De Wmo is op zoek naar méér, de Participatiewet speelt 'hard to get'

Participatiewet en Wmo: latrelatie of huwelijk?

Frans Kuiper en Marjet van Houten schreven de verkenning ‘Participatiewet en Wmo: latrelatie of huwelijk?’ Ze beschrijven hierin het functioneren van beide wetten, een integrale aanpak in het belang van de burger en de noodzaak van nauwere verbindingen. ‘De samenwerking tussen sociale wijkteams en de sociale dienst is in veel gemeenten juist afgenomen’, signaleert Marjet van Houten.

Marjet van Houten spreekt van een heel voorzichtig beginnende latrelatie tussen de Participatiewet en de Wmo. ‘De toenadering moet in mijn ogen nog beginnen en is nog heel verkennend. Er wordt nog zeker niet onder een dak gewoond.’ Volgens Frans Kuiper doet een van de partijen, de Wmo, wel heel erg zijn best om de ander tot een relatie te verleiden. ‘De Wmo-kant is op zoek naar méér en de ander, de Participatiewet speelt ‘hard to get’.’

Frans Kuiper is adviseur en projectleider bij Stimulansz, kennisinstituut voor het sociaal domein. Hij werkt op het gebied van sociale zekerheid, werk en re-integratie. Marjet van Houten is senior adviseur participatiebevordering bij Movisie. Ze houdt zich bezig met decentralisaties, de participatie van kwetsbare groepen en het versterken van de samenhang tussen werk, activering, zorg en welzijn. Samen met Anna van Deth en Shahrzad Nourozi van Movisie schreven ze ‘Participatiewet en Wmo: latrelatie of huwelijk?’

Bekijk hier de publicatie

Kuiper vertelt dat hij sinds 2015 positiever is geworden over de kansen van de decentralisatie en de samenhang tussen de Wmo en de Participatiewet. ‘In die tijd zag ik minder bereidheid bij werk en inkomen om breder te kijken naar het sociaal domein. Sindsdien is daarover een brede discussie gevoerd, ook vanuit de Transitiecommissie Sociaal Domein. Daarvoor was het meer: “We moeten de Participatiewet uitvoeren, zorgen dat mensen een uitkering krijgen, daarbij hebben we een setje aan regels en verplichtingen en dat is het.” De focus lag op het mensen zoveel mogelijk buiten het systeem houden. Als ze er eenmaal in zitten, krijg je ze er ook weer moeilijk uit.’

Participatiedoelen

Marjet van Houten zegt dat ze met de studie duidelijk hebben willen maken dat beide wetten een participatiedoel hebben. ‘Steeds meer is de Participatiewet gezien als de wet over participatie en de Wmo als een zorgwet met voorzieningen als de huishoudelijke zorg en onderdelen van de oude AWBZ. De participatiedoelstelling van de Wmo is veel minder goed uitgewerkt in het beleid. Wij vinden het belangrijk om dat in beeld te brengen in deze publicatie.’ Nog maar een klein deel van de sociale wijkteams, zo’n 11 procent, heeft ‘participatie bevorderen’ als doel. ‘Dat wordt vooral gezien in de sfeer van de Wmo, dat wil zeggen maatschappelijk meedoen. Dat is zo verwarrend omdat bij de komst van de wet in 2007, de Wmo werd gezien als dé participatiewet. Participatie is sindsdien ‘werk’ geworden, maar destijds was het ‘maatschappelijk meedoen’.’

'Nog maar een klein deel van de sociale wijkteams heeft ‘participatie bevorderen’ als doel.'

Kuiper en Van Houten inventariseerden zestien inspirerende praktijkvoorbeelden waarin de doelstellingen van de Participatiewet en de Wmo 2015 werden verbonden (zie kader). Kuiper: ‘Succes is wat mij betreft dat het initiatief aansluit bij de eigen mogelijkheden van mensen en perspectief biedt in hun eigen situatie. De voorbeelden die we beschrijven, dragen in zich dat het serieus nemen van initiatieven voor mensen motiverend werkt. Doordat ze actief worden krijgen ze zelfrespect, zelfwaardering, meer zelfvertrouwen. In een goed huwelijk zou de gemeente al die initiatieven ondersteunen, waarin mensen zelf aan de slag zijn om hun eigen vormen van meedoen en participatie te creëren.’

Goed voorbeeld: De Stadskamer. Sociale bedrijvigheid als dagbesteding in Doetinchem

De Stadskamer is er voor iedereen die aan de slag wil op het gebied van activering en participatie. Mensen die de Stadskamer bezoeken, hebben vaak een achtergrond in de GGZ of verslavingszorg. Het project bestaat uit Stadskamer Portaal, Stadskamer Winkel en Stadskamer Bedrijf. De filosofie achter de Stadskamer is dat iedereen behoefte heeft om zijn eigen leven in te richten. Iedereen kan een bijdrage leveren en daardoor groeien. Sommige mensen komen binnen als deelnemer, worden cursusleider en gaan als ervaringsdeskundige aan de slag. Vernieuwend aan de Stadskamer is het ontbreken van doelgroepenbeleid, waardoor iedereen er terecht kan. Ook de samenwerking tussen burgers met een participatievraag en aanbieders uit welzijn, zorg, Wsw en bedrijfsleven is vernieuwend.

