Niet praten maar luisteren

Mensen met psychische problemen zijn lang niet altijd gebaat met lange gesprekken en verstandige adviezen. In plaats daarvan zou de hulpverlener beter moeten aangesloten bij de leefwereld van zijn cliënt. Wat wil die zelf graag bijdragen?

Sinds het begin van de coronacrisis neemt de vraag naar zorg en ondersteuning voor mensen met psychische kwetsbaarheid toe. In een artikel van prof. Guus Schrijvers - en een interview daarover met Bert van der Hoek, directeur van het Trimbos Instituut - wordt uiteengezet hoe dat komt. Ook worden er vijf hoofdlijnen onderscheiden om de oorzaken van de toenemende vraag naar de GGZ (geestelijke gezondheidszorg) aan te pakken.

Ik raakte hierover in gesprek met Hans van Eeken, die als onafhankelijk ervaringswerker veel mensen is tegengekomen die vaak langdurig afhankelijk zijn (geweest) van GGz.  Wat hem opviel in zowel het artikel als het interview is dat de oplossing van het geschetste probleem vooral wordt gezocht in de wetenschappelijke richting en in de techniek. Als ervaringswerker ondervindt hij al ruim tien jaar dagelijks dat het begeleiden en ondersteunen van mensen met psychische problematiek helemaal geen rocket science is. Coachingstaal en rationele adviezen brengen het herstelproces niet op gang.  Toch wordt er in de zorg en in de begeleiding alsmaar tegen deze mensen aangepraat, geadviseerd en beleerd. Iedereen weet beter wat goed voor hen is dan zij zelf. Aansluiten bij hun leefwereld is volgens Hans van Eeken tenminste de helft van de oplossing. 

Zijn betoog doet mij denken aan iemand die ook al jarenlang bekend was bij de GGz (inclusief de verslavingszorg). Hij leefde van een bijstandsuitkering. Hij veroorzaakte veel overlast in de buurt. Een sociaal werker kwam met hem in contact en ontdekte dat hij heel goed kon schilderen. Ze vroeg hem of hij schilderlessen wilde geven in het wijkcentrum. Dat deed iets met hem. Hij werd -voor het eerst sinds vele jaren- aangesproken op iets waar hij goed in was. Hij nam de uitdaging met beide handen aan. Na enkele maanden vroeg hij of hij 50 euro per maand zou kunnen verdienen met het werk dat hij deed. Dat zou hem net iets meer bewegingsruimte geven. Het bleek niet mogelijk om dit te organiseren en hij voelde zich daardoor vernederd. Vanuit frustratie en onmacht gaf hij er de brui aan hij viel weer terug in zijn oude, destructieve gedrag. 

Stel dat Hans gelijk heeft en dat slechts de helft van de oplossing in de genoemde vijf hoofdlijnen zou kunnen worden gevonden, dan lijkt mij de door hem gesuggereerde zesde lijn de moeite van het verder verkennen waard. Die lijn houdt in, dat we gaan vragen wat mensen met een psychische kwetsbaarheid zélf van betekenis vinden, dat we gebruik maken van hun ervaringsdeskundigheid en inzetten op empowerment, ook van de naastbetrokken.  
In mijn proefschrift ‘Anders Kijken’ legde ik daar al een wetenschappelijke onderbouwing onder. We kunnen er wat mij betreft dus gelijk mee aan de slag. 
 

Janny Bakker-Klein, voorzitter van de Raad van Bestuur bij Movisie schreef deze blog voor de bijlage ‘Het goede leven’ van het Friesch Dagblad.