Uitnodiging voor sociaal werkers: denk mee over helpende richtlijnen
De komende vier jaar komt de BPSW met tien richtlijnen voor het sociaal werk. Die kunnen de kwaliteit van het werk verbeteren en de positie van de beroepsgroep verstevigen. Als sociaal werker kun je nu meedenken over bij welke thema’s er richtlijnen nodig zijn. En over hoe die jou én de inwoners verder kunnen helpen.
Het is voor het eerst dat het sociaal werk eigen richtlijnen krijgt. De BPSW (Beroepsvereniging van professionals in sociaal werk) was eerder al wel betrokken bij de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen in bijvoorbeeld het jeugddomein en de zorg. De richtlijnen passen in het drieledige professionaliseringsprogramma van de BPSW, vertelt Marieke Kroezen, projectleider van de richtlijnen. ‘De andere twee programmaonderdelen zijn de versterking van de wetenschappelijke kennisbasis van het beroep en het vergroten van het historisch bewustzijn van de sociaal werkers, ofwel meer inzicht in de rijke geschiedenis van het sociaal werk. Het ministerie van VWS maakt het financieel mogelijk om hier tot 2029 aan te werken.’
Denk mee over de richtlijnen voor het sociaal werk
Richtlijnen zijn alleen effectief als ze gedragen worden door de beroepsgroep zelf. Denk daarom mee over de thema’s die volgens jou een richtlijn verdienen. Wat zijn de vragen die je daarbij hebt? Je kunt ook aangeven welke vorm het beste bij jou past: wil je een handreiking op papier of online? Of liever een app? Nog iets anders? Vul nu de vragenlijst in. Het invullen duurt 10 tot 15 minuten.
Corinne Stoop, senior onderzoeksmedewerker bij de BPSW, legt uit hoe richtlijnen sociaal werkers kunnen ondersteunen in het werk. Zo kan een richtlijn helpen om in een complexe situatie de juiste beslissing te nemen: ‘De richtlijn laat zien welke stappen je kunt zetten in je besluitvormingsproces. Bijvoorbeeld bij het signaleren van een onveilige thuissituatie. Waar let je op, met wie voer je een gesprek en wat zijn daarvoor handvatten? Het tweede is dat richtlijnen je laten zien welke aanpakken passend zijn bij je casus. Kies je een van de aanbevolen aanpakken, dan weet je dat die in vergelijkbare casussen effectief is gebleken. Het derde voordeel van richtlijnen is dat ze kunnen leiden tot meer uniformiteit in de ondersteuning. En tot slot kan het helpen om je positie te verstevigen. Met een richtlijn in de hand kun je laten zien: dit is wat ik doe, waar ik voor sta, en waarom ik dit doe.’ Dat kan bijvoorbeeld in gesprek met de cliënt of leidinggevende van pas komen. Of in (casus)besprekingen met samenwerkingspartners, bijvoorbeeld uit de zorg. Op het niveau van besprekingen tussen bestuurders van sociaalwerkorganisaties en opdrachtgevers kan het de positie van het sociaal werk als geheel versterken. Al met al leiden richtlijnen ertoe dat de kwaliteit van het werk toeneemt en dat de positie van de beroepsgroep steviger wordt.
Anderhalf jaar
Een richtlijn maak je niet van vandaag op morgen. De raadpleging waar sociaal werkers nu aan mee kunnen doen is de eerste stap in een traject dat doorgaans anderhalf tot twee jaar duurt. Tijdens dit traject volgt de BPSW de AQUA-leidraad. Daarin staan negentien aandachtspunten voor de voorbereidings-, ontwikkel- en afrondingsfase. Kroezen: ‘De AQUA-leidraad is in feite de standaard, die geldt bijvoorbeeld ook voor het maken van richtlijnen voor huisartsen en medisch specialisten.’ De beide richtlijnontwikkelaars zijn zich terdege bewust van de verschillen tussen de medische sector en het sociaal werk. ‘Sociaal werkers hebben te maken met een complexe context’, zegt Kroezen. ‘Een maag-lever-darm arts die de keuze moet maken uit twee medicijnen, kan de rest van het lichaam bij wijze van spreken buiten beschouwing laten. Maar sociaal werkers hebben met veel meer factoren te maken die ze allemaal moeten meewegen: de maatschappelijke omstandigheden, het netwerk van de cliënt, noem het maar op.’
