‘Wij zijn de kanariepietjes in de kolenmijn’

Anders kijken, anders doen – vervolg

Een responsievere overheid die beter inspeelt op behoeften van burgers, wat is daarvoor nodig en hoe organiseer je dat? Daarover sprak Movisie-bestuurder Janny Bakker-Klein met Illya Soffer, directeur van Ieder(in) en Isabel Joosen (Vereniging Nederlandse Gemeenten, VNG).

Janny Bakker-Klein refereert aan het begin van het online vraaggesprek aan de Anders Kijken, anders doen bijeenkomst van 4 maart. CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt brak daarin een lans voor het flink vernieuwen, respectievelijk oprichten van nieuwe instituties (zie ook zijn boek daarover). Broodnodig zo’n reset volgens Omtzigt, om macht en tegenmacht tussen overheid en burger weer in balans te krijgen en drama’s als de toeslagenaffaire te voorkomen.

Volgens Bakker-Klein is zo’n systeemverandering in het sociaal domein helemaal niet nodig. ‘Wat er volgens mij moet gebeuren is dat we de uitvoering gaan ondersteunen om het anders aan te pakken. We kunnen het namelijk binnen de huidige regels zo organiseren dat het echt om inwoners gaat en dat zij de regie hebben. Een burgemeester die ik laatst sprak, sprak zijn verbazing erover uit dat cliëntenorganisaties erop tegen zijn dat in de Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning, red.) een resultaatverplichting komt. “Dat is toch wat cliëntenorganisaties moeten willen?”, zei hij. Ik snap het wel, antwoordde ik, want wie bepaalt wat het resultaat moet zijn? Dat zijn de gemeentelijke professionals. Zij zitten op de portemonnee en bewaken het budget en zij beoordelen de rechtmatigheid van diensten.  De manier van werken waar we naartoe moeten willen is: inwoners bepalen wat voor hen belangrijk is.  En in het gesprek met de professional van de gemeente (of het wijkteam) kom je vervolgens tot overeenstemming over de ondersteuning die daarvoor nodig is.’

Een goede uitvoering van beleid staat of valt met een gelijkwaardige positie van partijen

Kanttekening

Illya Soffer van Ieder(in) is het gedeeltelijk eens met de analyse van de Movisie-bestuurder maar maakt ook een kanttekening. Natuurlijk, de Participatiewet en de Wmo bieden volgens haar alle mogelijkheden tot maatwerk. En ze is blij met de discussie die nu op gang komt over het tot stand brengen van een grotere tegenmacht van burgers ten opzichte van de overheid. ‘Tegelijkertijd’, zo constateert Soffer, ‘met de decentralisaties is de burger niet mee- gedecentraliseerd. Er is in de afgelopen jaren een enorme afbraak van belangenbehartigingsmogelijkheden in gemeenten aan de gang. Onze lokale lid-organisaties vallen bij bosjes om. Als je écht wilt dat uitvoering van beleid de representatie wordt van het veld, dus van wat er nodig, dan zul je burgers veel beter in positie moeten brengen dan nu gebeurt. Een goede uitvoering van beleid staat of valt met een gelijkwaardige positie van partijen en daarvan is nu geen sprake.’

Soffer vindt dat je die tegenmacht wettelijk moet regelen. ‘De huidige Wmo-raden en adviesraden sociaal domein, zijn te beperkt om die rol te spelen.' De Ieder(in)-directeur pleit voor het invoeren van een model naar Deens voorbeeld waarin elke gemeente een gehandicaptenplatform heeft. Dat is in dat land verplicht en wettelijk vastgelegd.

Kanariepietjes

Isabel Joosen, beleidscoördinator maatschappelijk ondersteuning en zorg bij de VNG, beaamt het belang van een gelijkwaardig speelveld tussen burgers en lokale overheid. Ze vindt, in tegenstelling tot Soffer, dat dit in de huidige wetten al geborgd is. ‘Het is vooral de vraag hoe je die belangenbehartiging lokaal met elkaar goed organiseert. Weet je de betrokken mensen en ervaringsdeskundige te vinden, hoe ondersteun je wat deze groepen nodig hebben om hun stem te laten horen? Ik zie in de praktijk voorbeelden van heel mooie initiatieven. En vaak zijn de betrokkenheid van mensen en hun kwaliteit de sleutel tot succes hierbij.’  Joosen zegt overigens het liefst weg te blijven van de termen macht en tegenmacht. ‘Dat klinkt toch als wij-zij terwijl je juist vanuit gelijkwaardigheid op zoek gaat naar de ondersteuning en zorg die nodig is.’

Volgens Soffer bestaat er een verkeerd beeld van wat tegenmacht door patiënten-, cliënten- en gehandicaptenorganisaties beoogt te zijn. ‘Wij willen beleid niet tegenwerken of tegenhouden. Nee, we proberen beleidsmissers te voorkomen. En er zijn in de praktijk nogal wat beleidsmissers. Wij, als cliëntenorganisaties, zien dat vaak van mijlenver aankomen omdat wij dat aan den lijve ervaren. Wij zijn de kanariepietjes in de kolenmijn.’

