Professionele ruimte maakt bijstand niet per se rechtvaardiger

Hoe rechtvaardig is de bijstand? Over die vraag bogen experts uit wetenschap en praktijk zich tijdens het Kerstdebat dat Movisie eind 2020 organiseerde. Een deel van het antwoord is te vinden in de ruimte die klantmanagers ervaren in hun werk. Maakt meer ruimte de bijstand rechtvaardiger?

De vraag of de bijstand rechtvaardig is laat zich op het eerste gezicht lezen als een eenduidige ja/nee vraag. Maar om hem te kunnen beantwoorden, moeten we eerst wat preciezer kijken naar het begrip rechtvaardigheid. Want in de maatschappelijke discussie over de bijstand gaat het daar nauwelijks over. ‘Het gaat tegenwoordig vooral over zaken als effectiviteit, wederkerigheid en fraude’, schrijft emeritus hoogleraar Trudie Knijn in Streng maar onrechtvaardig.

4 maart: ‘Anders kijken’ met Janny Bakker-Klein en Pieter Omtzigt

Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt (CDA) ontvangt op 4 maart het eerste exemplaar van de nieuwe Movisie publicatie ‘Anders kijken’ van Janny Bakker-Klein. Al lang voor de toeslagenaffaire losbarstte, onderzocht zij hoe gemeentelijke- en sociaal professionals met mensen in kwetsbare posities omgaan. Het onderzoek startte vanuit verwondering over schrijnende situaties die zij privé en als bestuurder meemaakte waarbij mensen veel leed werd aangedaan. Vaak klopten in deze situaties het beleid en de regels formeel wel, maar bleken deze in de dagelijkse praktijk voor de mensen om wie het ging zeer nadelig uit te pakken. Tijdens de presentatie van het boek geeft Pieter Omtzigt zijn eigen visie op hoe bestuurders en ambtenaren anders om kunnen gaan met beleid en regels. Daarnaast is er een debat met diverse denkers en doeners. Gespreksleider is Olaf Stomp (Movisie). Je kunt je via dit aanmeldformulier voor deze digitale bijeenkomst gratis aanmelden. Onder de aanwezigen verloten we 25 exemplaren van ‘Anders kijken’.

Meld je aan

Sociale samenhang in het gedrang

‘Er zijn veel verschillende wetenschappelijke opvattingen over wat rechtvaardigheid is’, zegt Knijn tijdens het Kerstdebat en het is volgens haar heel relevant in verband met de bijstand. ‘Je hebt bijvoorbeeld de opvatting van het utilitarisme. Dat betekent kort gezegd dat het geld zo doelmatig mogelijk besteed moet worden.’ Die opvatting overheerst in Nederland al decennia totaal het beleid, maar het is zeer de vraag of dat ook daadwerkelijk rechtvaardig uitpakt. ‘In de bijstand wordt bijvoorbeeld beknibbeld op het re-integratiebudget: zo min mogelijk geld besteden om mensen weer aan het werk te krijgen.’

Gelijkwaardige gesprekken

Deze opvatting over wat rechtvaardigheid is, klopt dus in theorie misschien wel, maar pakt in de praktijk ongunstig uit. Daarom hanteren Knijn en enkele collega’s een andere benadering. ‘Daarin draait het om de begrippen herverdeling, vertegenwoordiging en erkenning.’ Kijk je naar de vertegenwoordiging, dan gaat het mis in de bijstand, legt ze uit. ‘Dat gaat bijvoorbeeld over gelijkwaardige gesprekken. Maar neem een statushouder die de taal nauwelijks kent, die heeft een enorme informatieachterstand ten opzichte van de klantmanager.’

Duurzame uitstroom is een belangrijke richtinggever

Duurzame uitstroom

Dat er de laatste jaren bezuinigd is op de re-integratiebudgetten, noemt klantmanager Bernou Vrerink niet als grote belemmering in haar dagelijks werk. Zij ervaart tegenwoordig juist veel ruimte om te doen wat nodig is. ‘Ik werk sinds 2006 in Amsterdam. In die tijd lag er bij ons een grote druk om mensen uit te laten stromen uit de bijstand. Werk was al snel passend. Toen in 2015 de Participatiewet van kracht werd, hebben wij die een lokale invulling gegeven met ons Koersbesluit met 26 richtlijnen. Die combineren gezond boerenverstand met de kennis op basis van onderzoeken over werkende principes. Dúúrzame uitstroom is bijvoorbeeld een belangrijke richtinggever. Dat geeft mij ruimte.’

