‘We zingen in het Gronings over jezelf kunnen zijn’
Jezelf zijn in provincie Groningen
Gemeenschappen binnen de lhbti+ gemeenschap, zoals lhbti+ vluchtelingen en -ouderen, hebben extra aandacht en ondersteuning nodig. In een dunbevolkte provincie als Groningen gaat dit soms moeilijker: er zijn minder lhbti+ initiatieven en personen die dit kunnen dragen. De inzet van personen als Larry van Dever (43) en Marjet Bos (70) is daarom van groot belang. Hoe helpen zij lhbti+ vluchtelingen en -ouderen in provincie Groningen?
Op vrijdag 14 oktober 2022 vindt het Congres Regenboogsteden 2022 plaats in Jaarbeurs Utrecht. Op deze dag komen vertegenwoordigers van alle gemeenten in Nederland, lokale belangenorganisaties, sociaal professionals en andere geïnteresseerden samen om over lhbti+ beleid te praten. Naar aanloop van dit congres publiceren wij een artikelenreeks om meer zichtbaarheid te geven aan de rol en invulling van de twaalf Regenboogprovincies. Deze keer spreken we met Larry van Dever (43) en Marjet Bos (70) uit de provincie Groningen, over wat zij doen voor de lhbti+ gemeenschap en hun eigen ervaringen als het gaat om jezelf kunnen zijn in hun provincie.
Hoe zetten jullie je voor lhbti+ emancipatie in?
Marjet: Ik heb de helft van mijn werkzaam leven als beleidsmedewerker bij de Rijksoverheid doorgebracht, en de andere helft als humanistisch geestelijk verzorger in de ouderenzorg. Daarnaast heb ik veel voor COC Haaglanden gedaan, toen ik daar nog woonde en werkte. In de ruim twintig jaar dat ik als geestelijk verzorger in de ouderenzorg heb gewerkt, ben ik in mijn werk nooit een openlijk lhbti+ oudere tegengekomen. Lhbti+ ouderen vinden het vaak moeilijk om open te zijn over seksualiteit en/of genderidentiteit, omdat er sprake is van een grote afhankelijkheidspositie. Ze hebben in hun jeugdjaren vaak nare dingen meegemaakt en er langer over gedaan om uit de kast te komen, als ze dat überhaupt zijn. Ik vind het belangrijk dat lhbti+ ouderen óók in hun laatste levensfase zichzelf kunnen zijn. Ik heb me daarom bij Roze 50+ aangemeld als ambassadeur in Groningen. Omdat er niks voor lhbti+ ouderen in het Oosten van Groningen werd georganiseerd, ben ik in 2016 Regenboog Oldambt – voorheen Roze 50plus Oldambt – gestart. Daarna ben ik naar de gemeente gestapt om te vragen of ze ervoor open stonden om ons te steunen, en ze reageerden gelukkig heel positief. In tegenstelling tot de gemeente, kwam ik met mijn verhaal over lhbti+ vriendelijke ouderenzorg moeilijk binnen bij die Groningse zorginstellingen. Gelukkig gaat dat nu beter.
Larry: Ik ben coördinator van COC Groningen-Drenthe werkgroep Asiel voor vluchtelingen en asielzoekers. Met onze werkgroep Asiel proberen we migranten uit het sociale isolement te halen en ze te introduceren in de Nederlandse samenleving door bijeenkomsten en activiteiten te organiseren. Op die manier maken ze ook kennis met andere lhbti+ personen in Nederland. Daarnaast verwijzen we lhbti+ migranten door naar de juiste personen en instanties voor psychologische, materiële en medische hulp. Bij ons komen bijvoorbeeld ook mensen die een verblijfsstatus hebben gekregen maar niet weten hoe ze onderdeel kunnen worden van de samenleving. Ik heb zelf een vluchtelingenachtergrond en ben omwille van mijn seksualiteit vanuit het Caribisch gebied naar Nederland gevlucht. Vandaar dat ik ook een enorme motivatie voel om me in te zetten voor deze doelgroep– ik weet zelf als geen ander hoe het is om hier als nieuweling te komen. Wat ik regelmatig zie is dat veel lhbti+ vluchtelingen niet goed geholpen kunnen worden door organisaties als het COA (Centraal Orgaan opvang asielzoekers) en IND (Immigratie en naturalisatie), omdat deze organisaties niet de specifieke aandacht en ondersteuning kunnen geven die lhbti+ personen nodig hebben.