Doorschieten

Bakker-Klein waarschuwt voor het risico van ‘belangenbehartiging op basis van verouderde concepten.’ Een restant van het denken uit de tijd van de AWBZ (Algemene Wet Bijzonder Ziektekosten) zou je het kunnen noemen. Waar in een kwetsbare positie verkeren, vanwege bijvoorbeeld een gehandicapt kind, gelijk staat aan recht op hulp door de overheid. Volgens de Movisie-bestuurder moeten we oppassen dat we niet in dat denken doorschieten. En ervan uit gaan dat publiek geld daar altijd voor beschikbaar moet zijn. ‘Als ik zie hoe de kosten in de jeugdzorg exploderen, mede door de lat voor de kinderen waarom het gaat heel hoog te leggen, door niet naar de context van het gezin als geheel te kijken en door diensten die voorheen gewoon vanuit de gemeenschap werden verricht te professionaliseren, dan denk ik: op dat front moeten we óók een maatschappelijk debat voeren. Ook de inwoners zelf moeten emanciperen.’

Ontwricht

Soffer begrijpt de stellingname van Bakker-Klein. Maar tegelijkertijd stelt ze: ‘Besef wel dat de zorg voor een kind of naaste met een levenslange beperking, of zelf ernstig ziek of gehandicapt raken, een enorme armoedeval tot gevolg kan hebben. Wij zien de afgelopen jaren steeds meer gezinnen met een kind met een beperking in grote problemen terechtkomen omdat het kind zoveel zorg nodig heeft dat het niet meer te bolwerken is. Burn-out, relatieproblemen, werkloosheid, het kan er allemaal het gevolg van zijn.’ Soffers pleidooi: creëer in elk geval een ondersteuningsstructuur voor dat soort gezinnen, met een zekere bestaanszekerheid om te voorkomen dat het leven van mensen totaal ontwricht raakt.   

Bakker-Klein is het daarmee eens. Vandaar ook haar pleidooi voor meer individueel maatwerk. Tegelijkertijd stelt ze dat het een noodzakelijke discussie is: wat is domme pech in het leven waartoe je je hebt te verhouden en wat zijn omstandigheden waarin de overheid te hulp moet schieten?

Voer een eerlijk gesprek over wat er spaak loopt en wat nodig is om dat te verhelpen

Soffer waarschuwt voor het gevaar dat we zelfredzaamheid gelijk gaan stellen met je onder alle omstandigheden succesvol kunnen redden. ‘Laten we gewoon accepteren dat 10 tot 15 procent van alle mensen – wereldwijd – geboren wordt met een beperking of aandoening die gedurende het hele leven op en af zorg en ondersteuning zal vragen. Zij willen niets liever dan ondanks hun beperking een zelfredzaam leven leiden.' Joosen is het daar mee eens: ‘Dat kunnen ze alleen mét hulp, en niet zonder. Zonder die ondersteuning raken ze op achterstand op alle terreinen en dat leed wil je voor zijn. Dat vraagt van de overheid dat zij responsief is door in die situaties meteen het goede te doen en maatwerk te leveren.' Soffer: ‘En dat is ook de essentie van maatwerk. Voer een eerlijk gesprek over wat er spaak loopt in iemands leven en wat nodig is om dat te verhelpen. En redeneer niet vanuit wat regelingen bieden en wat er in de spreekwoordelijke supermarkt aan aanbod ligt. Dan kom je in veel te dure en niet passende constructies terecht.’

Elkaar perspectieven kennen

Anders kijken, anders doen. Hoe kun je de zorg en ondersteuning door gemeenten aan bewoners nu verbeteren? Voor Joosen is het samenspel tussen een inwoner met een ondersteuningsvraag en professional daarbij van wezenlijk belang. Ze benadrukt daarom het belang van het Verbetertraject toegang. ‘Daarbij zoomen we in op de casuïstiek, op de praktijk en kunnen we zien waar de schoen in het ondersteuningsproces wringt. Dat doen we als gemeenten en vertegenwoordigers van inwoners met een ondersteunings-/zorgvraag gezamenlijk.  Welke patronen zien we?’ Dat leidt volgens Joosen tot diepere inzichten dan de incidenten die de pers halen. Het zit vaak anders dan we op het eerste gezicht denken, omdat iedere betrokkene handelt vanuit het perspectief dat hij of zij denkt goed is. Het Verbetertraject Toegang stelt juist in staat om elkaars beweegredenen expliciet te maken en aan de hand van de casuïstiek letterlijk te ‘beleven’ hoe dat uitpakt. ‘Leer elkaars perspectieven kennen. Vandaaruit kom je tot verbetering.’

Volgens Joosen zijn er voor die verbetering behalve bestuurders met lef ook gemeentelijke professionals met lef nodig. ‘Professionals die de moed hebben om tegen bestuurders te zeggen dat het in de uitvoering van beleid niet lekker loopt. Omdat inwoners tussen wal en schip vallen of omdat het beleid te verkokerd is georganiseerd.’