Regionale communicatiesamenwerking in Noordoost-Brabant: één beeldmerk, één boodschap 

Kennisproduct van Meierijstad

Een aantal Koplopergemeenten in regio Noordoost-Brabant hebben zich verenigd in een samenwerkingsverband: ze organiseerden een regiobijeenkomst ter inspiratie van niet-koplopergemeenten, overwegen gezamenlijk op te trekken in onafhankelijke cliëntondersteuning (Co) voor specifieke doelgroepen en hebben elkaar bovenal gevonden in een intensieve samenwerking rondom de communicatiestrategie. Over deze strategie sprak Movisie met Simone van Kampen (projectleider bij koplopergemeenten Meierijstad, Vught, Eindhoven, Boxtel en Sint-Michielsgestel) en Gina van Bree (beleidsmedewerker bij gemeente Meierijstad). Zij zien het opzetten of versterken van een regionale samenwerking als één van de taken van een Koplopergemeente. Wat is volgens hen de meerwaarde van deze regionale communicatiesamenwerking? Wat zijn uitdagingen? En wat zijn de toekomstplannen?

‘Verhuis je van Heesch naar Veghel, dan blijft de informatie overeenkomen.'

Toolbox beschikbaar 

Binnen het samenwerkingsverband, dat bestaat uit de projectleiders, beleidsmedewerkers en communicatiemedewerkers van de betrokken gemeenten, zijn de volgende Koplopergemeenten actief: Bernheze, Boxtel, ’s-Hertogenbosch, Meierijstad, Sint-Michielsgestel en Vught. Rondom het thema communicatie komen de betrokkenen gemiddeld eens per maand samen voor overleg. ‘Die maand is ook echt nodig, omdat er bijvoorbeeld een nieuw idee naar de vormgever gaat, deze het idee gaat uitwerken en de gemeenten er daarna intern op moeten kunnen reageren,’ aldus van Bree. Samen werken zij aan de ontwikkeling van een toolbox rondom communicatiemiddelen. Deze willen ze vervolgens beschikbaar stellen aan regionale (en mogelijk landelijke) niet-Koploper gemeenten. Eerst moet nog wel overeenstemming worden bereikt over de voorwaarden die hieraan gekoppeld worden. Een gemeente die gebruik wil maken van de middelen, zal zich in ieder geval dienen te committeren aan het beeldmerk. 

‘Tijdens de eerste bijeenkomst was het nog zoeken. Waarom zitten we hier en wat gaan we doen? Dat moet groeien en het duurt even tot je echt commitment van de groep voelt.'

Commitment moet groeien

Terug naar het begin van deze samenwerking. Projectleiders Maarten van den Broek, Brigitte Joosten en Simone van Kampen (allen vanuit Stichting MEE de Meent Groep) zijn betrokken (geweest) bij de zes Koplopergemeenten en voerden hierover structureel overleg. Van Kampen: ‘In Boxtel en Sint-Michielsgestel was ik bezig met een behoefteonderzoek. Ik wist dat er in Vught aandacht was voor eenzelfde specifieke doelgroep binnen het project. Zo ontstond de vraag of we elkaar niet ook op andere verschillende fronten kunnen versterken en de krachten kunnen bundelen.’ Een eerste kennismakingsbijeenkomst volgde en de betrokken gemeenten deelden hun ideeën bij het voorstel. Van Bree: ‘Tijdens de eerste bijeenkomst was het nog zoeken. Waarom zitten we hier en wat gaan we doen? Dat moet groeien en het duurt even tot je echt commitment van de groep voelt. Al gauw zagen we dat we elkaar konden versterken op het gebied van communicatie, dus daar zijn we toen mee gestart.’ 

