Vraag de opbouwwerker voordat de dokter verzuipt
De overgang van minder zorg naar meer welzijn is meer dan een kwestie van geld, is de conclusie van het symposium waarmee Anita Peters afscheid nam van Movisie. Een ander perspectief, tijd, geduld en een krachtig opbouwwerk zijn minstens zo belangrijk.
In haar inleidende gesproken column stelt Anita Peters dat de invloed van de systeemwereld in de zorg nog groot is, en die bemoeilijkt de overgang van minder zorg naar meer welzijn. Het Integraal Zorgakkoord (IZA), het Gezond en Actief Leven Akkoord en het programma Wonen, Ondersteuning en Zorg voor Ouderen onderstrepen dat. Of het sociaal werk de brug kan vormen wordt de komende tijd spannend.
Afbeelding: Anita Peters
Een gezamenlijke opgave
Als het aan de Hilversumse wethouder voor Zorg, Samenleving en Jeugd Gerben van Voorden ligt, is het een gezamenlijke opgave. Kort na zijn aantreden als wethouder in 2022 schreef hij een visie voor het sociaal domein in Hilversum. Een langetermijnvisie die moet bijdragen aan sterkere wijken en buurten. ‘Want alleen in zorgzame gemeenschappen kan de beweging van minder zorg naar meer welzijn worden gerealiseerd’, aldus de wethouder. Om te zorgen dat mensen weer naar elkaar omkijken en zorgzame gemeenschappen met elkaar vormen, heeft Van Voorden een paar suggesties, hij gooit ze als steentjes in de vijver.
Suggesties, als steentjes in de vijver
Welzijnsorganisaties moeten enthousiaster zijn
Ten eerste vindt hij dat welzijnsorganisaties enthousiaster moeten reageren op voorstellen van de gemeente. Van de ‘spanning tussen beleid en sociaal werk’ moeten we snel af, want voor mij staat één ding als een paal boven water: we moeten het samendoen, lokale overheid, burger en professional.’
Ten tweede vindt hij dat de samenleving het zich niet kan veroorloven om groepen mensen links te laten liggen, ook de groep die het goed heeft, moet helpen om de grote maatschappelijke problemen helpen op te lossen.’
Ten derde, het steentje dat wellicht de grootse plons veroorzaakt, stelt Van Voorden voor dat sociaal werkers hun licht opsteken bij het bedrijfsleven. ‘Om te leren dat je een goede (probleem-)analyse moet maken voordat je aanbod ontwikkelt en dat je een goede marketingstrategie nodig hebt om dat aanbod vervolgens aan de man te brengen.’
Geld op de juiste manier toewijzen
Anita Keita - de voormalig directeur van Versa Welzijn zit in de zaal – is het niet met de wethouder eens. Zij vindt dat gemeenschap, níet marketing de crux van het beleid is. Dat betekent volgens haar dat ‘ook de gemeenschap actief plannen mee moet maken, omdat zij het beste weet wat er in de buurten en wijken speelt.’ Als je bijvoorbeeld naar IZA kijkt, dan zie je dat precies het omgekeerde gebeurt: ‘IZA wordt over de gemeenschappen heen gestort.’
Ook in de zaal aanwezig, is Evert Jan van Hasselt - actief burger en mede-eigenaar van het bureau Seven Senses, een platform voor participatief onderzoek. Hij vindt dat de gemeente een ‘proces op gang moet brengen, en geen plannen moet maken.’ Hij heeft overigens ook twijfels over bottom-up werken. ‘Dat lijdt aan hetzelfde euvel als top-down maar dan omgekeerd. Hij introduceert een nieuw begrip -‘community-up’- om het belang van de betrokkenheid van de gemeenschap te benadrukken.
Een opbouwmedewerker uit Medemblik vraagt zich af of er wel voldoende geld is om überhaupt gemeenschappen te ondersteunen. Wethouder Van Voorden benadrukt dat er geld genoeg is. Dat vindt gezondheidseconoom Marcel Canoy ook. ’Geld op zich is niet het probleem, maar het moet wel op de juiste manier gealloceerd worden, en dat is beslist niet het geval.’ IZA is daarvan het meeste saillante voorbeeld, volgens Canoy ‘Alleen een zorginstelling kan een IZA-aanvraag doen.’ Venijnig voegt hij eraan toen ‘dat alleen een dwaas dit heeft kunnen bedenken.’
