Rotterdam en Utrecht werken aan inclusief beleid
‘Inclusie is de verantwoordelijkheid van ons allemaal’
Veel gemeenten ruilen hun doelgroepenbeleid in voor inclusiebeleid. Sommige gemeenten zijn daar al wat verder mee. Hoe geven ze hun beleid vorm? Bereiken ze alle inwoners? En waar lopen ze tegenaan? In deze aflevering: Rotterdam en Utrecht.
‘Relax, dit is Rotterdam’, is de titel van het actieprogramma van de gemeente over integratie en samenleven. Oftewel: wen er maar aan, Rotterdam is nou eenmaal een superdiverse stad, vertelt senior beleidsadviseur en coördinator Remco Liu-van Dorp. ‘Ons belangrijkste doel is dat iedereen deze diversiteit accepteert en de vrijheid voelt om zichzelf te zijn.’ Tot twee jaar geleden zette Rotterdam op grofweg drie domeinen gericht beleid in om dit te bereiken: vrouwenemancipatie, LHBTI+ en discriminatiebestrijding algemeen (met name cultuur, afkomst, huidskleur). Maar dat doet geen recht aan de veel grotere diversiteit in de stad. Het college dat in 2018 aantrad koos daarom voor inclusiebeleid. Het was aan het team van Liu-van Dorp en zijn collega Anouk Erkelens om dat beleid vorm te geven.
De gemeente Utrecht maakte de omslag naar inclusiebeleid jaren eerder al, om dezelfde praktische reden. Volgens beleidsadviseur Marja Manders wonen er alleen al 175 verschillende etnische groepen in de stad. Maar daarmee ben je er nog niet. ‘De meeste mensen snappen wel dat er binnen de “oorspronkelijke” Nederlandse bevolking grote verschillen zijn. In sekse, leeftijd, gezondheid en religie bijvoorbeeld. Maar dat geldt natuurlijk voor alle mensen. Je hebt niet zoiets als dé Turkse of Antilliaanse Nederlander. Er zijn zoveel verschillende soorten mensen, dat kan je niet meer bolwerken met doelgroepenbeleid.’
Inclusief denken
Volgens Manders is er in Utrecht geen exact moment aan te wijzen waarop de stad het doelgroepenbeleid losliet. ‘Het is een geleidelijke overgang geweest. Tot 2014 noemden we het diversiteitsbeleid, maar ook daarin begonnen we al bij het probleem, in plaats van bij de doelgroepen. We maakten bijvoorbeeld beleid op armoede of eenzaamheid, en gingen dan kijken met wie we te maken kregen.’ In 2014 trad een nieuw college aan, en die koos expliciet voor inclusie. ‘Ineens stond het in het college-akkoord, terwijl daar vooraf niet over gesproken was. Het college vond dat de tijd er rijp voor was.’
En dat was ook zo, beaamt Manders. Maar het gaat natuurlijk niet vanzelf. ‘Je kan niet verwachten dat iedereen automatisch inclusief denkt, werkt en handelt. Je moet mensen daar wel in opleiden.’ Als clustercoördinator Inclusieve samenleving krijgt Manders veel vragen van collega’s. “Jij bent toch van de inclusie?’, zeggen ze dan tegen mij. Maar ik kaats ‘m vaak terug. Jullie hebben die nota geschreven, ik neem aan dat jullie dan ook over inclusiviteit hebben nagedacht? Ik kan van tevoren wel advies geven, maar ik kan niet achteraf de problemen oplossen. Inclusie moet bij iedereen tussen de oren komen te zitten, het is de verantwoordelijkheid van ons allemaal.’
Serie over gemeentelijk inclusiebeleid
Dit is een artikel in een serie portretten van gemeenten die de omslag maken van een doelgroepenbeleid naar een inclusiebeleid. Welke keuzes maken ze en waar lopen ze tegenaan? Lees het inleidend artikel bij deze serie. Er verschenen ook artikelen over Alphen aan den Rijn en Gouda.
