‘We kijken door de verkeerde lens naar jongeren’
Agenda van het Sociaal Werk 2024 met Marie Kamphuis Lezing door Micha de Winter
‘In 2000 kreeg één op de 27 jongeren specialistische jeugdhulp, in 2023 een op de 7. Dat komt niet door iets in het kraanwater.’ De Agenda van het Sociaal Werk 2024 op 10 oktober stond in het teken van de jeugd. Micha de Winter ging tijdens de jaarlijkse Marie Kamphuis Lezing in op hun zorgelijke mentale gesteldheid. Maar er was ook ruimte voor hoop.
‘We kijken te veel met een superzoomlens naar kinderen en gezinnen. Dan kijk je vooral naar het microniveau. Dan zie je individuele opvoedingsproblemen, leerstoornissen met individueel gerichte diagnostiek en behandelingsmethoden. Dat zijn geen natuurlijke gegevens, maar gecreëerde constructen.’ Deze manier van kijken droeg de afgelopen veertig jaar stevig bij aan de groeiende wachtlijsten in de jeugdzorg. De Winter herkent de zoomlens ook bij de opleidingen, waar het overgrote deel van de studenten mensen wil helpen in individuele trajecten. Hij ziet hem eveneens in de wetenschap, waar de methodieken evidence based moeten zijn. ‘Evidence beest, noem ik dat zelf: we zijn methodieken gaan gebruiken die onder laboratorium omstandigheden werken, en de effectiviteit wordt door diezelfde lens gemeten.’
De wil breken
We kijken er helemaal niet meer van op dat het kind tegenwoordig het middelpunt van de opvoeding is, stelt De Winter. ‘Ik doe het zelf ook: natuurlijk wil ik dat mijn kleinkinderen een fijn leven hebben. Maar het is gebaseerd op axioma’s, op vanzelfsprekendheden. Je kúnt er ook anders naar kijken.’ Dat gebeurde tot vrij recent ook nog, vervolgt hij: ‘In de jaren vijftig van de vorige eeuw was het nog heel gewoon om te zeggen: ‘Opvoeden, dat is het breken van de wil van het kind.’ Opvoeders moesten met andere woorden voorkomen dat kinderen hun eigen wil en ambities zouden nastreven.’
Samenlevingspedagogiek
Beleidsmakers en opvoeders moeten vaker door een groothoeklens kijken, vindt De Winter. Dan zie je de context en daarmee de wisselwerking tussen kind en samenleving. Samenlevingspedagogiek noemt hij dat. ‘Als je uitzoomt, dan zie je dat er een relatie is tussen de toenemende prestatiedruk in de concurrentiemaatschappij en de opkomst van labels als dyslexie en hoogsensitiviteit. En tussen sociale uitsluiting of zich niet gehoord voelen en externaliserend probleemgedrag als agressie of criminaliteit bij jongens. Bij meisjes kristalliseert het meestal uit tot internaliserend gedrag als depressie, eetstoornis of zelfbeschadiging. Laten we in dit rijtje de invloed van sociale media op identiteitsissues niet vergeten. Onderzoek laat ook zien dat er een sterk verband is tussen armoede en gedrag.’ Dit impliceert dat hoe het met kinderen en jongeren gaat, dus ook gevolg is van politieke keuzes, zoals in de sociale zekerheid. De opkomst van de labels hangt volgens De Winter overigens ook sterk samen met de bekostigingssystematiek: een label is een toegangsticket tot zorg en ondersteuning.
Vaardigheden
In de samenlevingspedagogiek zijn twee lijnen belangrijk, legt De Winter verder uit: ‘We moeten kinderen toerusten om samen te leven. Dat betekent dat we ze democratische en humanistische vaardigheden, medemenselijkheid en rechtvaardigheid bij moeten brengen. Het tweede is dat de samenleving zelf ook een belangrijke pedagogische functie heeft. Als we onze kinderen super individualistisch blijven opvoeden, dan creëren we een generatie die vooral voor het eigen belang opkomt.’
