Vijf vragen over genderinclusief taalgebruik
Genderinclusief taalgebruik leidt makkelijk tot ophef. Dat bleek bijvoorbeeld toen de Nederlandse Spoorwegen in 2017 ‘beste reizigers’ ging gebruiken, in plaats van ‘dames en heren.’ En onlangs ontstond er opwinding over een onjuist bericht dat in de geboorteaktes de aanduiding ‘moeder uit wie het kind geboren is’ zou worden vervangen door ‘ouder uit wie het kind geboren is’. Tijd voor heldere antwoorden op een paar belangrijke vragen.
1. De meeste mensen identificeren zichzelf als man of vrouw, waarom zou je de taal dan moeten aanpassen?
Allereerst omdat een deel van de bevolking zich niet aangesproken voelt door ‘man’ of ‘vrouw’. Volgens de laatste schatting van Rutgers (2024) identificeert 1,8% van de bevolking zich niet uitsluitend of geheel niet als man of vrouw en is 0,4% van de inwoners van Nederland transgender.
Als je iedereen wilt aanspreken, is het dus onontkoombaar om over aanspreekvormen na te denken en taalgebruik inclusief te maken. Zo doe je recht aan de bestaande gender- en seksediversiteit (zie vraag 2).
Genderinclusief taalgebruik draagt er bovendien aan bij dat er minder nadruk komt te liggen op gender of sekse. Vaak is het maken van onderscheid in sekse en gender helemaal niet relevant. Als we steeds spreken in termen van man en vrouw, ook als dat geen functie heeft, versterken we het beeld dat dat onderscheid heel belangrijk is en versterken we de stereotypen en ongelijkheden die daarbij horen.
‘Beste reizigers’
Overheden, bedrijven en organisaties realiseren zich vaker dat de tweedeling ‘man’ en ‘vrouw’ geen recht doet aan inwoners, klanten of cliënten. Voor de NS reden om in 2017 de aanspreekvorm ‘beste reizigers’ te hanteren. Ronald van Noorden, medewerker reisinformatie bij de NS, schreef hierover het volgende: ‘De trein is beschikbaar voor ieder mens met een geldig vervoerbewijs, ongeacht geslacht en genderidentiteit en of die nu met elkaar in overeenstemming zijn of niet.’
2. Wat wordt eigenlijk bedoeld met gender- en seksediversiteit?
De term genderdiversiteit drukt uit dat er mensen zijn die zich niet thuis voelen binnen de tweedeling ‘man’ en ‘vrouw’; een deel van deze mensen noemt zich non-binair. Ook geeft het woord aan dat er mensen zijn van wie de genderidentiteit niet gelijk is aan het bij hun geboorte genoteerde geslacht - die noemen we transgender personen. Er zijn ook mensen van wie de geslachtskenmerken niet binnen de klassieke tweedeling ‘man’ of ‘vrouw’ vallen; dit zijn intersekse personen. Er is dus ook sprake van seksediversiteit. Sekse- en genderdiversiteit is niet nieuw, maar is de laatste jaren wel steeds zichtbaarder en vaker onderwerp van gesprek, ook in de media.
Belangrijke termen en begrippen
- Genderidentiteit: iemands innerlijke genderbeleving van zich non-binair, vrouw, man of een ander gender ervaren.
- Sekse(kenmerken): sekse gaat over de diversiteit die er bestaat in lichamelijke seksekenmerken. Het gaat om alle verschillende variaties in hormonen, seksechromosomen en genitaliën.
- Gender: dit verwijst, anders dan sekse en geslacht, niet naar biologische kenmerken, maar naar sociale, culturele en psychologische kenmerken die met een geslacht in verband worden gebracht. Er bestaan verschillende genders: de meest bekende zijn man en vrouw.
- Transgender persoon: iemand die zich niet identificeert met het geslacht dat hen bij de geboorte is toegewezen. ‘Transgender’ is een parapluterm: het gaat dus om een veelheid aan belevingen van genderidentiteit en genderexpressie.
- Cisgender persoon: iemand van wie de genderidentiteit overeenkomt met het geslacht dat hen bij de geboorte is toegewezen.
- Non-binair persoon: iemand die zich als non-binair identificeert voelt zich niet (helemaal) thuis binnen de genderidentiteit man of vrouw. Vaak voelt die persoon zich meer thuis bij een genderidentiteit die zich buiten deze categorieën bevindt.
- Intersekse persoon: Intersekse verwijst naar de ervaringen van mensen die geboren zijn met een lichaam dat niet past binnen de normatieve definities van man en vrouw. Intersekse gaat niet over seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Intersekse personen hebben variaties in geslachtskenmerken, hormoonbalans of chromosomen.
3. Is het in medische situaties niet beter om wél vast te houden aan de tweedeling man-vrouw?
Juist in medische situaties kunnen de aanduidingen ‘man’ en ‘vrouw’ tekortschieten. Want het kan voorkomen dat een man geslachtskenmerken heeft (zoals een baarmoeder) die we klassiek aan vrouwen toeschrijven en andersom. In medische situaties is het daarom preciezer om te spreken over - bijvoorbeeld - ‘mensen met een prostaat’, want niet iedereen met een prostaat is een man en niet iedere man heeft een prostaat. Om vergelijkbare redenen is het accurater om te spreken over ‘mensen met een baarmoeder’, ‘mensen met eicellen’ of ‘met zaadcellen’. En het is preciezer om te spreken over ‘mensen die menstrueren’, want niet alle vrouwen menstrueren en niet iedereen die menstrueert is vrouw. Dit is zowel relevant voor trans personen als cis voor personen. Er zijn immers cis vrouwen die niet menstrueren (bijvoorbeeld door de menopauze) of die geen borsten of baarmoeder hebben, bijvoorbeeld vanwege een medische ingreep.