‘Elke zorginstelling moet uitstralen dat iedereen welkom is. Hang een regenboogvlag op en zet het op je website.’
Wat zijn de specifieke uitdagingen voor de lhbti+ gemeenschap in de provincie Groningen?
Marjet: Ik woon in de Oostwolderpolder, tussen Winschoten en Delfzijl. Ik ben geboren en getogen in Veendam; ik ben dus uit het veen van Groningen getrokken. 45 jaar geleden ben ik voor brood op de plank naar de Randstad verhuisd, al wilde ik hier eigenlijk nooit weg. In de tijd dat ik in Den Haag woonde en werkte, was Den Haag de eerste stad die een actief lhbti+ beleid had. Dat was toen heel vooruitstrevend. Toen ik 25 jaar later naar het Groningerland terugkeerde, was hier helemaal niets wat betreft lhbti+ beleid. Dat vond ik absurd. De stad Groningen was weliswaar een Regenbooggemeente, maar er werd verder niet veel gedaan op dat gebied. Het voornaamste probleem in Groningen is dat er in verhouding met de oppervlakte van de provincie maar weinig mensen wonen. En omdat het dus dunbevolkt is, zijn er ook minder lhbti+ initiatieven en personen die dit kunnen dragen en organiseren. De afgelopen twee jaren houd ik me binnen Regenboog Oldambt voornamelijk bezig met de oudere doelgroep en het project dat ik heb bedacht om lhbti+ vriendelijkheid binnen zorginstellingen te bevorderen. Zorginstellingen weten nog niet altijd hoe ze iedereen welkom kunnen heten. Elke zorginstelling moet uitstralen dat iedereen, ongeacht seksualiteit, genderidentiteit of wat dan ook, welkom is. Hang een regenboogvlag op en zet het op je website. Soms zijn er oude homoseksuele mannen die mij vragen waar ik me zo druk om maak. Maar ik vind dat men zichzelf niet als maatstaf moet nemen; niet iedereen heeft het zo goed getroffen met zichzelf en de eigen omgeving.
Larry: Groningen is niet de meest bruisende plek om terecht te komen, waardoor het voor lhbti+ migranten makkelijk is om in een sociaal isolement te raken. Al helemaal als je nog geen leven hebt opgebouwd met bijvoorbeeld studie of werk. Daarnaast is het voor lhbti+ vluchtelingen die buiten de stad Groningen zijn geplaatst lastig om de reis naar de stad te bekostigen, omdat het openbaar vervoer best wat kost. Wij proberen als werkgroep Asiel wel te helpen in de kosten. Maar integreren gaat moeilijker als je je niet makkelijk kan verplaatsen in de provincie. En je komt dan ook minder snel in aanraking met de Nederlandse taal en cultuur. Bovendien merk ik dat veel lhbti+ vluchtelingen het gewend zijn om zichzelf te verstoppen, omdat de veiligheid voor lhbti+ personen in veel landen helaas niet vanzelfsprekend is. Het kost altijd tijd om te wennen aan een nieuwe omgeving. Ik benadruk daarom altijd hoe belangrijk het is om de taal te leren om mee te doen in de samenleving.
‘Ik voelde me in Groningen waar ik opgroeide ook lange tijd ‘de enige’ en dit is het verhaal van velen van ons in de lhbti+ gemeenschap.’
Wat zijn jullie eigen ervaringen zijn als het gaat om jezelf kunnen zijn in jullie provincie?
