteiten van bibliotheek, theater of jongerencentrum kunnen de zelfredzaamheid van inwoners vergroten en voorkomen dat inwoners zwaardere zorg nodig hebben. Andersom geldt het ook: doordat de basisvoorzieningen meer gaan samenwerken met zorg- en welzijnsorganisaties (lees: Tom in de Buurt) kunnen kwetsbare inwoners worden toegeleid naar bibliotheek, theater enzovoort.

Boost: aanbod op verzoek

‘Er moest bezuinigd worden op allerlei basisvoorzieningen,’ zegt Marjolein Buis. ‘We wilden die intact houden, liefst nog beter maken. Een andere aanbesteding dwingt tot reflectie. Waartoe zijn we op aarde?’ Boost is wezenlijk anders dan Tom in de Buurt, omdat het vooral een samenwerking aan de achterkant is, waar inwoners weinig van merken. De bibliotheek is nog gewoon de bibliotheek, het theater het theater. ‘Wij kunnen aanbod creëren op verzoek van Tom,’ zegt Hester van Beek, als directeur van de bibliotheek lid van de stuurgroep van Boost.

Scepsis

Medewerkers van de bibliotheek trainen vrijwilligers van Tom bijvoorbeeld in het geven van taallessen, de organisaties voor sportstimulering kunnen mensen met dementie bewegingstherapie geven. En via Welzijn op recept sturen huisartsen verwijzing naar Tom, die arrangementen regelt bij Boost. Van Beek: ‘De vraag komt vanuit Tom, wij brengen de expertise in.’ Ook bij Boost wordt de grote waarde van het (afgedwongen) samenwerkingsverband erkend. Van Beek: ‘Er zijn geen schotten, we kijken breder, naar onze maatschappelijke opgave.’ Maar scepsis is er ook, vooral bij de organisaties voor kunst en cultuur. ‘Er bestaat vrees dat we steeds meer worden beoordeeld op onze bijdrage aan het maatschappelijk resultaat, het ondersteunen van kwetsbare mensen. Dat kan het aanbod doen verschralen. Cultuur gaat om zoveel meer. ’

Waar licht dementerenden elkaar ontmoetten, komen nu ook mensen met autisme, met NAH en mensen die eenzaam waren

Doorontwikkeling interventies

De samenwerking binnen Tom heeft als bijkomend voordeel dat de acht organisaties kennis uitwisselen. Het gaat om grote organisaties, die voor een deel al werken met (wetenschappelijk) onderbouwde interventies. Ter plaatse worden die doorontwikkeld op basis van de daar spelende vraag. In een wijk met veel oudere inwoners groeien activiteiten rond mantelzorg, in een wijk met veel migranten zijn er taallessen en komen vrouwengroepen elkaar. Voormalige gespecialiseerde locaties – voor mensen met niet-aangeboren hersenletsel (NAH), verstandelijke beperking of ggz-problemen – hebben hun deuren opengezet voor alle cliënten. Het idee is dat iedereen zoveel mogelijk in zijn eigen wijk geholpen wordt. ‘De menging van doelgroepen levert interessante inzichten op,’ zegt Hartog. Op een locatie in Boskoop waar licht dementerenden elkaar ontmoetten, komen nu ook mensen met autisme, met NAH en mensen die eenzaam waren. ‘Dat blijkt heel goed te werken.’

Indicatoren

Maar de voornaamste winst, nogmaals, zit in het sturen op maatschappelijke effecten. De vraag is wel: hoe meet je die? De gemeente en Tom zijn meerdere indicatoren overeengekomen die iets zeggen over het maatschappelijk resultaat. Van inwoners die individuele begeleiding krijgen, worden scores op de zelfredzaamheidsmatrix en/of participatieladder vastgesteld. ‘Maar de vooruitgang of achteruitgang, zegt op zichzelf weinig,’ zegt Hartog. ‘In een buurt met veel ouderen kan stabiliteit of lichte achteruitgang over de hele lijn goed zijn. Mensen worden immers steeds ouder.’

hartog

Oud denken

Het gaat om het geheel van indicatoren en de context daarvan. Wat is er echt aan de hand? Wat is het verhaal? Tom meet ook klanttevredenheid, recidive (mensen die voor een tweede of volgende keer een traject ingaan) en tevredenheid van stakeholders. En de gemeente beoordeelt tevens de financiële gezondheid van de moederbedrijven. Bij elkaar genomen is dit een goede set van indicatoren, zegt Hartog. De lastigheid is niet zozeer het meten van effecten, maar veeleer het ‘oude denken’ van anderen. ‘In de gemeenteraad en in de zorgketen moet men wennen aan het verantwoorden en sturen op effecten in plaats van uren hulp. Sommige raadsleden willen nog steeds vooral weten hoeveel mensen we bediend hebben.’

Preventie lastig te meten

Bij Boost is het meten van effecten veel lastiger. Er zijn geen 1-op-1-relaties en dus worden er geen zelfredzaamheidsmatrixen en participatieladders ingevuld. En hoe meet je het effect van preventieve activiteiten? Hoe bewijs je dat de bibliotheek of het theater de eenzaamheid in een wijk heeft teruggedrongen? Van Beek: ‘We meten wel klanttevredenheid per organisatie. En we tellen bijvoorbeeld het aantal kwetsbaren dat gebruik maakt van de voorzieningen. Daarbij vertellen we een onderbouwd verhaal. Bijvoorbeeld dat we gezamenlijke activiteiten hebben georganiseerd rondom jongerenproblematiek en de overlast van jongeren in de buurt is teruggelopen.‘ Marjolein Buis van de gemeente: ‘Het is zoeken. Maar we willen hoe dan ook niet terug naar oude situatie, naar het alleen maar tellen van cliënten, bezoekers, ondersteuningsproducten of -trajecten. Dat zegt niks over het effect.’

Tekst: Marcel van Engelen. Foto: MacSiers Fotografie.