Terugblik Dicht de kloof: Aansluiten op de logica van de wijk

Werken aan vertrouwen

Om een kwetsbare wijk écht verder te helpen is een lange adem nodig. Niet voor niets bepleitten vijftien burgemeesters in hun manifest ‘Dicht de kloof’ langjarige investeringen. Maar geld alleen herstelt het vertrouwen tussen inwoners en overheid niet. Hoe dat wel lukt, daarover ging een scherpe discussie op 18 november tijdens een bijeenkomst met ruim zeventig denkers én doeners.

Wat publicist René Cuperus betreft kan de oproep van de burgemeesters aan het aanstaande kabinet niet duidelijk genoeg zijn. ‘Dat ze dit doen is alarmerend, want burgemeesters doen zoiets als dit niet zo snel’, zegt hij tijdens de talkshow waarmee de bijeenkomst start. ‘Maar de lobby moet nog harder klinken om het op het niveau van klimaat en woningmarkt te krijgen.’
Wat daar volgens Cuperus niet bij helpt, is dat sinds de lancering van het manifest (dit voorjaar) veel andere gemeenten ook hun vinger opstaken. ‘Dat iedereen zich nu kwetsbaar noemt en subsidie probeert binnen te harken is dé manier om het te laten mislukken. Want de focus verdwijnt daardoor.’ Spoken word-artist Atta de Tolk vertaalt dit later poëtisch als ‘soms is vernauwen beter dan verbreden’.

Positieve uitschieter 

Programmadirecteur Lou Repetur van Movisie is het daar niet mee eens. Zij stelt dat het te beperkt is om altijd maar naar de grote steden te kijken als het gaat over achterstanden. ‘Door nu breder te kijken wordt het echt een nationale kwestie.’ Dat aandacht voor andere kwetsbare gebieden broodnodig is, beargumenteerde ze eerder ook al in een artikel over het manifest. Samen met Movisie-expert Radboud Engbersen noemde ze toen de landelijke regio’s in de noordelijke provincies, de mijnstreken in Limburg en diverse new towns. 

Feit is dat er op veel plekken in het land kwetsbare gebieden zijn waar inwoners kampen met werkloosheid, schulden, criminaliteit en kansongelijkheid in onderwijs en gezondheid. Feit is ook dat het afgelopen decennium veel is wegbezuinigd van de voormalige landelijke wijkprogramma’s. Als positieve uitschieter wordt vaak het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) genoemd. Het NPRZ heeft een looptijd van twintig jaar en die langjarigheid is volgens alle sprekers grote winst.

Individueel of collectief

Maar er zijn ook vraagtekens, waaronder de vrij fundamentele vraag die ook op tafel ligt tijdens deze talkshow: moeten wijkaanpakken zich richten op individuele huishoudens/gezinnen of is een collectieve insteek nodig? ‘De stoffering van de wijk is essentieel voor de veerkracht’, zegt Engbersen. Je kunt volgens hem wel inzetten op extra lestijd op de basisscholen en werk voor de ouders, maar daarmee ben je er niet. Zeker niet in kwetsbare wijken met een sterke vergrijzing, omdat school en werk dan een gepasseerd station zijn. 

Cuperus is opnieuw fel in zijn repliek: ‘Movisie heeft het altijd over sociale cohesie. Maar dat is echt te veel gevraagd in dit soort wijken. Dat soort kapitaal is er simpelweg niet. Het is uiteindelijk hopelijk de resultante van de individuele insteek.’ Ook voor de Utrechtse ondernemer Amina Berkane is de volgorde duidelijk: ‘De thuisbasis, daar moet je eerst aan werken. Je kunt aan mensen die aan het overleven zijn niet vragen om mee te doen aan zaken als duurzaamheid.’

Vuile was

Berkane is nauw betrokken bij het Utrechtse Krachtstation, een voormalig schoolgebouw op Kanaleneiland met maatschappelijke bedrijvigheid, studentenkamers, horeca en ateliers. Het Krachtstation heeft een belangrijke ontmoetingsfunctie voor de wijk, mede dankzij de dagbesteding voor ouderen en stageleerwerkplekken. 

Berkane ziet daar hoe waardevol de sociale samenhang en ontmoeting is. ‘Inwoners die weinig ondernemen buiten hun gezin, hebben geen idee waar ze met zorgen terecht kunnen. De meeste mensen hangen hun vuile was niet zomaar buiten en zo’n laagdrempelige en vertrouwde plek als het Krachtstation helpt daarbij.’

Aansluiten bij de logica

Volgens Repetur moet het niet zo zeer óf óf zijn. ‘Er is wel degelijk sociale cohesie in de meest kwetsbare wijken. We zien voorbeelden genoeg waar juist door de sociale verbondenheid mooie dingen ontstaan voor mensen met een smalle beurs.’

Jan Hamming, burgemeester van Zaanstad en initiatiefnemer van het manifest, schaart zich achter deze én én visie. ‘Wij hebben ook een programma van twintig jaar. We werken aan de thuissituatie en aan de sociale cohesie. Vooral de dynamo’s van de wijk zijn belangrijk: de sleutelfiguren bij de sportclub, de moskee, de parochie. Die geven extra energie aan de inwoners, daarom gaan we bondgenootschappen met hen aan. We sluiten aan bij de logica van de wijk.’ 