Het biologische geslacht of de sekse van mensen kent oneindig veel meer variaties dan de binaire tweedeling tussen mannen en vrouwen zoals de maatschappij die traditioneel hanteert. Ook in biologische zin is deze tweedeling dus ontoereikend. Het legt een norm op waar intersekse personen veel last van hebben.
4. Welke invloed heeft genderinclusief taalgebruik op de positie van vrouwen?
In het gangbare taalgebruik overheerst een binaire indeling in mannen en vrouwen, een indeling die je bijvoorbeeld ook terugziet bij toiletten, kledingwinkels en in de sportwereld. Zo worden verschillen benadrukt die in veel gevallen irrelevant zijn, maar wel stereotypen bevestigen en daarmee ongelijkheid in stand houden.
Genderinclusief taalgebruik draagt bij aan de omgekeerde beweging: een meer gelijkwaardige positie van vrouwen, en van non-binaire personen. Een van de manieren om taalgebruik inclusiever te maken is om niet standaard de mannelijk vorm te gebruiken als overkoepelende term. Momenteel gebeurt dat vaak wel. Denk aan woorden als ‘vakman’ of ‘bemannen’. En denk aan het gebruik van ‘hij’ als enige voornaamwoord om de lezer in een tekst aan te spreken. De mannelijke vorm en mannelijke termen zijn nu nog dominant in onze taal. Door te kiezen voor andere, inclusieve vormen in de taal, werk je indirect mee aan gendergelijkheid in bredere zin.
5. Mag ik woorden als ‘moeder’, ‘vader’, ‘man’ of ‘vrouw’ niet meer gebruiken?
Dat mag zeker wel. Niemand wil de woorden man, vrouw, moeder of vader afschaffen. Genderinclusieve taal gaat niet over het verbieden van woorden, maar voegt iets toe aan wat al bestaat. Genderinclusieve taal is preciezer dan de vaak gangbare termen en aanduidingen en maakt het mogelijk de hele groep aan te spreken die je wilt bereiken; denk aan het voorbeeld van de NS die besloot om ‘beste reizigers’ te gaan gebruiken.
Ophef over ‘afschaffen’ van het woord moeder
Het preciseren van aanduidingen die te maken hebben met gender leiden makkelijk tot ophef. Dat was ook het geval na een voorgestelde wijziging in de wet Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) in maart 2024, bestemd voor een specifieke groep ‘geboorteouders’.
Het gaat bijvoorbeeld om non-binaire personen en transgender mannen die een kind gebaard hebben. Deze groep kan er sinds 2022 voor kiezen om als ‘ouder’ in plaats van ‘moeder’ aangeduid te worden op de geboorteakte (lees meer). Deze mogelijkheid moest ook in de tekst van de wet Basisregistratie Persoonsgegevens (BRP) worden aangepast.
Naar aanleiding van berichten hierover in de media ontstond er ophef. Sommige media meldden ten onrechte dat het woord ‘moeder’ helemaal uit het bevolkingsregister zou worden geschrapt en standaard zou worden vervangen door ‘ouder uit wie het kind geboren is’.
Politicoloog, auteur en publicist Mounir Samuel gaf hierop treffend commentaar op LinkedIn: ‘Wanneer een genderinclusieve term door de overheid gebruikt wordt, betekent dat niet dat je als vrouw geen 'moeder' kunt zijn, of als zodanig wordt erkend. Het betekent alleen dat de staat niet langer automatisch bepaalt dat iedere 'geboorteouder' (een veel betere term) ook daadwerkelijk een 'moeder' is.’
Ook als het niet over gender gaat, wordt geregeld gekozen voor termen die inclusiever zijn. Zo schrijven scholen vaak naar ‘ouders en verzorgers’ om ook degenen aan te spreken die voor kinderen zorgen terwijl ze niet de ouder zijn.
Als je iedereen binnen een groep wilt aanspreken, is het dus zaak om woorden te gebruiken die ook voor de minderheden binnen die groep gelden. Wanneer je specifiek moeders (mensen die zich als vrouw identificeren en die kinderen hebben) wilt aanspreken, is het woord moeder een prima term. Maar als je mensen wilt aanspreken die een kind hebben gebaard, is het woord ‘moeder’ niet toereikend. In dat geval kun je kiezen voor: ‘moeders en geboorteouders’.
Meer weten?
Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in deze bronnen:
Ruimte voor álle genderidentiteiten is nodig
In bovenstaand artikel wordt uitgelegd waarom genderinclusief taalgebruik belangrijk is. De achterliggende gedachte is dat inclusie van alle soorten genderidentiteiten en ruimte voor gender-nonconformiteit (je niet hoeven conformeren aan traditionele gendernormen) voor iedereen goed is. Niet alleen non-binaire personen, maar ook binaire trans personen en cis personen hebben daar baat bij. Ook zij worden momenteel belemmerd door stereotypen en verwachtingen over hun gender. Denk bijvoorbeeld aan een man die graag verpleegkundige of leerkracht op een basisschool wil worden, maar niet de ruimte ervaart om dat te doen. Of aan mannen die vaak ontmoedigd worden in het delen van hun emoties.
Meer ruimte voor genderdiversiteit en voor non-binaire personen kan ook een positief effect hebben op andere gemarginaliseerde groepen. Zo blijkt uit Amerikaans onderzoek dat niet alleen non-binaire personen zich veiliger voelen in genderinclusieve toiletten, maar ook andere groepen mensen, zoals cisgender vrouwen en mensen van kleur, omdat deze toiletten geassocieerd worden met meer egalitaire omgevingen waar aandacht is voor de veiligheid van gemarginaliseerde groepen. (Chaney & Sanchez, 2018).