De rol van sociaal werk in de digitaliserende samenleving

Door de coronacrisis kwamen digibeten, veelal mensen in een kwetsbare positie, verder dan ooit op afstand van de samenleving. Sociaal werkers kunnen hun digitale vakmanschap versterken, zodat ze meer bij kunnen dragen aan een digitaliserende samenleving die sociaal, veilig en inclusief is. Movisie werkt de komende jaren aan drie focuspunten zodat sociaal werkers deze rol kunnen pakken.

Om meer inzicht te krijgen in de vraagstukken met betrekking tot de digitalisering van de maatschappij, is vanuit Movisie het project ‘Meedoen in de digitale samenleving’ gestart. We bekijken daarin wat de vraagstukken zijn voor het sociaal werk om op te pakken en hoe zij dat al doen of nog meer en beter kunnen doen. In dit artikel beschrijven we drie belangrijke vraagstukken, en wat die vragen van sociaal werkers. Om te beginnen is er meer aandacht nodig voor de digitale kloof tussen inwoners, ten tweede moeten sociaal werkers digivaardig én vakbekwaam zijn en ten derde is extra aandacht nodig voor online weerbaarheid van inwoners in Nederland. Movisie richt zich de komende jaren op deze drie focuspunten om zo te werken aan een sociale, veilige en inclusieve samenleving.

Focuspunt 1. Te weinig zicht op digitale kloof

Ongelijkheid in digivaardigheden en digitale middelen 

Een van de meest urgente vraagstukken is de digitale kloof in de samenleving. Die uit zich op twee manieren: in ongelijkheid tussen mensen wat betreft hun digitale vaardigheden en in ongelijkheid in de toegang tot digitale middelen om volwaardig kunnen participeren. 

Een aanzienlijk deel (20%) van de Nederlandse bevolking heeft geen of weinig ervaring met de computer of andere digitale middelen (Non & Dinkova, 2021). Nederland doet het overigens wel een stuk beter dan andere Europese landen, daar ligt dit percentage vaker rond de 40 procent. In Nederland hebben ongeveer 3,4 miljoen inwoners moeite om zelfstandig overheidszaken te regelen, doordat zij digitale vaardigheden missen (VNG, 2019). Met name mensen van 65 jaar en ouder en laagopgeleiden beschikken niet over de digitale basisvaardigheden. Bij in totaal zo’n vijf miljoen mensen ontbreekt het bovendien aan voldoende mediawijsheid om bewust, kritisch en actief om te gaan met online media (Plantinga & Kaal, 2018; Manifestgroep en openbare bibliotheken, 2018).

Inwoners die niet digivaardig zijn, lopen risico op uitsluiting in digitaliserende samenleving

Inwoners die niet digivaardig zijn, lopen risico op uitsluiting in de digitaliserende samenleving en hierdoor ook in de offline samenleving. Dit werd in Amerika geformuleerd als een van de uitdagingen voor het sociaal werk de komende jaren (Cosner Berzin, Singer, & Chan, 2015). Uitsluiting van bijvoorbeeld informatie en ondersteuning (vanuit de overheid en maatschappelijke organisaties), maar ook steunende sociale contacten. Het gaat dus niet alleen om de digitale vaardigheden, maar ook over de beschikking en toegang tot digitale middelen, zoals een computer, tablet of smartphone. Lang niet iedereen in Nederland beschikt hierover: 17 procent van de Nederlanders heeft geen toegang tot een laptop of tablet.

Onvoldoende zicht op het probleem en verbeterhandvatten 

Het is volgens experts echter niet helder hoe groot het probleem is. Er zijn wel cijfers over hoeveel mensen in Nederland niet digivaardig zijn, maar wat is het gevolg voor die mensen in hun leven? Zijn er verschillende groepen te onderscheiden, met ook weer een andere impact op hun leven? En waar hebben zij wel en niet behoefte aan in hulp en ondersteuning? Er bestaat al veel hulpaanbod voor burgers, maar dat is erg onoverzichtelijk. Er is volgens de experts bovendien nog onvoldoende samenwerking op dit thema tussen bijvoorbeeld gemeenten, sociaal werk en scholen en ook het delen van kennis kan beter. Sociaal werkers komen er mede hierdoor, nog onvoldoende aan toe om het vraagstuk bij inwoners te signaleren en hulpaanbod in te zetten om inwoners hierin te ondersteunen.

Digitale samenleving. Eigen keuze? 

Maar het gaat niet alleen over het gebrek aan digitale vaardigheden en middelen. Want móet je digitaal participeren om mee te kunnen blijven doen aan de samenleving? In hoeverre heb je de keuze om wel of niet digitaal te participeren? Welke andere mogelijkheden voor ondersteuning en toegang tot informatie en sociale contacten moeten er blijven om inclusie voor iedereen mogelijk te maken? De beschikbaarheid van alternatieve mogelijkheden is wel het uitgangspunt van overheid en EU, maar in de praktijk kiezen uitvoeringsorganisaties en gemeenten vaak voor een kanaal waardoor de keuzevrijheid beperkt wordt.