Afbeelding: Wethouder Gerben van Voorden
Geld zit op de verkeerde plek
Hoe zwaar liggen de steentjes van de wethouder op de maag? Ondersteunen zij nu wel of niet de beweging van minder zorg naar meer welzijn? Een panel van vier deskundigen buigt zich over die vraag: Lex Staal, directeur Sociaal Werk Nederland, Houriya Harrane, sociaal werker, ruimtemaker en senior-adviseur bij Hilverzorg, Casper van den Bergh, een soort ‘spreidstand-burger’ want manager bij de zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid, en lid van de Raad van Toezicht van de welzijnsorganisatie Facet en Marjet van Houten, leider van het Movisieprogramma Bestaanszekerheid en Waardevol Werk.
Harrane kan zich grotendeels vinden in het verhaal van de wethouder. ‘Wat hij bepleit, komt neer op community building en op denken op de langere termijn.’ Staal, doorgaans geen man van weinig woorden, houdt het kort, hij is blij om ‘weer eens een politicus met visie te ontmoeten.’
Van den Bergh blijft niet achter in de loftuitingen aan het adres van de wethouder. Hij vindt het verhaal van Van Voorden inspirerend. Hij plaatst echter wel een kanttekening bij de opmerking, van de wethouder en van de gezondheidseconoom Canoy, dat geld geen probleem zou zijn. ‘Er is wel degelijk een geldprobleem: het zit namelijk vast op de verkeerde plek. De uitdaging is om het geld vrij te spelen en van zorg naar welzijn te brengen. Van Houten vindt de insteek van wethouder goed, maar daagt hem uit om burgerinitiatieven veel actiever uit te nodigen dan nu om samen ‘de weg door het complexe systeem te bewandelen.’
Afbeelding: Paneldebat met Marjet van Houten (Movisie), Casper van den Bergh (Zorg en Zekerheid), Lex Staal (Sociaal Werk Nederland) en Houriya Harrane (opbouwwerker)
Aan tafel met het andere geluid
Een debat kan niet zonder stellingen. Ook voor dit symposium zijn er een aantal geformuleerd. Bijvoorbeeld: sociaal werk moet zich verre houden van regiotafels waar zorgvragen worden behandeld. Een tweede stelling sluit daarop aan: sociaal werk moet de sociale basis versterken, om de sociale basis zelf en niet om zorgtekorten het hoofd te bieden.
Staal is het volstrekt oneens met de stelling dat sociaal werk niet aan de regiotafel moet plaatsnemen. ‘Nu zitten daar alleen de zorg en de VNG aan. Als je het andere geluid, dat van het sociaal werk, ook wil laten horen en aan dat andere verhaal mee wil schrijven, dan kun je je eenvoudigweg niet afzijdig houden.’
Harrane is gereserveerd tegenover deelname aan de regiotafel. Ze vindt dat ‘we de rollen zuiver moeten houden.’ We zouden volgens haar ‘investeringen in de gemeenschap als waarde op zich moeten gaan beschouwen, niet als middel tot kostenbesparing op de zorg.’
Van den Berg vindt net als Staal eerder dat sociaal werk beslist juist aan de regiotafel moet gaan zitten, ‘als je tenminste een beweging naar de gemeenschap wil maken. Aan de regiotafel worden de besluiten genomen, daar wordt het geld verdeeld.’ Zijn advies aan het sociaal werk: ‘wurm je ertussen als je invloed wil hebben.’
We moeten niet namens de gemeenschappen praten, maar met hen
Marjet van Houten gaat nog een stap verder en wil het aantal partijen aan de regiotafel zelfs uitbreiden. Zonder voor een Poolse landdag te pleiten, zou ze graag ook de gemeenschappen aan tafel willen zien. ‘We moeten niet weer namens de gemeenschappen gaan praten in plaats van met hen.’
'We hebben een onomkeerbare beweging gemaakt'
Ook hier heeft de gezondheidseconoom Canoy een kritische noot. Hij zegt dat het gevoel van urgentie aan de regiotafel ten ene male ontbreekt. ‘Ik ben betrokken bij een IZA-aanvraag, dat begint met een zogeheten snelle toets. Behandeling daarvan duurt een half jaar en daarna wordt nog een keer een half jaar gekeken. Hoe kun je nou met droge ogen beweren dat de urgentie gevoeld wordt? Het is echt te lachwekkend voor woorden.’
Staal reageert als door een wesp gestoken. ‘Canoy maakt er een karikatuur van. Je kan van alles vinden over IZA, maar vier jaar geleden zaten zorgverzekeraars en welzijnsorganisaties niet met elkaar aan één tafel. Evenmin dacht de gemiddelde ouderzorginstelling vier jaar geleden erover of misschien zinvol zou kunnen zijn om zelf met sociaal werk bezig te zijn. Dat is pure winst. Is het genoeg? Nee, maar we hebben wel een onomkeerbare beweging in gang gezet. Gaat het snel genoeg? Nee, maar blijkbaar is het tempo dat we met z'n allen op dit moment kunnen maken. Als je er een karikatuur van maakt, dan sla je dingen alleen maar dood.’