Hoop is de motor
Jonge mensen hebben hoop en perspectief nodig. Dat is de kern van de boodschap van De Winter. ‘Hoop is de motor van je eigen ontwikkeling en je mogelijkheid om bij te kunnen dragen aan de samenleving. Als je die hoop niet hebt, waarom zou je jezelf dan willen ontwikkelen? Professionals en ouders moeten alle narigheid zoals van oorlogen en het klimaat niet bagatelliseren, maar samen met jongeren bekijken hoe ze er betekenis aan kunnen geven.’ De Winter noteert HOOP met hoofdletters, waarbij de H staat voor handelingsperspectief, ofwel agency. ‘Neem bijvoorbeeld pesten. Als school kun je een bureau inhuren dat een aanpak uitrolt. Maar je kunt ook de kinderen zelf onderzoek laten doen en samen oplossingen bedenken. Maatregelen die de kinderen zelf bedenken, die worden het beste nageleefd.’
Optimisme
De eerste O staat voor het onderbreken van impulsieve oordelen, de tweede voor optimisme voorleven. ‘Veel mensen hebben hun oordeel al klaar voordat ze weten wat het probleem is. Maar in een gezonde democratie bevraag je elkaar kritisch: waarom vind je wat je vind? En in een gezonde opvoeding is het de plicht om het kind weerstand te bieden: waarom doe je wat je doet?’ Optimisme voorleven is moeilijk, erkent De Winter, maar hij wijst ook op positieve voorbeelden als Gretha Thunberg en Boyan Slat.
Focus op ontwikkeling
De P tot slot verwijst naar de pedagogische basis versterken. ‘Wil je voorkomen dat de toestroom naar jeugdzorg alsmaar groter blijft worden, dan moet de maatschappelijke basiszorg sterker. Gezinnen in lastige omstandigheden hebben andere ondersteuning nodig. Het vraagt om meer inzet van sociale professionals met een focus op ontwikkeling in plaats van op problemen oplossen.’ In dat scenario gaat het over het welzijn van de jeugd en niet meer over zorg voor de jeugd.
Uitgelicht: Workshop samen werken aan de mentale weerbaarheid van jongeren
Tijdens de Agenda van het Sociaal Werk was er keuze uit vijf workshops. Een van de drukst bezochte ging over samen werken aan de mentale weerbaarheid van jongeren, geleid door Jolanda Sonneveld van Sociaal Werk Nederland: ‘In Nederland werken er ongeveer 2000 betaalde jongerenwerkers en 300 kinderwerkers. Terwijl er zo’n 44.000 jeugdhulpverleners zijn. Dus voor het versterken van gezond opgroeien, het preventieve, hebben we heel weinig mensen, en voor het oplossen van problemen hebben we er veel meer.’
Dat er ruim tien keer zo weinig ontwikkelingsgerichte talentversterkers zijn als dat er probleemoplossers zijn, maakt de vraag hoe het jongerenwerk en de (specialistische) jeugdhulp elkaar kunnen versterken extra relevant. Sonneveld deed promotieonderzoek naar de preventieve waarde van jongerenwerk. ‘Het blijkt dat als jongeren een half jaar of langer meedraaien bij het jongerenwerk, dat beschermende factoren dan sterker worden. Ze bouwen bijvoorbeeld aan een steunend netwerk, doen relatievaardigheden op en gaan soms vrijwilligerswerk doen. Als er daarna lastige dingen langskomen, dan kunnen ze dat beter aan.’
Dit is een interessante uitkomst voor de jeugdhulpverlening, omdat bekend is dat het daarbij moeilijk is om de maatschappelijke participatie en sociale steunnetwerken van jongeren op te bouwen. Sonneveld schetst een mooi voorbeeld uit Utrecht: ‘De lokale wijkteams, het jongerenwerk en twee aanbieders van specialistische jeugdzorg keken naar de alsmaar langer wordende wachtlijsten. Staan er jongeren met vergelijkbare problematiek op? Wonen die bij elkaar in de buurt? Laten we die dan alvast samen laten komen. Sinds drie jaar draaien deze groepen in het jongerenwerk, in samenwerking met jeugdhulp. En uit de pilotfase blijkt dat meer dan de helft van de jongeren die op de wachtlijst stonden voor individuele hulp, dat nu niet meer nodig hebben.’
De Agenda van het Sociaal Werk wordt georganiseerd door Movisie, de Beroepsvereniging voor Professionals in het Sociaal Werk (BPSW), Sociaal Werk Nederland, Marie Kamphuis Stichting (MKS), Werkplaatsen Sociaal Domein (WSD), Sociale Vraagstukken en Buurtwijs.
Tekst: Tea Keijl
Foto's: © MacSiers Imaging.