Marjet: Vroeger was ik niet heel open over mijn seksualiteit. Ik deelde niet zomaar met anderen dat ik op vrouwen val. Enerzijds omdat het mensen niet altijd iets aangaat, en anderzijds omdat ik bang was voor vooroordelen. Iedere keer wanneer mij gevraagd werd of ik een man of vriend had, maakte ik de afweging of het op dat moment en tegen de persoon in kwestie de moeite waard was om te vertellen dat ik op vrouwen val. De angst zat voornamelijk in mezelf, ik was bang om veroordeeld te worden om wie ik ben en dat risico wilde ik niet nemen. Ik weet ook hoe die angst zich heeft ontwikkeld. Als klein meisje werd al benadrukt dat ik ‘niet normaal’ was. Zo herinner ik me dat ik op mijn achtste bezoek kreeg van tante Toos en tante Tiny, die mij vroegen of ik al een vriendje had. Toen ik reageerde dat ik meisjes leuker vond dan jongens, zeiden zij dat dit ‘later wel anders zou worden’ en voelde ik dat mijn gevoel dus niet gewenst was. Ik voelde me in Groningen waar ik opgroeide ook lange tijd ‘de enige’ en dit is het verhaal van velen van ons in de lhbti+ gemeenschap. Er was geen enkele zichtbaarheid van de lhbti+ gemeenschap en rolmodellen waren er amper of niet. Toen ik in Groningen ging studeren raakte ik bevriend met een jongen die homo is. Toen ik samen met hem naar de gaykroeg ging kwam ik pas in aanraking met de lhbti+ gemeenschap. Achteraf begrijp ik: de angst zit in eerste instantie in onszelf. Toen ik na 25 jaar Den Haag weer in Groningen kwam wonen, was ik nog steeds angstig. Mijn vrienden en familieleden wisten wel dat ik op vrouwen val, maar niet iedereen hier wist het. Maar toen ik eenmaal een vriendin kreeg en met haar ging samenwonen veranderde dat– toen werd het in één klap duidelijk voor iedereen. Gelukkig heb ik in al die jaren dat wij hier samenwonen niets vervelends meegemaakt omdat we lesbisch zijn. Nu boeit het me allemaal ook niet meer, ik ben gewoon mezelf.
Larry: Ik woonde in het begin in Delfzijl en verhuisde daarna naar een dorp in de buurt van Groningen stad. Ik kwam toen al vrij snel bij COC Groningen-Drenthe terecht, waar ik vrijwilliger werd. Er waren niet veel lhbti+ ontmoetingsplekken. Ik ging eens naar een gaykroeg in Groningen, maar er was voornamelijk ouder publiek. Bovendien durfde ik in het begin nog niet openlijk gay te zijn in Groningen, ook omdat ik het gewend was om het voor me te houden. In het land waar ik voorheen woonde vertelde je niet snel aan anderen dat je gay was. Nu is dat wel anders. Na een jaar ging ik aan de slag als vrijwilliger bij een voetbalclub, en daar vertelde ik meteen dat ik homo ben. Zij reageerden heel positief en zeiden dat lhbti+ fobie niet getolereerd werd op de club. Dat was heel fijn. Nu heb ik na een aantal jaar in Groningen een fijne vriendenkring op kunnen bouwen. Maar het blijft een uitdaging voor veel lhbti+ vluchtelingen om te integreren in de samenleving en er is weinig nazorg voor deze groep. Een verblijfsstatus zou niet het einddoel moeten zijn maar een startpunt. Er zijn veel gemiste kansen. In Groningen zijn er een hoop vacatures die niet gevuld zijn, maar personen die de taal nog niet honderd procent machtig zijn worden vaak niet aangenomen. Ik denk dat het een win-winsituatie is als we (lhbti+) vluchtelingen wél aannemen. Uiteindelijk leer je een taal en cultuur niet uit een boekje, maar door mee te doen. Tegelijkertijd maakt de Nederlandse samenleving dan ook kennis met deze groep, waardoor lhbti+ vluchtelingen ook een gezicht krijgen. Uiteindelijk moet de integratie vanuit twee kanten komen. Veel beleid wordt gemaakt door mensen die ver van de praktijk afstaan. Instanties als het COA en de IND moeten zich meer verdiepen in wat lhbti+ personen nodig hebben.