Actieplan
Vandaar dat de gemeente ervoor koos om geen apart beleidsplan over inclusie te schrijven. ‘In het college-akkoord staat dat iedereen zich welkom en geaccepteerd moet voelen in Utrecht, en mee moet kunnen doen. Dat is een opdracht voor iedere ambtenaar en iedere afdeling, en moet daarom in ieder beleidsplan terugkomen. Of je nou bij publiekszaken werkt of bij stedenbouw of sport, bij ieder beleid dat je maakt werk je sensitief en hou je rekening met de diversiteit in de stad.’
In Rotterdam pakte de gemeente het anders aan. Liu-van Dorp en Erkelens kregen vanaf de start van het nieuwe college een half jaar de tijd om hun overkoepelende actieplan te schrijven. In die periode vonden meerdere kennissessies plaats, waarin de wethouder en wetenschappers van gedachten wisselden over integratie en samenleven. Ook maakten ze gebruik van bestaand onderzoek en literatuur over inclusie en intersectionaliteit. Maar de uitdaging is hetzelfde als in Utrecht: hoe zorg je dat het inclusiebeleid gedragen wordt door alle afdelingen? ‘Samen met beleidsadviseurs van andere afdelingen hebben we doelstellingen voor hun terreinen bedacht. Zodat het de afdeling onderwijs is die aan de slag gaat als het over discriminatie in het onderwijs gaat, en niet wij.’ Bij sommige afdelingen ging dat makkelijker dan bij andere, vertelt Erkelens. ‘Bij cultuur bijvoorbeeld, stond inclusie al bovenaan de agenda, daar is landelijk al veel voor geregeld. Bij stadsontwikkeling daarentegen is het nog niet gelukt om actiepunten te bedenken, maar ook daar liggen zeker nog kansen.’
Dagelijkse realiteit
Juist omdat het inclusiebeleid overkoepelend is, kan het soms wat onzichtbaar lijken, vertelt Liu-van Dorp. ‘Bij discussies in de gemeenteraad wordt het al snel een tegenstelling: doelgroepenbeleid versus ‘algemeen beleid’. Omdat de inzet niet meer naar specifieke doelgroepen wordt uitgesplitst, ontstaat de zorg of we wel alle groepen genoeg of even veel bedienen. Terwijl we op deze manier juist veel meer maatwerk bereiken, dan wanneer je mensen in drie of vier ”doelgroepen” stopt.’ Liu-van Dorp merkt dat inclusie, en met name intersectionaliteit, soms best moeilijk uit te leggen is. ‘Denk bijvoorbeeld aan een raadslid dat bezorgd is over de veiligheid van LHBT+ -personen, of juist over moslimdiscriminatie of antisemitisme. Dan kan je met doelgroepenbeleid veel makkelijker laten zien wat je voor hen gerealiseerd hebt.’
Toch lijken inwoners inclusie best te snappen, zowel in Rotterdam als in Utrecht. Manders: ‘Het is gewoon wat ik dagelijks doe, zeggen inwoners. Die diversiteit zien ze iedere dag in hun leven.’ De inwoners van beide gemeenten worden nauw bij het beleid betrokken. In Rotterdam voornamelijk via partnerorganisaties van de gemeente, vertelt Liu-van Dorp. ‘Zoals het antidiscriminatiebureau RADAR bijvoorbeeld. En kenniscentrum Donna Daria voert in opdracht van ons 350 dialogen per jaar over inclusie en beleid met mensen en organisaties vanuit de hele stad. Dat biedt weer belangrijke input voor ons: wat leeft er, wat gebeurt er al, wat moeten we meer doen?’
In Utrecht kiest de gemeente behalve voor de samenwerking met partnerorganisaties voor stadsgesprekken en uitgebreide participatietrajecten. ‘We beginnen altijd bij het thema’, vertelt Manders, ‘woningbouw of sport bijvoorbeeld, en daar proberen we dan zo breed mogelijk mensen voor uit te nodigen.’ Of de inwoners veel hebben gemerkt van de overgang naar een inclusiebeleid is volgens Manders lastig te zeggen, omdat deze overgang zo geleidelijk gegaan is. ‘Het meest zichtbaar is dat er budgetten zijn verschoven en het aparte beleid voor bijvoorbeeld zelforganisaties van migranten is afgeschaft.’ Daarnaast hoort ze wel dat inwoners de gemeente als goed toegankelijk ervaren en zich gezien en geholpen voelen. ‘We hopen met ons beleid zoveel mogelijk mensen te bereiken. Daarom zorgen we dat niet alleen bij de gemeente zelf, maar ook bij de organisaties die we subsidiëren goed tussen de oren zit dat ze voor de hele stad werken.’