Eén naam, één logo 

Binnen de gezamenlijke strategie hebben we eerst nagedacht over de terminologie. Hoe noemen we onafhankelijke cliëntondersteuning (Co)? Het leek ons wenselijk om hierin regionaal met elkaar op te trekken. Van Kampen: ‘Voor de inwoner is het onduidelijk als Co in elke gemeente een andere naam en een ander logo heeft. Het zou wat mij betreft eigenlijk landelijk overeen moet komen, maar daar hebben we geen invloed op. Wel op onze eigen regio.’ Vanuit elke gemeente leverden de Meedenkgroepen input. Uiteindelijk is gekozen om de term ‘onafhankelijke cliëntondersteuning’ te blijven gebruiken. Zo staat het in de wet en de mensen die het al wel kennen, zijn bekend met die naam. 

Eenheid in uitstraling

In aanvulling op de terminologie moest er volgens van Bree en van Kampen een beeldmerk komen dat meer tot de verbeelding van inwoners sprak. Om het beeldmerk (en de ondersteuning) echt onafhankelijk neer te zetten komen de kleuren niet overeen met de huisstijlen van de betrokken gemeenten. Daarnaast wilde men drie inhoudelijke kernwoorden toevoegen aan het logo, te weten ‘gratis’, ‘onafhankelijk’ en ‘deskundig’. Vanuit een gezamenlijk budget heeft een vormgever het beeldmerk ontwikkeld. ‘Deze kwam met een groot aantal voorstellen, waar ook de Meedenk-groepen op mochten ‘schieten’, aldus van Kampen.  

'Elk communicatiemiddel van elke gemeente komt voor 95% overeen. Het enige wat afwijkt zijn de contactgegevens van de organisaties die er binnen de gemeente uitvoering aan geven.’

95% overeenkomst 

Elke gemeente leverde input voor het regionale communicatieplan, met daarin een overeengekomen basisboodschap. Van Kampen: ‘We hebben er lang over gedaan voordat de regionale basisboodschap voor iedereen naar wens was.’ Hierin staat onder meer een simpele uitleg over wat Oco is, meer over het doel van het plan, hoe de bekendheid vergroot kan worden, wat de doelgroepen zijn, wat belangrijke vindplaatsen en verwijzers zijn en welke communicatiemiddelen er nodig zijn. Van Kampen: ‘Alles is in dezelfde stijl ontwikkeld. We willen levensbreedheid uitstralen en daar rekening mee houden in de beelden. Elk communicatiemiddel van elke gemeente komt voor 95% overeen. Het enige wat afwijkt zijn de contactgegevens van de organisaties die er binnen de gemeente uitvoering aan geven.’ 

Inmiddels zijn de flyers, posters en banners gemaakt, zijn beelden voor narrowcasting ontwikkeld (te gebruiken op schermen in wachtkamers) en is er een animatiefilmpje in de maak. Daarbij is gebruik gemaakt van de oorspronkelijke video van koplopergemeente Almere. Deze kon tegen een aantrekkelijk tarief worden overgenomen en aangepast. Mogelijk wordt deze in de toekomst ook in andere talen beschikbaar gesteld. Van Bree wijst op het relatief ‘tijdloze’ aspect van een animatievideo. Ze vertelt: ‘Als we mensen vragen om hun verhaal te doen, dan kan het verouderd raken of kan men op den duur de toestemming voor het gebruik van de beelden intrekken. Dat was een argument om niet te werken met real life ervaringsverhalen.’ Hier voegt van Kampen aan toe dat videomateriaal zorgt voor een groter bereik onder inwoners en dat de combinatie van gesproken tekst én ondertiteling de video ook voor mensen met een auditieve of visuele beperking toegankelijk maakt.

Wederkerigheid 

Wanneer een gemeente afzonderlijk een communicatiemiddel aan wil passen aan lokale behoeften, bijvoorbeeld gericht op een specifieke doelgroep, wordt een zekere wederkerigheid verwacht. Zo heeft gemeente Vught blinden en slechtzienden als specifieke doelgroep van aandacht. Na overleg heeft de gemeente besloten hier zelf een aangepaste flyer voor te ontwikkelen en deze ook beschikbaar te stellen voor de andere betrokken gemeenten. Dit wordt twee kanten op verwacht. Van Kampen: ‘Stel dat Meierijstad iets wil ontwikkelen specifiek voor mensen met een migratieachtergrond, dan wordt verwacht dat dit met elkaar wordt gedeeld ter inspiratie en in overleg gebruikt kan worden.’