Drie kennisbronnen
Bij het ontwikkelen van richtlijnen wordt gebruik gemaakt van kennis uit onderzoek, praktijkkennis en ervaringskennis. Stoop legt uit hoe dat in zijn werk gaat: ‘Er zijn twee afzonderlijke adviesraden. Een voor de wetenschappelijke kennis en een voor de praktijkkennis, met sociaal werkers uit de verschillende werkvelden. Verder komt er straks per richtlijn een werkgroep. Voor elke werkgroep worden mensen met ervaringskennis en sociaal werkers uitgenodigd. Ook putten de werkgroepen kennis uit de literatuur, zoals bijvoorbeeld de Wat werkt dossiers van Movisie.’ Je kunt nog zoveel kennis benutten en ontsluiten met een richtlijn; deze is pas nuttig als hij goed te gebruiken is, benadrukt Kroezen. ‘Vanaf het begin hebben we aandacht voor de implementatie. Daarom is er ook een adviesraad met implementatie-experts uit onder meer het onderwijs, kennisinstituten, waaronder Movisie, en de werkgevers. We doen er alles aan om te voorkomen dat het straks op de plank blijft liggen. Ik werk zelf ook als coördinerend begeleider in de verstandelijk gehandicaptenzorg. Dat helpt ook met het oog op het praktische nut.’
Concreet en praktisch
De complexe realiteit van het sociaal werk blijkt een van de redenen waarom niet alle sociaal werkers op richtlijnen zitten te wachten, zo laat onderzoek van Thomas Kampen en Margo Trappenburg zien. Volgens een deel van de sociaal werkers sluiten richtlijnen niet altijd aan bij de nuances van individuele casussen. Uit het onderzoek blijkt verder dat sociaal werkers richtlijnen als ondersteunend zien, maar niet als leidend. Ze hebben behoefte aan richtlijnen die concreet en praktisch zijn, met ruimte voor professionele afwegingen. Verder blijkt dat jongere sociaal werkers meer behoefte hebben aan richtlijnen dan meer ervaren sociaal werkers.
Sterkere professionaliteit
Toch denkt Stoop dat de gehele beroepsgroep beter kan worden van de richtlijnen. Sociaal werkers kunnen ze volgens haar vooral zien als een hulpmiddel in het dagelijks werk: ‘Het versterkt de eigen professionaliteit en geeft handvatten voor het maken van afwegingen. Er bestaan twee soorten aanbevelingen in richtlijnen. Een voorbeeld van de eerste soort geldt bijvoorbeeld bij het vermoeden van koorts. Dan is er de vrij strikte aanbeveling om de temperatuur te meten: in tachtig procent van de gevallen is dat het beste om te doen. Ik verwacht dat we in het sociaal werk met name aanbevelingen van de tweede soort zullen krijgen. Daarbij geldt: neem de aanbeveling in overweging, want we weten dat dit in meer dan de helft van de gevallen de beste optie is.’ Kroezen vult aan: ‘Ik begrijp dat best veel sociaal werkers het gevoel hebben dat ze iets opgelegd wordt. Maar dat is echt niet nodig. Een richtlijn is een hulpmiddel dat houvast biedt bij situaties waarover je twijfelt. Als professional maak je altijd zelf de afweging: past deze aanbeveling bij mijn casus? En pas ik het ook daadwerkelijk toe? Of ga ik beredeneerd afwijken?’
Autorisatiestempel
Op basis van de uitkomsten van de raadpleging en na analyse, samen met de adviesraad met sociaal werkers, ontstaat de selectie van – waarschijnlijk tien – onderwerpen waar een richtlijn bij ontwikkeld gaat worden. Vervolgens wordt er per richtlijn een werkgroep samengesteld. Stoop: ‘In deze werkgroepen gaan we analyseren welke vragen we precies willen beantwoorden in de richtlijn. Vervolgens gaan we in alle drie de kennisbronnen na welke kennis er al beschikbaar is en dus welke aanbevelingen en aanpakken het beste passen. Als voorzitters van de richtlijnwerkgroepen denken we aan mensen vanuit de Werkplaatsen Sociaal Domein.’ Het kan ook zijn dat er thema’s en vragen naar voren komen waarbij een kennislacune aan het licht komt, vult Kroezen aan. ‘Dit project kan dus ook de kennisagenda beïnvloeden: dan zullen we aanbevelen om meer onderzoek te doen.’ Om de bruikbaarheid zo groot mogelijk te krijgen volgt er een consultatieronde in het veld. En als uiteindelijk alle seinen op groen staan, zet de BPSW het autorisatiestempel erop: dan behoort de richtlijn tot de professionele standaard van sociaal werkers. Volgens die standaard werken, betekent dat inwoners de best mogelijk ondersteuning krijgen. En daar zal geen enkele sociaal werker op tegen zijn.
Tekst: Tea Keijl