Wederkerigheid
In Rotterdam zijn de veranderingen wel duidelijk aan te wijzen. Erkelens: ‘Het grootste deel van onze begroting gaat naar inkoopopdrachten, een kleiner deel naar subsidies. We hebben drie grote inkoopopdrachten: voorlichting in het onderwijs, deskundigheidsbevordering in het sociaal domein en dialoog- en weerbaarheidstrainingen. In het onderwijs werden voorheen verschillende groepen apart besproken. Dan ging het de ene keer over seksuele gerichtheid en een andere keer over discriminatie. Dat werkte niet goed, scholen werden overvraagd door al die lespakketten.’ Nu beginnen ze bij wat er leeft in de klas. ‘Als leerlingen last hebben van etnisch profileren, wordt er een gesprek gevoerd over wederkerigheid. Zodat die leerlingen dan zelf ook niet andere leerlingen discrimineren die bijvoorbeeld homoseksueel zijn. Begrip en respect werken zo beide kanten op.’ Ook de weerbaarheidstrainingen worden nu gezamenlijk georganiseerd. Juist door verschillende minderheidsgroepen met elkaar in gesprek te laten gaan kan er onderling begrip ontstaan over vergelijkbare onderlinge mechanismen van uitsluiting.
Wat ook echt veranderd is, is de boodschap die de gemeente uitdraagt naar de inwoners toe, ziet Liu-van Dorp. ‘In Rotterdam ging het de afgelopen jaren vooral over integratie. Met dat woord werden niet alleen nieuwkomers bedoeld, maar ook geboren en getogen Rotterdammers van wie de ouders of grootouders migranten waren. De boodschap werd ervaren als: jij moet je aanpassen aan ons. Nu laten we iedereen merken dat ze bij de stad horen. En we horen terug dat mensen het heel belangrijk vinden dat het stadsbestuur dat uitdraagt.’ Het verschil tussen doelgroepenbeleid en inclusie houdt Liu-van Dorp veel bezig, vertelt hij. ‘Het lijkt soms of inclusief beleid te abstract en te algemeen is en geen recht doet aan verschillende groepen. Terwijl je op deze manier juist veel beter kijkt wat er speelt op een bepaald thema. Met inclusiebeleid kan je duizend keer meer maatwerk leveren dan je met doelgroepenbeleid pretendeert te doen.’
Inclusie in het beleid van Utrecht
- In het coalitieakkoord 2018-2022 staat: ‘Wij zijn een stadsbestuur van en voor iedereen, met een speciale antenne voor stemmen die zich niet makkelijk laten horen.’
- In het coalitieakkoord 2014-2018 staat: ‘Wij willen dat Utrecht een stad blijft waar mensen in goede gezondheid willen wonen, werken en leven. Waar iedereen de kans krijgt om mee te doen.’
- Marja Manders werkt in het cluster Inclusieve Samenleving van het team Samenleven & Sport op de beleidsafdeling Maatschappelijke Ontwikkeling.
Inclusie in het beleid van Rotterdam
- In het coalitieakkoord 2018-2022 staat: ‘Rotterdam is een wereldstad. Wij vinden dat in Rotterdam je afkomst, huidskleur, seksualiteit of levensovertuiging er niet toe doen voor je kansen in het leven. Om dat voor elkaar te krijgen, te zorgen dat iedereen meedoet én respectvol met anderen omgaat, is er wel wat werk aan de winkel.’
- Actieprogramma integratie en samenleven ‘Relax, dit is Rotterdam’
- Remco van Dorp en Anouk Erkelens werken in het team Integratie en Samenleven, op de afdeling Beleid en Opdrachtgeverschap. Dat is onderdeel van de directie Participatie, Gezondheid, Welzijn en Zorg binnen het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling.
Tekst: Rinske Bijl