Het tegengaan van de digitale kloof 

Om de digitale kloof te verminderen en de positie van inwoners te versterken is het onder andere van belang om: 

  • Materiaal en ruimte om te participeren toegankelijk te maken: denk hierbij aan de beschikking en toegang tot digitale middelen. 
  • Mogelijkheid om digivaardiger te worden: leren omgaan met internet en mediawijsheid. Bestaande mogelijkheden verbinden en actief aanbieden.
  • De dienstverlening inclusiever maken, zorgen dat digitalisering niet uitsluitend werkt doordat het de enige mogelijkheid van meedoen en toegang tot dienstverlening is, maar zorgen dat het een van de kanalen is die inwoners kunnen gebruiken, al dan niet in combinatie met offline.
  • Aandacht voor landelijke en globale trends die van invloed zijn op het welzijn van inwoners, denk aan de invloed van sociale media op polarisatie en complot denken, maar denk ook aan privacy issues.  

Focuspunt 2. Sociaal werkers moeten digivaardig én vakbekwaam zijn

Onvoldoende aandacht voor het vraagstuk 

Niet alleen de digitale vaardigheden van inwoners blijven achter, ook voor professionals valt nog het nodige te doen om hen digivaardig te maken. Dat gebeurt bijvoorbeeld via het programma Digivaardig in de zorg, dat sinds kort ook vertaald wordt naar de welzijnssector. Maar dat gaat alleen nog over de vaardigheden. Sociaal werkers zouden ook meer oog moeten hebben voor de digitale kloof die zij zouden moeten helpen dichten. Er is vanuit het sociaal werk onvoldoende aandacht voor dit vraagstuk. De experts in onze expertsessie noemen daarvoor mogelijke redenen: 

  • Het ontbreken van de kennis en kunde om de digitale kloof te signaleren en te dichten en risico’s in de online leefomgeving te signaleren. 
  • De handelingsverlegenheid om de digitale kloof (waaronder het ontbreken van digitale vaardigheden/middelen) bespreekbaar te maken met inwoners. 
  • Het ontbreken van digitale vaardigheden bij sociaal professionals zelf, om digitaal in contact te komen met de doelgroep en om digitale tools in te zetten voor hulpverlening. 
  • Weerstand om digitale middelen in te zetten, vanuit het idee dat inwoners niet via digitale middelen kunnen en willen communiceren en vanuit de angst dat technologie de baan van sociaal professionals gaat overnemen. 

Bepaal goed wanneer offline, online of blended werken wenselijk is

De digitale straathoekwerker 

Als gevolg hiervan komt blended hulpverlening, waarbij sprake is van een mix van offline en online hulpverlening om in contact te komen met de doelgroep, nog onvoldoende van de grond. Het inzetten van digitale tools en technieken heeft juist als doel om interventies effectiever en inclusiever te maken. Een deel van de doelgroep van het sociaal werk is namelijk gebaat bij de aanwezigheid van het sociaal werk in de online leefomgeving en online contact. Op deze manier kunnen zij laagdrempeliger worden geholpen bij hun persoonlijke hulpvragen en risico’s in de digitale leefwereld. Bijvoorbeeld als het gaat over hoe mensen zich online gedragen of bejegend worden door anderen. Daarnaast zou de sociaal werker juist de functie van bruggenbouwer kunnen hebben tussen de online en offline leefwereld en mensen die vastlopen in de digitale samenleving, bijvoorbeeld door inwoners de weg te wijzen naar cursussen of door publieke instanties te wijzen op de doelgroepen die niet digivaardig zijn en een andere werkwijze nodig hebben. Dit vraagt extra vakmanschap, maar dat kan pas ontstaan als de professionals zelf digivaardig zijn en kennis hebben van digitale interventies. 

Een lerende digitale omgeving 

De verantwoordelijkheid om aandacht voor het meedoen in de digitale samenleving te vergroten ligt ook bij de organisaties voor sociaal werk zelf: door het faciliteren van een lerende omgeving voor het versterken van de digitale vaardigheden onder sociaal professionals en digitale/blended hulpverlening. Ook zou er bij de hogescholen meer aandacht voor blendedhulpverlening moeten komen in het curriculum.  

Offline contact blijft noodzakelijk

Bij sommige persoonlijke hulpvragen van inwoners en doelgroepen is alleen offline hulpverlening mogelijk. Dat moeten aanbieders erkennen. Net als dat het inefficiënt en uitsluitend werkt als je met name of alleen online aan de slag gaat. Het blijft van belang om fysieke ontmoetingen mogelijk te maken, door middel van huisbezoeken en contact in het buurtcentrum, om zo alle inwoners ondersteuning te kunnen blijven bieden. Bepaal dus goed wanneer offline, online of blended werken wenselijk is en laat idealiter de inwoner dat zelf bepalen.

De vraag die ontstaat: hoe kan je digitale tools of specifiek het internet goed en verantwoord gebruiken, zodat het de inwoner en sociaal professional voordeel oplevert? Het gaat hierbij om empowerment van zowel de inwoner als de sociaal professional. 

