Wat is jouw heilige graal?

Hoe gemeenten en organisaties werken aan outcome

Stel, je hebt een mooie tuin maar geen groene vingers. Je laat een tuinman komen. Na een tijdje ga je na of je tevreden bent over de tuinman. Maar hoe doe je dat? Kijk je hoeveel uur hij in de tuin was? Of welke gereedschappen hij gebruikt heeft? Waarschijnlijk niet. Je kijkt hoe je tuin erbij ligt. Waarom kijken we meestal niet zo in het sociaal domein?

Bij resultaten kun je onderscheid maken tussen output en outcome. Output zijn de activiteiten en tastbare resultaten van wat je doet. Bijvoorbeeld het aantal werkuren van je tuinman of het aantal cliënten dat is geholpen door een maatschappelijke organisatie. Outcome is het gewenste effect van wat je doet. Een mooie verzorgde tuin als het gaat om de tuinman. En bijvoorbeeld meer zelfredzaamheid van cliënten als het gaat om een maatschappelijke organisatie.

Bij de tuinman vinden we het heel normaal om te kijken naar het bereiken van de gewenste outcome. Aanbieders in het sociaal domein worden echter regelmatig beoordeeld op output. Denk aan een dagcentrum dat subsidie krijgt op basis van het aantal bezoekers in plaats van wat het betekent voor de kwaliteit van leven van die bezoekers. Dit laatste gaat over outcomegericht werken: kijken of de ingezette middelen leiden tot de effecten die we ermee willen bereiken en waar nodig bijsturen.

Plan Do Check Act

Outcomegericht werken vereist een cyclisch proces. Hierbij doorloop je continu een kwaliteitscyclus, die bestaat uit de volgende vier stappen:

  • Plan: Bepalen wat het effect is dat je wilt bereiken en waaraan je kunt zien dat dit effect bereikt is;
  • Do: Inkopen of uitvoeren van activiteiten om de gewenste effecten te bereiken;
  • Check: Nagaan of de activiteiten volgens plan zijn uitgevoerd, en of de gewenste effecten daadwerkelijk worden behaald;
  • Act: Het gesprek aangaan over waarom bepaalde gewenste effecten wel of niet worden bereikt, en wat er moet gebeuren om dat te verbeteren.

Op basis van de informatie uit de laatste fase van de kwaliteitscyclus stel je je plannen bij, en start een nieuwe kwaliteitscyclus. Vertaald naar het voorbeeld van de tuinman betekent dit: je bedenkt dat je een mooi onderhouden tuin wilt hebben (plan), daarvoor huur je een tuinman in voor 2 uur per week (do), na twee maanden ga je na of je tuin inderdaad mooi onderhouden is (check), om op basis daarvan met de tuinman te bepalen wat er goed gaat en wat er beter of anders kan (act). Samen concludeer je bijvoorbeeld dat het snoeien van de bomen wat meer aandacht verdient, en het gazon wel met wat minder af kan. Dat is een nieuw plan, waarmee je een nieuwe kwaliteitscyclus in gang zet.

stadstuin

Gemeenten en organisaties vragen Movisie

Dit jaar klopten verschillende uitvoeringsorganisaties en gemeenten aan bij Movisie met de vraag hoe ze in kaart konden brengen of de ondersteuning die ze inzetten daadwerkelijk leidt tot de gewenste effecten. De gemeenten Eindhoven en Utrecht en de betrokken uitvoeringsorganisaties vroegen bijvoorbeeld hoe ze meer zicht kunnen krijgen op de resultaten van hun buurt- en wijkteams. VluchtelingenWerk Nederland vroeg zich af hoe zij inzichtelijk kan maken wat hun vrijwilligers bereiken, samen met de vluchtelingen die zij begeleiden. Is het mogelijk om met deze partijen samen een instrument te ontwikkelen dat aansluit bij de beleving van de inwoner of vluchteling en informatie oplevert over de bereikte effecten? Een instrument dat tegelijkertijd helpt bij de ondersteuning van en gesprekken met de inwoner of vluchteling? En waar men ook nog van kan leren hoe de ondersteuning verbeterd kan worden? In beide trajecten is Movisie met alle betrokken partijen samen op zoek gegaan naar hun ‘heilige graal’.

Tot slot besteden we nog aandacht aan vier hobbels die overwonnen moeten worden om outcomegericht te werken.

