Onderzoek UvA onder jongvolwassenen met een lvb

'Praat maar niet over geld, dan breekt de pleuris uit'

Promovenda Charlotte Albers van de Universiteit van Amsterdam onderzocht de waarde van geld voor jonge mensen met een licht verstandelijke beperking (lvb). Die blijkt heel belangrijk voor het gevoel van eigenwaarde. Hulpverleners zouden daarom vaker het gesprek over geld aan moeten gaan.

De uitspraak ‘praat maar niet over geld, dan breekt de pleuris uit’ komt van een begeleider van een woonlocatie, in de beginfase van het veldwerk van Albers promotieonderzoek. Het triggerde de onderzoeker: tot dan toe was haar blik breed geweest, maar deze opmerking scherpte de focus aan. ‘Geld was kennelijk een beladen onderwerp. Ik merkte het steeds: ging het over geld, dan werd het al heel snel emotioneel.’ 

De sociale kant van geld is voor iedereen belangrijk, zegt Albers. ‘Maar dat is extra sterk als voor je gevoel je eigenwaarde steeds onder druk staat.’ De maatschappelijke lat van een zogenaamd normaal leven met huisje boompje beestje, ligt voor deze mensen vaak te hoog. In het dagelijks leven lopen ze tegen veel normen of verwachtingen aan ten aanzien van geld. ‘Als de mensen tegen wie je opkijkt dure merkkleding dragen, dan voelt het best logisch om een jas van zevenhonderd euro te kopen. Of dat je het weinige geld dat je hebt, overmaakt naar je moeder in het land van herkomst. Je wilt erbij horen, je wilt een goede zoon zijn.’

Conferentie 19 april 2022 ‘ik wil ook gewoon een normaal leven'

Onderzoeker Charlotte Albers (UvA) is een van de workshopleiders tijdens deze conferentie over het versterken van de ondersteuning aan jongvolwassenen met een lvb. Onderwerp van haar workshop is ‘Omgaan met geld, hoe kan dat beter?’ 
De bijeenkomst is op 19 april van 13:30-17:00 uur in het Podium Mozaïek in Amsterdam. De organisatie is in handen van Movisie en het Ben Sajet Centrum.  Meer informatie en aanmelden.

Botsende logica’s

Deze logica van de jonge mensen botst met de logica van de hulpverleners, constateert Albers. ‘Want hulpverleners richten zich vooral op het bijbrengen van verstandige keuzes, zoals in de supermarktfolders zoeken naar aanbiedingen. En dat ís natuurlijk ook belangrijk.’ Dat ze de begeleiding op deze manier insteken is begrijpelijk. Want de financiële dienstverlening zoals budgetbeheer is de laatste tien jaar steeds meer buiten de zorginstellingen belegd. 

Ze voegt eraan toe: ‘Hulpverleners kunnen aan de inkomstenkant bovendien niet of nauwelijks iets veranderen, dus moeten ze het wel zoeken in de uitgavenkant. De logica van het huishoudboekje.’ Al met al ontbreekt het aan goede begeleiding in de omgang met de sociale betekenissen van geld. Albers is ervan overtuigd dat dit beter kan, zonder dat het per se extra tijd hoeft te kosten. ‘Hulpverleners zien echt wel dat geld ook een sociale kant heeft. Maar dat het zo belangrijk is voor de eigenwaarde, dat is pas door mijn onderzoek zo expliciet naar voren gekomen.’

Andere bronnen voor eigenwaarde 

Hulpverleners hebben iets cruciaals in handen, zegt Albers: ‘Ze weten hoe ze kunnen bevestigen dat ze de ander zien, ze zijn thuis is gespreksvoering. Dat betekent dat ze dus juist wél over geld moeten praten. Ook al kunnen ze er niet meer van maken dan het is: geld is er doorgaans te weinig, met stress, schulden en frustraties tot gevolg. Erkennen dat weinig geld hebben balen is, dat erbij horen belangrijk is, vertellen dat je ziet dat iemand zijn best doet een goede zoon te zijn. Dat kan deze jonge mensen echt helpen.’

Een toekomstdroom kan motiveren, maar geeft ook risico’s op teleurstelling.

Behalve het gesprek aangaan over geld en alles wat daarmee samenhangt, ziet Albers nog meer aangrijpingspunten voor hulpverleners, al hangen die sterk samen met beleidsmatige keuzes. Albers kijkt daarbij kritisch naar hoe dagbesteding vaak geprofileerd wordt: als opstapje naar regulier werk. ‘We moeten meer op zoek naar andere bronnen voor de eigenwaarde. Kan iemand goed koken, fotograferen? Geef daar de ruimte en de credits voor. Zorg dat de naam van de fotograaf erbij staat als er een foto wordt gepubliceerd.’

Discrepantie tussen dromen en realisme

Albers realiseert zich terdege hoe lang de weg nog is, al was het maar vanwege de kwetsbare combinatie van de broze eigenwaarde en het aanzien dat betaald werk heeft: ‘Er zit vaak een discrepantie tussen dromen en realisme. Dat levert een spanningsveld op. Een toekomstdroom kan een motivator zijn, maar geeft ook risico’s op teleurstelling. Dat vraagt dus om rouwbegeleiding, om te leren omgaan met de beperkingen. Het vraagt om eerlijkheid en vanaf zo jong mogelijk werken aan een alternatieve toekomst.’

Co-onderzoeker met een lvb

In de beginfase van het onderzoek werkte ze samen met een co-onderzoeker met een lvb. ‘Dat was heel leerzaam’, blikt Albers terug. ‘Het gaf veel inzicht in bepaalde gevoeligheden, hoe zij relaties ervaart.’ Tegelijkertijd was het erg ingewikkeld, omdat de bijkomende problemen ook het onderzoek insijpelden. ‘Zoals moeite hebben met op tijd komen, en vooral de broze eigenwaarde. Daardoor staat het relationele altijd op de voorgrond, het gezien willen worden. Je moet er voor hen zijn, voor je iets anders kunt gaan doen.’

Albers benadrukt desondanks de waarde van de inbreng van deze co-onderzoeker. ‘Het doet recht aan hoe zij de wereld zien. Het is misschien lastig om die kennis te abstraheren naar het wetenschappelijke niveau dat nodig is voor mijn proefschrift, en het maakt het onderzoek misschien wat minder 'strak'. Maar het is wel belangrijk om ze op deze manier een stem te kunnen geven.’

Tekst: Tea Keijl