De verhuizing van de verzorgingsstaat - stand van zaken

Meerjarig onderzoek naar decentralisaties van Universiteit van Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek

De decentralisaties leiden tot tekort aan democratie, professionaliteit en solidariteit. Dat betogen de auteurs van het boek 'De verhuizing van de verzorgingsstaat', op basis van een vierjarig onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en de Universiteit voor Humanistiek, naar de overheveling van zorgtaken van het rijk naar gemeenten. Het boek verscheen op donderdag 13 september als jaarboek van het 'Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken', vijf jaar nadat koning Willem-Alexander in de troonrede stelde dat de 'klassieke verzorgingsstaat langzaam maar zeker verandert in een participatiesamenleving.' Onder andere het NRC, Radio1 en het NOS Journaal besteedden aandacht aan het boek.

Sinds 2015 is een deel van de verzorgingsstaat ‘verhuisd’ naar de gemeenten, omdat zij dichter bij mensen staan. Een gemeente zou daarom beter weten wat haar hulpbehoevende inwoners nodig hebben, of hoe ze willen ‘participeren’. Burgers zouden met steun van de gemeente ook met meer succes een beroep op elkaar kunnen doen.

Bestel het boek

Drie tekorten

Drieënhalf jaar na dato constateren de onderzoekers dat burgers het wel prettig vinden dat de gemeente bij hen thuis komt voor het zogenoemde keukentafelgesprek, maar ook dat de decentralisaties leiden tot drie tekorten.

Ten eerste is er een ‘professioneel tekort’: wijkteams en andere professionals die bij mensen over de vloer komen, voelen zich weinig geëquipeerd en gesteund. Zij staan er vaak alleen voor en moeten zelf manieren zien te vinden om om te gaan met de onduidelijke en intern tegenstrijdige taken, zoals bevordering van zelfredzaamheid.

Ten tweede is er een democratisch tekort: er is weinig ruimte voor kritiek op het beleid dat gericht is op nabijheid en zelfredzaamheid. Dit wordt in beleid neergezet als een onvermijdelijke en onomkeerbare ontwikkeling in plaats van als een politieke keuze waarover je van mening kan verschillen.

Tot slot dreigt er een solidariteitstekort: in de meeste gevallen komt er weinig terecht van het streven om mensen die hulp nodig hebben een groter beroep te laten doen op hun sociale contacten, maar het wordt ze wel veelvuldig en soms indringend gevraagd. Dat roept schaamte- en schuldgevoelens op. Het kan ook relaties beschadigen en vernedering met zich meebrengen. Bijvoorbeeld wanneer familie of buren van de cliënt zich onder druk gezet voelen en dingen beloven die ze al na korte tijd niet meer kunnen of willen waarmaken, waardoor de cliënt teleurgesteld of zelfs eenzaam achterblijft.

Afstand bewaren

Tegenover de drie tekorten bepleiten de auteurs van het boek meer aandacht voor professionalisering, meer ruimte voor tegengeluid in het democratisch debat en meer solidariteit tussen vreemden op basis van collectieve voorzieningen. Ook bepleiten ze naast nabijheid om afstand te waarderen en beide beter tegen elkaar af te wegen in plaats van nabijheid bij voorbaat te prefereren boven afstand. En in plaats van de grote nadruk op zelfredzaamheid, zou het beleid aandacht moeten hebben voor de angst en het onvermogen van mensen om afhankelijk van anderen te zijn.

Het boek is het eerste grote en meerjarige kwalitatieve onderzoek naar de decentralisaties die in 2015 van kracht werden: van de jeugdzorg, de participatiewet en de langdurige zorg. Het boek bevat onder meer bijdragen van Femmianne Bredewold, Jan Willem Duyvendak, Thomas Kampen, Evelien Tonkens en Loes Verplanke.

In de media is veel aandacht geweest voor het boek. Hieronder een kort overzicht.