Responsiviteit en lef

Volgens de opstellers van het manifest verdiept de kloof tussen de parallelle samenlevingen die aan het ontstaan zijn. Die kloof kan alleen gedicht worden als het vertrouwen tussen inwoners en overheid hersteld wordt. Maar hoe doe je dat, het vertrouwen herstellen? In de woorden van Movisie-bestuurder Janny Bakker-Klein vormt het begrip responsiviteit de kern. ‘Het vermogen van de professional om in te schatten wat voor de ander werkelijk van betekenis is.’ 

Ook bepleit Bakker-Klein een grotere rol voor ervaringskennis en daar zijn volgens haar bestuurders met lef voor nodig. Vier praktijken vertellen over hoe zíj werken aan het herstel van vertrouwen. In hun verhalen gaat het over ogenschijnlijk eenvoudige zaken, die tussen de regels door getuigen van grote responsiviteit: echt luisteren, elkaar ontmoeten en gratis koffie en thee. 

“Wij eisen veiligheid”

Gebiedsmanager Mark Maijenburg van de gemeente Montfoort had afgelopen zomer zijn vermogen om echt te luisteren hard nodig. Na een steekincident met een statushouder met psychiatrische problemen was het dorp te klein en verschenen spandoeken met teksten als “Wij eisen veiligheid” voor het gemeentehuis. ‘We hebben de protestanten uitgenodigd voor een gesprek. Tijdens dat gesprek hebben we alleen maar genoteerd, niet gereageerd.’

Nadien kwam de gemeente met een reactie met zorgvuldig gekozen woorden, om te laten merken dat ze het verhaal begrepen had. Voor de korte termijn waren de gemoederen bedaard, voor de langere termijn werkt de gebiedsmanager samen met Movisie. Onderzoek van het kennisinstituut legde ook hier een pijnlijke kloof bloot: ‘De gemeente werkt de gemeenschap tegen’, vertelt Maijenburg. ‘Zo zien veel inwoners het.’ Dit sterkt hem in zijn missie van echt luisteren. 

Gesegregeerde bubbels

Vanuit de Rotterdamse praktijk vertellen Annelies Maris en Anne-Joël Leerling over hun initiatief Walking & Talking. In hun superdiverse wijk wandelen mensen die Nederlands willen leren elke week met Nederlandstaligen. Het project om elkaar te ontmoeten voldoet aan belangrijke voorwaarden voor effectief contact, waaronder gelijkwaardigheid en samen een activiteit met hetzelfde doel doen. 

Desondanks blijkt het lastig om mensen duurzaam te laten deelnemen. En ook het betrekken van mensen die wellicht nog niet zo positief staan ten opzichte van ‘de ander’ is niet makkelijk. ‘Wijkbewoners leven in gesegregeerde bubbels’, beaamt Movisie expert Jolien Geerlings. ‘Dan is het extra belangrijk dat je bij de bubbels gaat vragen naar een gemeenschappelijk doel waar iedereen het nut van inziet. Dat kan bijvoorbeeld het verbeteren van de publieke ruimte zijn.’

Bonding, bridging en linking 

Burgers aan het stuur: wat is dit, hoe doe je het en wie draagt daaraan bij? De Zutphense Stichting Lokaal laat in de praktijk de antwoorden op deze vragen zien. Ze dragen bij aan een inclusieve burgermacht en stimuleren het vermogen van alle inwoners om buurtbelangen te behartigen en buurtdoelen te bereiken. 

Dorine Ruter en Patricia Withagen vormen de directie van de stichting, maar zien zichzelf vooral als ‘intermediërende bewoners’. In hun verhaal vormen verbinden, prikkelen, experimenteren en gelijkwaardigheid een sterke rode draad. Maar ze maken het niet mooier dan het is: ‘Het is best ingewikkeld om een veilige plek te bieden voor iedereen’, vertelt Ruter, ‘zeker als er spanningen zijn tussen groepen met botsende leefstijlen.’ 

Actieve burgers zoals Ruter en Withagen hebben dan ook hun aanjagende en faciliterende werk te doen op drie niveaus, analyseert Movisie expert Krista van Mourik. Binnen groepen inwoners zelf (bonding), tussen groepen inwoners (bonding) én tussen inwoners en professionals plus gemeente (linking). Dit alles altijd met aandacht voor de inwoners in een kwetsbare positie. ‘In januari verschijnt een publicatie over inclusieve burgermacht’, tipt ze ook.

Geen inclusiviteitskramp

In de Groningse Oude Bieb lijkt alles wat er tijdens de bijeenkomst is gezegd samen te komen. De bieb sluit aan bij de logica van de kwetsbare wijk Lewenborg, zoals burgemeester Hamming propageert. Movisie expert Judith Jansen: ‘In deze arme wijk ontstaat door iets ogenschijnlijk eenvoudigs als gratis koffie en thee een sterk staaltje bonding: ontmoetingen met gelijkgestemden, zonder schaamte.’ 

‘De Oude Bieb heeft geen last van de inclusiviteitskramp. Het dankt zijn succes juist aan het exclusieve karakter’, stelt Jansen. ‘De ontmoetingsplek is bedoeld voor inwoners die moeilijk kunnen rondkomen. Bij veel gemeenten en inwoners rust een taboe op een dergelijke benadering. Niemand uitsluiten is vaak een subsidievereiste.’ 

Perfecte match

Is er in Groningen en de andere voorbeelden perfect aangesloten op de logica van de wijk? Is er een match tussen de responsiviteit van de overheid en het linking kapitaal van de inwoners? Waarom krijgt een eenvoudig kopje koffie grote betekenis? Spoken word-artist Atta de Tolk formuleert het zo: ‘De keizer heeft geen kleren maar met de nodige aandacht, voelt het alledaagse kloffie aan als een maatpak.’

Verslag: Tea Keijl