'Het maakt uit of je bij het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) in de wachtruimte zit of bij de afdeling W&I (Werk en inkomen) van het gemeentehuis. Dan heeft de inwoner andere type vragen.'

Variatie per doelgroep 

De posters, banners en de narrowcasting zijn ontwikkeld in verschillende varianten. Van Kampen: ‘Er is een algemene variant en er zijn aparte beelden voor ouderen, jongeren en gezinnen. De aansluiting en de vindplaatsen kunnen anders zijn. Het maakt uit of je bij het CJG (Centrum voor Jeugd en Gezin) in de wachtruimte zit of bij de afdeling W&I (Werk en inkomen) van het gemeentehuis. Dan heeft de inwoner andere type vragen. We hebben andere beelden gebruikt en in zinnen soms het accent nét anders gelegd, met als doel om beter bij de doelgroep aan te sluiten.’ 

Ruimte voor eigen uitvoering

Ondanks de gedeelde communicatiemiddelen is er geen gemeenschappelijke website. Van Kampen: ‘Dat was niet haalbaar. Elke gemeente heeft eigen keuzes gemaakt ten aanzien van aanmeldpunten(en) en betrokken organisaties. Elke gemeente vermeldt zelf in haar communicatiemiddelen waar mensen terecht kunnen. Bij de ene gemeente worden de uitvoerende partijen op de flyer gezet en bij de ander is er alleen een verwijzing naar de website en telefoonnummer of een verwijzing naar het coördinatiepunt. De manier waarop Oco lokaal wordt uitgevoerd, dáár liggen de verschillen. Daar wilden we ruimte voor behouden.’ 

Buiten de gemeentegrenzen 

Van Bree en van Kampen zien het als grote meerwaarde om gezamenlijk op te trekken in het regionaal vergroten van de bekendheid van Co en het uniform uitdragen van een herkenbaar beeld. Van Kampen: ‘Als je van Heesch naar Veghel zou verhuizen, blijft de informatie overeenkomen. Alleen de partijen die er invulling aan geven verschillen.’ Van Bree vult aan: ‘Mensen bewegen niet alleen binnen de gemeentegrenzen, maar ook daarbuiten. Denk aan een jongere die in Veghel woont en in Den Bosch naar school gaat en daar informatie over Oco tegenkomt.’ Daarnaast zijn beiden er voorstander van om regionaal op te trekken in het voorlichten van (regionale) organisaties over Co. ‘Bij sommige organisaties bestaat weerstand richting Co. Er kan het beeld bestaan dat een Co je op de vingers komt kijken. Het is een gezamenlijk belang om iets te doen aan het beeld dat soms bestaat over Co.’ Een andere meerwaarde van regionaal optrekken is volgens van Kampen het efficiënter gebruik maken van de bestaande middelen. ‘Juist omdat je een gezamenlijk budget hebt kun je meer opleveren.’ Tenslotte is elkaar inspireren een belangrijke win, waarbij volgens van Kampen elke gemeente weer net door een andere bril kijkt. 

Gezamenlijk leertraject 

Naast de meerwaarde van gezamenlijk optrekken, zijn er ook uitdagingen. Van Kampen: ‘Het is een uitdaging om iedereen aangehaakt te houden en onderling goed te blijven communiceren en afstemmen. En hoe je ervoor zorgt dat mensen die niet aansluiten bij een overleg toch input leveren en akkoord geven. Al doende leert men.’ Van Bree: ‘Je zet een groep bij elkaar, maar je hebt nog een heleboel afspraken te maken, bijvoorbeeld over hoe samen te werken en de tijdsinvestering. Het is een gezamenlijk leertraject waarin je moet zoeken naar een manier die voor die specifieke groep werkt. Iedereen heeft daarnaast eigen interne werkprocessen. Wie wat en met wie moet afstemmen verschilt ook per gemeente.’ Van Kampen vult aan: ‘We hebben ook wisselingen gehad. Dat vraagt om investering in nieuwe mensen, zodat je weer door kan. Het hoort erbij.’ 