Hobbel 1: Je bepaalt niet makkelijk de gewenste effecten

Wat is bijvoorbeeld het gewenste resultaat van een schuldhulpverleningstraject? Voor de één is dat volledig schuldenvrij zijn, voor de ander het onder controle krijgen van de inkomsten en uitgaven. Beleving en haalbaarheid spelen dus een grote rol bij het bepalen van de gewenste resultaten.

Tip: Geef het proces van monitoring van effecten in co-creatie vorm. Kijk samen met inwoners, professionals, vrijwilligers, uitvoeringsorganisaties en gemeenten wat je wilt bereiken en waar dat uit blijkt. Wanneer zijn de verschillende groepen tevreden met de ondersteuning? En waar kan je dat aan zien? Vaak is het gesprek dat hierover tot stand komt zeer waardevol. Als je samen bepaalt wat je wilt bereiken is er bovendien ook meer draagvlak om te monitoren of het lukt om dat te bereiken.

Hobbel 2: ‘Wat ik wil bereiken is niet in cijfers uit te drukken’

De zaken die we nastreven in het sociaal domein, zoals zelfredzaamheid, eigen kracht of participatie, zijn vaak niet makkelijk in cijfers te vangen. Als het al lukt om ze te kwantificeren, hebben mensen vaak het gevoel dat ze geen recht doen aan de werkelijkheid. En dat zorgt weer voor weerstand tegen het verzamelen van cijfers op zich.

Tip: Het gaat om tellen én vertellen. Wat cijfers zeggen over de uitkomsten van zorg en ondersteuning, is altijd een kwestie van interpretatie. Het is dus belangrijk om ook het verhaal achter de cijfers te vertellen, bijvoorbeeld door middel van storytelling. Maar verhalen krijgen pas betekenis als je ze kunt plaatsen in een bredere context, die je kunt schetsen met cijfers. Ook hier is het belangrijk om in co-creatie te bepalen wat je wilt tellen en vertellen.

participatie

Hobbel 3: Het meten van effecten is een tijdrovende klus

Inderdaad zijn sommige professionals veel tijd kwijt aan het vastleggen van wat ze gedaan hebben, wat ten koste gaat van wat tijd voor wat ze doen. Er wordt veel informatie verzameld en geregistreerd die interessant is om te weten, in plaats van alleen informatie die essentieel is, bijvoorbeeld voor indicatiestellingen of om te bepalen of de gewenste effecten zijn bereikt.

Tip: Bed monitoring zoveel mogelijk in de dagelijkse praktijk in. Een meetinstrument dat zowel de professional als de inwoner ondersteunt in de gesprekken, motiveert hen allebei om het te gebruiken. Bovendien wordt de administratieve belasting tot een minimum beperkt omdat het instrument al grotendeels tijdens de gesprekken met inwoners wordt ingevuld. Blijf daarnaast scherp bij alles wat gerapporteerd moet worden: is het noodzakelijk dat dit wordt vastgelegd?

Hobbel 4: Wat gebeurt er met de uitkomsten?

Wordt de subsidie stopgezet als de gewenste effecten niet worden bereikt? Als dat zo is, vult niemand graag een instrument in. En al helemaal niet als er iets niet goed is gegaan. Terwijl je daar juist het meest van leert!

Tip: Zet daarom op met alle betrokkenen (inwoners, uitvoerders, organisatie, gemeente) monitoring in om van te leren en niet om mee af te rekenen. Als blijkt dat in een wijk of op een thema de gewenste effecten niet bereikt worden, is dit aanleiding om met elkaar het gesprek aan te gaan. Waarom lukt het niet? Wat kun je daarvan leren? En wat kunnen we eraan verbeteren? Er kunnen andere factoren in het spel zijn die ervoor zorgen dat je effecten niet bereikt, of de activiteiten die ondernomen worden moeten aangepast worden. Op die manier werk je samen aan een verbetering van de kwaliteit van zorg en ondersteuning.

Meer weten over outcomegericht werken?
  • Gemeenten kunnen op gemeenten.movisie.nl/ praktische tips en aanknopingspunten vinden.
  • Een overzicht van monitoringsinstrumenten in het sociaal domein is te vinden op www.instrumentwijzer.nl
  • Voor uitvoeringsorganisaties en professionals in het sociaal domein ontwikkelde Movisie de training Zicht op effect. In twee dagdelen leer je de basisbegrippen van evaluatieonderzoek en hoe je de effecten van je project of interventie zo eenvoudig mogelijk zichtbaar kan maken.