‘Het is van belang dat lhbti+ ouderen over hun seksualiteit of genderidentiteit kunnen praten. Je moet op een waardige manier je leven kunnen afsluiten.’
Zijn er voorbeelden van mooie initiatieven in Groningen die je graag zou willen benoemen. En waar andere provincies misschien iets van kunnen leren?
Marjet: Samen met de Groningse streekzaalzanger Klaas Spekken ben ik een programma begonnen om op een laagdrempelig manier aandacht te vragen voor lhbti+ ouderen en de noodzaak voor lhbti+ vriendelijke zorg. Dit liedjes- en verhalenprogramma heet ‘Alles goed, iedereen zichzelf’ of in het Gronings ‘Aal Goud? Elk en ain zichzulf?!’ Met herkenbare liedjes, deels in het Gronings, treden wij op voor de ouderen, medewerkers en vrijwilligers in zorgcentra. Het doel is om op een laagdrempelige manier te laten zien dat lhbti+ ouderen bestaan. Het is een ijsbreker om het over lhbti+ onderwerpen te kunnen hebben. Iedereen kan tijdens zo’n ‘voorstelling’ iets zeggen, ik loop met een microfoon door de zaal en dan komen er soms hele ontroerende bekentenissen. Zo vertelde een man over zijn homoseksuele kleinzoon, waar hij nooit met medebewoners over durfde te praten. Een enkele keer is er iemand die uit de kast komt. Zo vertelde een man dat hij voordat zijn vrouw overleed, had bekend dat hij homoseksueel was. Hij kreeg toen een applaus van zijn medebewoners. Het is van belang dat lhbti+ ouderen over hun seksualiteit of genderidentiteit kunnen praten. Want anders kan je bijvoorbeeld niet openlijk rouwen om je partner, terwijl je hetero medebewoners dat wél openlijk doen en verhalen delen. Je moet op een waardige manier je leven kunnen afsluiten. Ik voel me soms wel een eenling in deze strijd. Het zou dus mooi zijn als zorginstellingen zelf ook actiever aan de slag gaan met lhbti+ beleid. Gelukkig zijn er ook zorginstellingen, die ondanks dat ze geen subsidie krijgen voor lhbti+ emancipatie, bereid zijn om het programma dat ik aanbied uit eigen zak te betalen omdat ze het zo belangrijk vinden. Dat motiveert me om door te gaan met wat ik doe. Een ander mooi initiatief is van collega Roze 50+ ambassadeur Gerard Robben. Hij heeft in de gemeente Het Hogeland een Chosen Family opgezet. Dit is de eerste ‘gekozen familie’ van Nederland. Het is een succesvol project dat gemakkelijk elders kan worden vormgegeven.
Larry: De GGD heeft veel met ons samengewerkt op medisch vlak, dat is enorm belangrijk en hun houding is te prijzen. Zo kwamen medewerkers van de GGD bijvoorbeeld langs om hepatitis B vaccinaties te geven, te testen op hiv, en de hiv-preventiepil PrEP aan te bieden. Veel lhbti+ vluchtelingen hebben deze medische kansen niet gehad in de landen waar ze vandaan komen. Door onze samenwerking met de GGD kan deze groep nu bereikt worden en gebruik maken van medische voorzieningen voor lhtbi+ personen. Daarnaast komt de GGD elke maand langs op de werkgroep om seksuele voorlichting te geven en SOA-testen aan te bieden.
Waar hopen jullie dat de provincie Groningen over tien jaar staat als het om lhbti+ emancipatie gaat?
Marjet: Dat men bewust is van het feit dat er ook lhbti+ personen in zorginstellingen wonen. Hopelijk redden we dat in tien jaar. Dat zou echt fantastisch zijn, want dan hoeft niemand meer bang te zijn om in een zorginstelling terecht te komen waar je niet jezelf kunt zijn.
Larry: Ik hoop dat er over tien jaar bewuster wordt nagedacht over hoe we lhbti+ vluchtelingen daadwerkelijk een plek geven in de samenleving.