Geoliede machine

Van Bree en van Kampen zijn beiden erg te spreken over de huidige samenwerking. Van Bree: ‘De knelpunten die we tegenkwamen hebben we aangepakt en opgelost. Het loopt goed, we weten elkaar te vinden en kennen de verwachtingen. Het wordt steeds meer een geoliede machine.’ Van Kampen: ‘Op voorhand maken we nu duidelijkere afspraken. De grootste uitdagingen hebben we inmiddels overwonnen.’ 

Regionale uitwisseling specialistische Oco’s 

Naast de communicatiestrategie hebben de gemeenten elkaar ook op andere vlakken gevonden. Zo is destijds het behoefteonderzoek voor mensen met een auditieve beperking en mensen met GGZ problematiek gezamenlijk opgepakt in Sint-Michielsgestel, Boxtel en Vught. Daarnaast overwegen de gemeenten om regionaal op te trekken in de organisatie van Co voor specifieke doelgroepen. Van Kampen: ‘We kijken nu of er groepen inwoners zijn die iets dusdanig specifiek vragen van een Oco, dat het mogelijk té specifiek is om het lokaal in te richten, maar misschien wél regionaal. Mogelijk kan het lokaal worden geregeld en kan de kennis regionaal worden uitgeleverd. Dit is nog in de oriëntatiefase. We gaan eerst onderzoeken of dit voor mensen met een auditieve beperking passend is en zijn daarvoor ook met de organisaties GGMD en Kentalis in gesprek.’ Hier zitten volgens van Kampen wel haken en ogen aan. Denk aan het financieel regelen van de regionale uitwisseling en de vraag of je een regionale reisafstand van vrijwillige Co’s mag vragen. Daarnaast is het volgens van Kampen de vraag wat je van een specialistische cliëntondersteuner mag verwachten. Opnieuw het voorbeeld van de specialist op het terrein van mensen met een auditieve beperking: ‘verwacht je dat deze gebarentaal beheerst, of gaat het er vooral om dat deze Oco de partners kent in het werkveld, kan verbinden en gesprekken kan voeren met de inwoner en de gebarentolk erbij?’  

Tips en inspiratie 

Met bovenstaand verhaal hopen van Bree en van Kampen andere gemeenten te inspireren om óók regionaal de verbinding te zoeken op het thema onafhankelijke cliëntondersteuning. Het is duidelijk geworden dat er in Noordoost Brabant al veel rondom regionale samenwerking is ontwikkeld én dat er nog volop ideeën liggen voor vervolgstappen. Tot slot delen van Bree en van Kampen nog een paar aanvullende tips: 

  • In een samenwerking kun je veel werk samen verzetten. Maar het duurt ook langer voor je een stap kunt zetten. Daar moet je in de planning rekening mee houden.
  • Laat je niet tegenhouden of frustreren door vallen en opstaan, maar probeer elkaar steeds weer te vinden. Van Bree: ‘We zijn veel gevallen en ook veel weer opgestaan. Daarmee groei je ook naar elkaar toe en dat maakt dat het nu zo goed verloopt.’ Van Kampen: ‘Herinner zo nodig aan de gemeenschappelijke grond en overeenkomsten. Ook kan je altijd terugvallen op het communicatieplan met doelen en afspraken.’
  • Wees als (nieuwe) Koplopergemeente omgevingsbewust. Weet welke gemeenten in de regio Koploper zijn (geweest) en ga na in hoeverre aansluiting mogelijk is. Gebruik ook bestaande voorbeelden van communicatiemiddelen ter inspiratie en concretisering. Van Bree: ‘Het helpt om al iets in handen te hebben waar je samen op kunt schieten. Daarmee wakker je de discussie veel meer aan dan wanneer je vanaf het begin gaat nadenken over bijvoorbeeld een filmpje.’ 
  • Geef ruimte voor lokale verschillen, maar blijf ook zoeken naar zo veel mogelijk uniformiteit.