Sebastian Abdallah: ‘Kritische reflectie en creatieve actie mét jongeren voor vernieuwde jeugdzorg’

Agenda van het Sociaal Werk - 10 oktober 2024

Op 10 oktober tijdens De Agenda van het Sociaal Werk 2024 reageert dr. Sebastian Abdallah van de Universiteit voor Humanistiek op de Marie Kamphuis Lezing van Micha de Winter. Abdallah onderzoekt hoe jongeren letterlijk en figuurlijk ruimte kunnen innemen in de samenleving. Movisie vroeg hem hoe hij studenten en professionals wil toerusten en faciliteren om dat mogelijk te maken.

In de jeugdzorg is de verbinding tussen problemen van jongeren en de maatschappij waarin ze ontstaan steeds meer zoekgeraakt. De nadruk is komen te liggen op diagnostiek die problemen binnen het kind of het gezin situeert. Welke gevolgen zie jij hiervan in de praktijk?

Sebastian Abdallah: ‘Ten eerste dat jongeren niet geholpen worden omdat ze op een wachtlijst staan. Maar er zijn ook heel veel jongeren die zelfs niet op die wachtlijst komen. Die lopen gewoon rond met hun ziel onder hun arm en met al hun problemen. Die weten helemaal niet waar ze terecht moeten, en kloppen misschien bij hun sportcoach of een jongerenwerker aan. Die helpt dan om de pijn te verzachten door een fijne omgeving te creëren: ‘Je bent niet alleen. Er zijn ook nog anderen.’ Ik zie ook dat jongeren op de wachtlijst onderling proberen er iets van te maken. ‘Ik heb het zelf niet meegemaakt, maar ik ben er wel voor je.‘ Dat soort dingen. Er zijn jongeren die dichtklappen, lusteloos worden. Die apathie kan hele dramatische vormen aannemen. Ik heb het niet eens over de meest tragische gevallen, maar over jongeren die voelen: ‘Ik kan dus niks, er is geen oplossing en de mensen bij wie ik om hulp gevraagd heb zeggen: ‘hou vol’. Dat kan weer andere problemen veroorzaken.’

‘Als iemand met zichzelf of wat dan ook In de knel zit, dan verstoort dat diens functioneren in het onderwijs, in een (bij)baan en in het leven. Meestal geven we de jongeren de schuld van hun disfunctioneren, maar eigenlijk zijn zij slachtoffers van omstandigheden. Ze worden apathisch, disfunctioneren of nemen het heft in eigen handen en kleuren een beetje buiten de lijntjes. Dat hoeft niet per se crimineel te zijn, maar zij pakken dingen anders aan dan wij zouden willen. Een heel klein percentage gaat de criminaliteit in. De media zitten vol analyses en die besteden juist veel aandacht aan die groep. Maar dat is een heel klein deel van de jongeren. Er zijn veel grotere problemen met de jongeren die in apathie leven en die we ook heel weinig zien. Die zitten thuis, in hun kamer. Dat is heel erg voor die jongeren, omdat zij met hun problemen niet geholpen worden in een van de rijkste landen ter wereld. Maar het is ook erg voor de samenleving want wat die jongeren kunnen bijdragen komt nu in veel gevallen niet naar buiten.’

'Jongeren hebben zoveel kracht. Dat moeten wij faciliteren en op een positieve manier insteken.'

Micha de Winter heeft het in zijn Marie Kamphuis Lezing over ‘hoopgevende zorg’.

‘Ik was pas op een internationale conferentie waar een collega tegen me zei, ‘Iedereen heeft het altijd maar over hoop, maar waar gaat het nou eigenlijk over?’ Elders raakt ‘hoop’ dan alweer achterhaald en in Nederland beginnen we er net mee. Maar ik vind het thema wel belangrijk. Volgens de Winter doen we aan doemdenken vooral als het om de nieuwe generaties gaat. We praten hen allerlei problemen en lasten aan, die we vervolgens met hen of voor hen willen oplossen. Jongeren hebben zoveel kracht. Dat moeten wij faciliteren en op een positieve manier insteken. Volgens mij helpt zo’n positieve benadering sowieso meer en geeft meer energie dan alleen maar op het negatieve focussen. Dan lossen we ook problemen wat vlotter en beter op. Maar dat verhaal moet concreet worden. Wat is dan het werk dat begeleiders kunnen doen? Welke sleutelpersonen moeten aangesproken worden om mee te werken aan een omgeving waarin jongeren tot ontplooiing kunnen komen en initiatieven kunnen nemen? Hoe doe je dat op lokaal niveau? Wie zijn de actoren met macht of bevoegdheden die mee kunnen werken?’

Werken er al jongerenwerkers op deze manier?