Aanvraag honoreren

Als concreet voorbeeld van deze discretionaire ruimte beschrijft Vrerink een casus waarin ze de ontwikkeling van de cliënt zwaarder kon laten wegen dan directe uitstroom. ‘Deze mevrouw had een klein contract in een functie die ze ambieerde en dat combineerde ze met een opleiding. Op tafel lag de vraag voor een aanvullende bijstandsuitkering. Als ik strikt volgens de regels had besloten, dan had ik moeten zeggen dat ze meer uren zou moeten gaan werken, ook als dat buiten haar eigen branche zou zijn. Maar ik besloot de aanvraag te honoreren, want door de opleiding had ze perspectief om op termijn een groter en contract te kunnen krijgen.’

Landelijk beeld

Ido van der Meulen is directeur van SAM, de beroepsvereniging van uitvoerders in het publieke sociaal domein. Is Amsterdam een gunstige uitzondering qua ruimte voor klantmanagers? Wat ziet hij als landelijk beeld? ‘Je ziet wel enig verschil tussen gemeenten met rechtse coalities en gemeenten met een progressievere en sociale signatuur. Maar we moeten dat vooral niet groter maken dan het is.’

Ruimte vergt goed gekwalificeerde professionals

Grondwet als leidraad

Van der Meulen ziet naast de verschillen tussen de lokale uitwerking in de verordeningen vooral de overeenkomst dat klantmanagers over de hele linie behoorlijk wat ruimte hebben. Dat schept een grote verantwoordelijkheid en vergt goed gekwalificeerde professionals. Maar bovendien, zegt Van der Meulen: ‘De politieke wind komt en gaat. Professionals kunnen de grondwet als leidraad nemen. Mensen hebben recht op fatsoenlijke arbeid en op een minimaal niveau van welzijn. Als een wet of lokale verordening daartegenin druist, dan prevaleert de grondwet.’

Nauwelijks vakkennis

Dat klinkt misschien logisch, maar kan in de praktijk knap ingewikkeld blijken. Ook al omdat professionals in hun afwegingen nauwelijks kunnen terugvallen op bewezen effectieve methodieken, aldus Van der Meulen. ‘Professionals zijn daardoor als huisartsen die medicijnen voorschrijven zonder dat ze weten wat de effecten zijn.’ Om die situatie te verbeteren is hij inhoudelijk betrokken bij het onderzoeksprogramma vakkundig aan het werk.

Gevaar voor willekeur

Een andere vraag is hoe de ruimte van de professional zich verhoudt tot het gevaar voor willekeur? Ofwel: maakt ruimte rechtvaardiger? Knijn ziet daar een groot risico. ‘De Participatiewet is een gruwelijk ding. De interpretatie van de rechten en plichten ligt bij de klantmanager. De burger is overgeleverd aan de willekeur van degene die tegenover hem zit.’ Vrerink daarentegen denkt dat het wel meevalt met dat risico. Bij twijfel gaat ze te rade bij een collega. ‘Ik weet wel bij wie ik terecht kan, juist ook als ik op zoek ben naar een andere zienswijze dan mijn eigen. Ook doen we aan casuïstiekbespreking in de groep, waarbij we ons handelen openlijk bespreken en wegen.’

Kentering in het denken

Van der Meulen juicht in dit verband het maatschappelijke debat naar aanleiding van de kinderopvangtoeslagaffaire toe. Volgens hem heeft de overheid de belangrijke en complexe taak van professionals in het publieke sociaal domein jarenlang onvoldoende serieus genomen en niet op waarde geschat. ‘De uitwassen daarvan komen nu hardvochtig bovendrijven. Op alle niveaus speelt nu de vraag hoe we om willen gaan met mensen die hulp nodig hebben: politiek, bestuurlijk, bij het management.’ Hij signaleert daarbij een kentering in het denken: ‘Het is aan het draaien van “eigen schuld” en “keihard aanpakken” naar meer compassie en vertrouwen.’

Auteur: Tea Keijl