Focuspunt 3. Het vergoten van de online weerbaarheid

De online leefwereld als nieuw en belangrijk terrein voor de sociaal professional 

De sociaal professional heeft niet alleen een rol in het bijdragen aan veilige buurten, wijken en dorpen en het dichten van kloven tussen mensen in de offline wereld, maar inwoners begeven zich ook steeds meer in de online wereld, waardoor er nieuwe maatschappelijke uitdagingen ontstaan en mensen in andere onwenselijke situaties terecht kunnen komen. Denk hierbij aan situaties die zich in de persoonlijke sfeer voordoen zoals sexshaming, grooming, cyberbullying, maar ook online discriminatie, en online polarisatie, waarbij groepen mensen tegen elkaar worden opgezet. Zaken die ook invloed hebben op de offline wereld. De online en offline wereld lopen meer en meer door elkaar heen en in elkaar over.

Het is daarom cruciaal dat sociaal professionals zich inzetten voor het vergroten van de online weerbaarheid van hun inwoners en ook henzelf. Wanneer inwoners en sociaal professionals zich weerbaarder kunnen opstellen in de online wereld draagt dit bij aan hun gevoel van sociale veiligheid en voelen ze zich minder kwetsbaar. Het creëren van een sociale/inclusieve en veilige digitale samenleving biedt nieuwe mogelijkheden voor verbinding en meer betrokkenheid bij anderen en groepen. 

Het vergroten van de online weerbaarheid 

Om de online weerbaarheid te vergroten van kwetsbare inwoners en om hun sociale veiligheid te beschermen is het daarom van belang dat:

  • Sociaal professionals vakbekwaam zijn in de online wereld zodat zij een verbinding kunnen maken tussen de offline wereld en de online wereld van hun doelgroep en samen met inwoners kunnen werken aan de vaardigheden om ook online een sociaal en veilig leven te leiden. 
  • Sociaal professionals praktijken zoals online polarisatie, online haat, seks shaming et cetera kunnen signaleren en tegengaan zodat inwoners zich veilig kunnen voelen in de online wereld.
  • Sociaal professionals ervaren zijn met de verschillende middelen die zij in kunnen zetten om de sociale veiligheid in de online wereld van inwoners te waarborgen.

Omdat mensen zich online anoniem af kunnen zetten ontstaat er frictie, haat en onbegrip

Online polarisatie 

Een veelvoorkomend onderwerp in de online wereld anno 2021 is polarisatie tussen verschillende groepen. Doordat mensen zich online op anonieme wijze af kunnen zetten tegen mensen die niet tot hun groep behoren ontstaat er frictie, haat, woede en onbegrip, wat weer kan leiden tot ruzies en conflicten. Er ontstaat een in-group out-group effect waarbij mensen zich alleen open en sociaal opstellen naar mensen binnen hun eigen groep. Iedereen die daarbuiten valt wordt door hen als de out-group gezien waardoor ze deze mensen anders en vaak ook ongelijker behandelen.

Wie is verantwoordelijk?

De verantwoordelijkheid om dit proces tegen te gaan en online te interveniëren, ligt volgens de experts niet alleen bij de sociaal professionals maar moet ook worden opgepakt door gemeenten, landelijk bestuur en zelfs op internationaal niveau. Sociale media en ook multinationale bedrijven spelen hier een belangrijke rol in en zijn belangrijke platforms of organisaties voor het verbinden of juist polariseren van grote groepen mensen. 

Dialoog

Een belangrijke manier om online polarisatie tegen te gaan is om de dialoog tussen gepolariseerde groepen te bevorderen en om mensen te stimuleren om niet te kiezen tussen extremen maar om juist in het grijze midden te blijven. Dus zorg ervoor dat mensen die online actief zijn elkaar ook offline gaan ontmoeten en elkaar leren kennen. Zo kunnen mensen rationeler met elkaar in gesprek zonder dat haat en woede de overhand krijgen. Sociaal professionals kunnen hierin de rol spelen om gepolariseerde groepen weer in gesprek te krijgen met elkaar.

Aan de slag

Zoals te lezen valt, speelt er veel in de digitaliserende samenleving. Er gebeurt al veel moois: organisaties, bedrijven, sociaal werkers en inwoners innoveren en leren door te doen. Maar er zijn ook risico’s die nu al de veiligheid of inclusie in de samenleving in de weg staan, doordat problemen zich online voordoen of online op een andere manier tot uiting komen dan offline. Uit de expertsessie kwamen de drie punten naar voren die de komende jaren onze focus krijgen in het werken aan een digitaliserende samenleving die sociaal, veilig en inclusief is. Een samenleving waarin sociaal werkers op innovatieve, lerende en effectieve manier hun interventies inzetten, online, offline en in de mix. Met die ambitie werkt Movisie samen met sociaal werkers, hun organisaties en landelijke partners aan de drie focuspunten: de rol van sociaal werkers in het dichten van de digitale kloof, het digitaal vakmanschap van sociaal werkers en het versterken van de online weerbaarheid van inwoners.