Transformatie in de praktijk in Amsterdam Zuidoost

Nieuwsgierig op zoek naar succes in een Living Lab

In Gaasperdam Driemond, een van de 22 stadsgebieden in Amsterdam, gelegen in Zuidoost, is het afgelopen half jaar geëxperimenteerd met het gezamenlijk vormgeven van de transformatie. Daarbij werd gebruikt gemaakt van waarderend onderzoeken: een methode die op een nieuwsgierige manier vraagt naar successen. Het werd een living lab, met tegelijkertijd proberen, doen en evalueren. Een artikel uit Sociaal Bestek van december 2014.

In de drie decentralisaties verschuiven niet alleen de verantwoordelijkheden en de bestuurlijke structuren. Ook de manier van werken moet anders. In Amsterdam hanteert de gemeente drie uitgangspunten voor deze transformatie. Ten eerste staan de burgers over wie het beleid gaat, centraal als opdrachtgevers en krijgen zij zelf zo veel mogelijk de regie over hun leven, ook als ze ondersteuning nodig hebben. Ten tweede moeten organisaties in zorg, welzijn en werkgelegenheid ontschotten. Dus meer in samenhang samenwerken: met elkaar, met vrijwilligers en mantelzorgers. Het derde uitgangspunt is de reflectieve praktijk: een manier van werken waarbij je constant leert, uitprobeert, meet, reflecteert en verbetert.
 
In het gebied Gaasperdam-Driemond voerde het stadsdeel een proefproject uit vanuit deze drie uitgangspunten. Jasper Balduk, projectleider bij stadsdeel Amsterdam Zuidoost, vertelt: ‘Het werd een living lab, waarin we als ambtenaren, bewoners, vrijwilligers en professionals met elkaar konden proberen, doen en evalueren, allemaal tegelijkertijd. De nadruk lag daarbij op het proces om te komen tot een door iedereen gedragen uitkomst.’

Waarderend

De volgorde bleek daarbij van groot belang. In Zuidoost schreef de gemeente niet eerst een beleidsplan ‘vanachter het bureau’ om dat vervolgens voor te leggen aan bewoners in een inspraakronde of aan de Wmo-raad. Nee. De ambtenaren gingen eerst ‘achter de voordeur’ naar mensen luisteren. Want hoe zat het nu met die cijfers over armoede, schooluitval, geweld, chronische ziekten of mantelzorg die naar voren kwamen uit de gebiedsanalyse? Wat waren de verhalen achter de cijfers?

‘We werkten in twee sporen.’, verduidelijkt Balduk. Ook daarbij speelde de volgorde een belangrijke rol. ‘Ten eerste vroegen we de bewoners naar hun beleving, zodat we met hun ervaringen professionals van informatie konden voorzien. Normaal was het andersom: dan vroegen we professionals wat er speelde onder bewoners. Nu vertelden de mensen zelf wat ze hadden bereikt en hoe precies, en dat gaven we mee aan professionals.’

Zodra de ambtenaren één interview hadden gedaan, waren ze om. Ze merkten weer voor wie ze het beleid maakten en wat het effect van hun beleid was op de levens van mensen.

Jolanda Elferink en Lou Repetur van Movisie ondersteunden het proces. Elferink: ‘We werkten onder andere met appreciative inquiry, waarderend onderzoeken. Dit gaat uit van het versterken van de aanwezige krachten. Het vergt een open, nieuwsgierige houding waarmee je mensen uitnodigt te vertellen over hun successen. Uiteindelijk kom je uit bij de werkzame elementen die mensen zelf aandragen.’

Twintig stadsdeelmedewerkers, getraind in waarderend onderzoeken, gingen in gesprek met bewoners. Ze bezochten een mantelzorger die zorgde voor iemand die niet alleen kon zijn, een vrijwilliger die werkt voor mensen zonder verblijfsvergunning, een jonge, alleenstaande moeder zonder opleiding en een man die in de criminaliteit had gezeten. Wat hadden zij gedaan om hun situatie te verbeteren? De ambtenaren vonden het niet direct een leuke opdracht. Repetur: ‘Ze hadden het druk en dit was extra werk. Maar zodra ze één interview hadden gedaan, waren ze om. Ze merkten weer voor wie ze het beleid maakten en wat het effect van hun beleid was op de levens van mensen. Ze ondervonden dat ze zelf onderdeel zijn van de praktijk, en daarvoor hun kantoor uit moeten.’