Zorg is dweilen
Het structurele manco van de zorg: eerst mensen laten vastlopen en dan pas helpen
Om mee te kunnen praten over hoe we de beweging van minder zorg naar meer welzijn kunnen maken, hebben burgers ondersteuning nodig. Punt is echter, zo luidt althans een derde stelling, dat die ondersteuning impliceert dat je je volgens de formele financiële systematiek moet verantwoorden.
Van den Bergh beaamt dat je voor de zorg in het algemeen alles als business case moet onderbouwen. ‘Dat is lastig als je met meerdere partijen werkt aan verandering. Want wat gaat jouw inbreng precies zijn, en welke resultaat kun jij later op je conto schrijven?’
Harrane vindt dat dit nog maar eens aangeeft dat we ‘regelingen moeten gaan ontwerpen die veel beter aansluiten op de leidende rol van gemeenschapen.’
Actief burger Van Hasselt mist in het debat, ook vandaag weer, aandacht voor het structurele manco van de zorg, en dat is ‘dat we mensen eerst laten vastlopen en dan pas helpen.’ Hij stelt voor dat we het woord zorgen overal vervangen door dweilen (met kraan open). ‘Dat past beter bij de huidige aanpak.’
Meer opbouwerkers?
Of we met grote spoed 5 duizend opbouwwerkers aan moeten stellen, een laatste stelling, daarover is Harrane kort: ‘Als wij dat gaan doen, gaan wij het systeem weer een beetje versterken in plaats van mensen en gemeenschappen stimuleren en verbinden.’
Afbeelding: Mariël van Pelt
Lector Sociale Veerkracht aan Fontys Hogeschool Mariël van Pelt schat dat er na de bezuinigingen in de afgelopen jaren nog maar zo’n duizend opbouwwerkers over zijn. ’Los van de vraag hoeveel professionals we erbij zouden moeten krijgen, is een ding wel duidelijk: als de we de gemeenschap serieus nemen, dan moeten we in de gemeenschap en het opbouwwerk investeren.’
Verstandig investeren vereist dat we afstappen van het bestaande instrumentele perspectief. Dus in de gemeenschap investeren omdat ze een waarde op zich vormt, niet omdat we er, via de omweg van gezonder leven, kunnen besparen op de zorgkosten. We moeten volgens Van Pelt niet langer primair vanuit de zorg denken, maar vooral bedenken hoe burgers, overheden, professionals en instanties kunnen samenwerken aan zorgzame wijken en buurten. Het project Samen Buurten in Flevoland is een mooi voorbeeld daarvan.
Wat is nodig voor een gemeentelijk beleid?
Van Pelt noemt drie dingen belangrijk voor een (gemeentelijk) beleid dat mens en gemeenschap serieus neemt: agency, positief klimaat en continuïteit.
- Agency oftewel grip hebben op je eigen leven
De gemeente kan agency bevorderen, door te investeren in capaciteitsontwikkeling. Wat kunnen ze (nog) niet goed, wat hebben ze nodig, kunnen we daar trainingen in geven of anderszins daarbij helpen? - Positief klimaat
Voor een sterke gemeenschap is het belangrijk dat er een klimaat heerst dat individuele en collectieve groei stimuleert. Een klimaat dat ruimte biedt aan de inbreng van nieuwe ideeën en gedoe tussen bewoners en partijen zo veel mogelijk voorkomt. - Continuïteit
Het zijn vaak langdurige processen die een gemeenschap vorm geven. Incidentele, kortlopende subsidies, voortdurende wisseling van professionals: beiden hebben slechts een beperkt effect. Gemeenschappen zijn er veel meer bij gebaat als de professional pakweg 24 uur per week aanwezig is, zodat hij of zij weet wat er speelt, wie de sleutelfiguren zijn en wie zich onzichtbaar probeert te houden.
Dat betekent dus rondlopen in de wijk, op een bankje zitten, een gesprekje aanknopen bij de supermarkt, de bibliotheek inlopen. Allemaal dingen die tijd kosten, waarvan je het effect niet op de een of andere schaal kunt afzetten, en dus een andere manier van verantwoording afleggen vereist. Maar we hebben ook vooral geduld nodig, heel veel geduld.
Anita Peters en haar gasten knikken instemmend. Transitie, opbouwwerk: we moeten ze gewoon tijd gunnen.
Tekst: Jan van Dam
Fotografie: Robert Lagendijk