‘Ja, die zijn er, maar het is nog geen gemeengoed in het werkveld. Wat ik uniek vind aan jongerenwerk is dat ze vaak toch een andere analyse hebben van de situatie van jongeren dan politie- en zorgmedewerkers en veel onderwijspersoneel. Ik merk bij hen een maatschappijkritische analyse van bijvoorbeeld de gevolgen van de COVID Lockdowns. Maar ze vinden nog zo weinig bijval en denken dan: ‘Het zal wel aan mij liggen’. Daarom zeg ik ook dat het ‘het begin van een maatschappelijke analyse’ is, want ze zijn er nog niet. Ze moeten op weg geholpen worden. Het eerste wat ze nodig hebben is bijval en ondersteuning: ‘Maak die analyses af, trek het door’, bijvoorbeeld zoals ik met studenten doe, naar micro-, meso-, macroniveau. Wat kan je op die niveaus zeggen over wat er aan de hand is, vanuit je bevindingen als jongerenwerker?’

Daarnaast moeten we leren die analyses met jongeren samen te maken. Dat klinkt klinisch of saai. Die jongeren willen toch gewoon lekker bezig zijn? Maar analyseren kan je op allerlei manieren doen. Paolo Freire ging al in de jaren ’60 met analfabeten praten over de problemen in de samenleving. Dan moest je niet met lappen tekst aankomen want ze konden niet lezen of schrijven. Freire kwam dus met beelden en andere manieren die aansloten bij de mensen bij wie hij het verschil wilde maken. Zo is het ook met jongeren. Waar zijn die in hun ontwikkeling? Waar lopen ze warm voor, welke symbolen geven hen energie? Hoe kan je daar bij aansluiten en tot een analyse komen?’

Groepsfoto

V.l.n.r.: Elena Ponzoni (directeur Lab 'Cocreation for inclusive knowledges' Vrije Universiteit), Jessica van der Luyt (directeur stichting Sitara), Sebastian Abdallah

Jongeren zijn zelf onderdeel van zowel het probleem als de oplossing. Maar de verantwoordelijkheid ligt niet helemaal bij hen. Zeg niet: ‘Je hebt ook gewoon geen gebruik gemaakt van de mogelijkheden. Je bent niet opgeleid, je hebt nauwelijks werkervaring.’ Zoek niet alles bij hen maar vraag je als jeugdprofessional ook af: ‘Wat zegt het over deze samenleving dat jij niet opgeleid bent en dat jij niet aan het werk komt? Hoe komt het dat je geen appartementje of kamer kunt krijgen in de buurt van je gemeenschap, dat je daarvoor naar de andere kant van het land moet om het betaalbaar te houden?’ De makkelijke kritiek is dan: ‘Oh, de samenleving heeft het gedaan’. Jongeren moeten niet in fatalisme vervallen of zichzelf uitsluitend als slachtoffer zien. Zij zijn ook niet uitsluitend de verantwoordelijke die alle lasten op zich moet nemen. Dus bekijk als professional beide aspecten goed en geef ruimte. En bepaal vervolgens: ‘Wat gaan we doen, wie heeft beslissingsbevoegdheid en hoe komen we met die mensen in gesprek?’’

Wat moet er in professies en beleid gebeuren om een omslag te kunnen maken?

‘Er moet rust en reflectie komen. In meerdere professies valt veel te verbeteren. Micha’s hoop, agency en collectieve benadering zijn daarvoor mooie ingrediënten. Maar je bouwt wel op iets voort. Ik heb meerdere initiatieven gezien waarin professionals ‘alles anders’ moesten doen. Dan krijg je vaak de bekende ‘oude wijn in nieuwe zakken’ en heb je vooral nieuwe taal maar geen vernieuwde praktijk. Hoe waardeer je de geschiedenis en leer je daarvan? Hoe zorg je voor gedegen en gefundeerde nieuwe manieren? Daar zit dat verleden gewoon in. Groepswerk en individuele benaderingen vullen elkaar aan en zijn geen tegenstrijdigheid. Maar ik zie dat op de opleidingen die rust en reflectie er nauwelijks is. Ik train teams in de praktijk. We krijgen de meeste middelen als er crisis is. Een manager weet het niet meer of is zelfs uitgevallen. Dan krijg je wel de middelen om zo’n team in een nieuwe ontwikkeling op sleeptouw te nemen. Maar anders hoor je: ‘Hallo, zoveel tijd en geld gaan we niet uitgeven aan een training.‘

Zo zit ook het grotere systeem in elkaar. We geven veel meer geld uit aan zorg voor jongeren waarbij het mis is gegaan dan aan preventie en positieve ontwikkeling.
Mijn korte antwoord op je vraag is dus: ‘Rust en reflectie zijn nodig, tijd om te trainen, tijd om te vormen. Tijd om je geschiedenis een plek te geven en van waarde te laten zijn. In plaats van te horen te krijgen dat het sociaal werk wat je hebt gedaan helemaal niet klopt, want dat heeft bijgedragen aan de situatie van vandaag. De huidige fouten zijn eerder fouten in de systemen dan fouten van professionals en managers, die hun best doen volgens de maatstaven die ze kennen.’’

Tekst: Paul van Yperen
Foto's: © MacSiers Imaging.