Kantoor uit

Balduk: ‘In het tweede spoor brachten we professionals, teamleiders en vrijwilligers samen zodat zij elkaar leerden kennen en van elkaar hoorden hoe ze werkten aan welke problematiek. Opvallend genoeg waren er altijd mensen die elkaar niet kenden.’ Niet alleen was het doel om kennis te maken en zo de netwerken in het gebied te versterken, ook hier ging het om successen. Elferink: ‘Mensen blijken meer gemotiveerd zijn in hun werk als ze zich op hun sterkten concentreren. Het erkennen van hun bijdragen geeft vertrouwen, eigenwaarde en trots.’ De succesverhalen van bewoners hielpen professionals en ambtenaren te bepalen wat werkt. Iedere focusgroep startte daarom met het verhaal van een rolmodel: iemand die veel had meegemaakt, maar zijn of haar situatie had kunnen verbeteren. En daarnaast lag ook bij professionals en vrijwilligers de nadruk op hun bijdrage aan succes. In de methode van waarderend onderzoeken geldt: hoe positiever de vraag, hoe positiever de data zullen zijn. En hoe groter de bereidheid om te participeren, hoe duurzamer het veranderingsproces is.

Het lijkt misschien meer tijd te kosten, maar de uitkomsten zijn meer gedragen en daardoor effectiever.

Projectleider Balduk merkte dan ook dat tijdens het traject verantwoordelijkheden verschoven: ‘Iedereen beseft dat hij of zij zelf een rol heeft. Ambtenaren beseffen dat ze de wijk in moeten, professionals zien de samenwerking met vrijwilligers concreet voor zich en vrijwilligersorganisaties weten beter op welke instellingen ze een beroep kunnen doen om door te verwijzen. En bewoners beseffen dat, als ze de regie willen behouden, ze ook de mensen om zich heen moeten mobiliseren en niet alleen een vraag neerleggen bij professionals en maar afwachten wat er gebeurt.’

De nieuwe manier van werken hield voor het stadsdeel dus in: vanuit het niets beginnen, waardering uiten en luisteren, en vertrouwen op de afloop. Repetur: ‘Ambtenaren zijn gewend om oplossingen te verzinnen vanachter hun bureau. Dat doen ze al jaren. Ze vroegen mij als adviseur dus regelmatig: maar wat gaan we dan doen? Mijn antwoord was telkens hetzelfde: dat hoef je niet te verzinnen, dat ga je samen ontwikkelen. Dat lijkt misschien meer tijd te kosten, maar de uitkomsten zijn meer gedragen en daardoor effectiever.’

Dynamiek

En nu? Het traject leidt tot een aantal gedeelde waarden die leidend zijn voor het plan. Het zijn voor de hand liggende waarden zoals: zelfbeschikking, autonomie en zelfvertrouwen, betrokkenheid, compassie en solidariteit, en gelijkwaardigheid. Wat kun je daarmee? Repetur: ‘Dit lijken op papier “inkoppers” maar zijn het niet. Door het doorlopen proces onderschrijft iedereen deze en geven ze richting aan het vervolg, het gezamenlijke actieplan. Werken vanuit gedragen waarden als basis voor je acties geeft ruimte voor de transformatie.’

Het gaat om de dynamiek, de energie. En dat moet je niet enkel als werkproces beschrijven, maar vooral echt uitvoeren in de praktijk.

Balduk: ‘De waarden spelen een rol in de relaties tussen de verschillende spelers. Zo zijn autonomie en zelfvertrouwen belangrijk voor de zelfredzaamheid van bewoners. En speelt in het contact tussen bewoner en professional betrokkenheid een grote rol. Als het gaat over de mantelzorgers uit de directe omgeving, gaat het om compassie en solidariteit, en de overheid moet gelijkwaardige relaties aangaan met alle spelers.’

De vrouwen van Movisie komen in veel gemeenten, maar ervoeren in Amsterdam echt iets bijzonders. Elferink: ‘Alle partijen gaven aan, we willen door met deze gesprekken en verbindingen leggen, want hier liggen de oplossingen. We willen elkaar blijven ontmoeten. Al blijft het een uitdaging om dat voor elkaar te krijgen.’ Balduk spreekt ook over een uitdaging: ‘Het gaat om de dynamiek, de energie. En dat moet je niet enkel als werkproces beschrijven, maar vooral echt uitvoeren in de praktijk.’

Mariette Hermans is zelfstandig tekstschrijver en schrijft over zorg en welzijn. Dit artikel is verschenen in tijdschrift Sociaal Bestek van december 2014.