Sorteermachine

Kuiper ziet bij gemeenten wel meer bereidheid om vanuit de burger te redeneren, sinds onder meer de Transitiecommissie Sociaal Domein opriep tot meer integraal werken en denken in termen van oplossingen. Van Houten is minder optimistisch. ‘Veel gemeenten gebruiken de Wmo en de Participatiewet nog als een soort sorteermachine.  Als je niet onder de één valt, dan val je onder de ander, maar de samenwerking komt niet tot stand. Dat heel veel mensen nog niet in werk of anderszins participeren, wordt niet door veel gemeenten als probleem gezien. Integraal werken zou eigenlijk moeten gaan over samenhangende ondersteuning bezien vanuit van de klant. Integraal werken wordt nu geïnterpreteerd als een organisatorische samenwerking tussen de kokers.’ Tegelijk constateert ze ook dat de samenwerking tussen sociale wijkteams en de sociale dienst in veel gemeenten is afgenomen. ‘Dat was in 2015 nog 51 procent en in 2016 nog maar 37 procent.’

Vanuit de Participatie- en Wmo-kant kijken professionals nog op verschillende manieren naar mensen. ‘Bij iemand met meervoudige problemen zou er een professional moeten zijn die naar alle leefgebieden kijkt, naar schulden, werk, activering. Werk is vaak nog veel stappen verwijderd. Kijk naar welke mogelijkheden zo iemand heeft. Vanuit de Participatiewet wordt nu gekeken of iemand recht heeft op ondersteuning bij het zoeken naar werk. Wmo-professionals kijken helemaal niet naar werk of beschut werk. Zij komen uit bij vrijwilligerswerk of dagbesteding.’

'Het barst van de regelingen, die ook voor de werkgevers heel verschillend uitpakken als ze iemand in dienst nemen.'

Ook Frans Kuiper pleit voor een systeem met meer uniformiteit. ‘De Wet sociale werkvoorziening (Wsw) werd onderdeel van de Participatiewet. De gemeenten kregen beleidsvrijheid, maar sinds 1 januari zijn ze wel verplicht om beschut werk aan te bieden. Bij het begin van de Participatiewet was het idee dat er een regeling kwam aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Nu bestaat er nog een deel van de Wsw, de Wajong, de Participatiewet, de Wmo, met daarnaast nog beschut werk. Het barst van de regelingen, die ook voor de werkgevers heel verschillend uitpakken als ze iemand in dienst nemen.’ En naar medewerkers, vult Van Houten aan. ‘De een heeft een vast dienstverband, de ander heeft arbeidsmatige dagbesteding. Die laatste heeft een indicatie en moet een eigen bijdrage betalen, terwijl de eerste loon ontvangt.’

Goed voorbeeld: ONScoöperatief. Buurtbewoners beginnen coöperatie in het buurthuis in Breda

Beeldbepalend bij ONScoöperatief is het wijkrestaurant, waar vooral allochtone vrouwen werken. Deze groep, die vaak als kansloos op de arbeidsmarkt wordt gezien, neemt in het wijkrestaurant zelf de regie en gaat meer meedoen. Voor de vrouwen vormt het restaurant een veilige omgeving waarin ze leren een restaurant te runnen, hun netwerken te onderhouden en soms vervolgstappen te zetten naar een opleiding of een betaalde baan. Tegelijk is het wijkrestaurant een laagdrempelige voorziening voor mensen met weinig geld. Wijkbewoners krijgen er een goede maaltijd en komen onder de mensen. Vernieuwend aan ONScoöperatief zijn: collectief ondernemen in een regelarme zone, het zelf sparen van een opleidingsbudget, zelfregie bij de eigen ontwikkeling, laagdrempeligheid in de buurt.

Omgekeerd denken

Wordt het dan ooit wat met die latrelatie of dat huwelijk tussen de Participatiewet en de Wmo? ‘Begin eerst maar met een latrelatie, zodat je weet wat je aan elkaar hebt’, betoogt Marjet van Houten. ‘De gemeente heeft een inspanningsverplichting naar alle bewoners, om diegenen die niet vanzelfsprekend meedoen te ondersteunen in hun participatie. Breng het spectrum van participatiemogelijkheden in beeld en laat zien dat mensen daarop ook kunnen bewegen. Kijk naar de mogelijke verbindingen tussen formele en informele hulp, naar hoe je verschillende vormen van beschut werk kunt inzetten.’

Frans Kuiper meent dat partijen in een goeie latrelatie investeren door ook buitenshuis af te spreken. ‘Ga verkennen of het wat wordt. Bespreek concrete gevallen. Ga dingen uitproberen. Bij elkaar in de keuken kijken is heel belangrijk.’ Omgekeerd denken vormt in de ogen van Kuipers een deel van de oplossing. ‘Schuif al die regelingen even aan de kant. Redeneer vanuit de burger en zet de oplossing die hij of zij nodig heeft voorop. Stel dat de ondersteuning in de Participatiewet zou uitgaan van de vraag: wat heb je nodig? Dan zou het succes misschien nog wel groter kunnen zijn, dan wanneer je probeert de klant zo snel mogelijk uit de uitkering te krijgen. Begin bij de spankracht van iemand, doe het stapje voor stapje en probeer dan de aansluiting met de arbeidsmarkt te maken.’

Dit interview verscheen eerder in Sprank en is geschreven door Martin Zuithof, journalist en eindredacteur