Wouter Hart: ‘Hoe je zelf kijkt is het belangrijkste aangrijpingspunt voor verandering’

Elk jaar mensen met een levenslange beperking laten aantonen dat ze die nog steeds hebben. Een speeltuintje dat maar overlast blijft geven en waar professionals steeds harder moeten werken. Twee voorbeelden van hardnekkige patronen die zich lastig laten doorbreken. Maar het kán wel, laat bestsellerauteur Wouter Hart zien.

Het voorbeeld van het speeltuintje was van Wouter Hart. Dat van de jaarlijkse herindicatie kwam van Silke van Arum, programmaleider passende ondersteuning van Movisie. Zij waren de centrale sprekers tijdens de landelijke bijeenkomst over hardnekkig patronen die Movisie op 6 oktober organiseerde. Van Arum analyseerde in hoeverre de beloften ingelost zijn die meekwamen met de decentralisaties tien jaar geleden. Via de wijkteams zou ondersteuning nabij en tijdig worden, met ruimte voor de professionals en de burgers die aan de keukentafel tot één gezin, één plan, één regisseur zouden komen.  

Lichtpunten 

Van Arum wil niet alleen benoemen wat niet goed gaat, er zijn ook lichtpunten: ‘Er is tegenwoordig in veel gemeenten laagdrempelige toegang via de wijkteams; langzaam maar zeker ontstaat meer samenwerking tussen welzijn en zorg, al is het broos; bewonersinitiatieven en ervaringsdeskundigheid krijgen meer voet aan de grond; en verder zijn preventie en outreachend sterker op de agenda gekomen.’ 

De echte vraag 

Ondanks deze positieve ontwikkelingen zijn veel beloftes nog niet ingelost, constateert Van Arum ook. Sinds 2014 onderzoekt ze het reilen en zeilen van de wijkteams. ‘De realiteit in 2025 is dat er nu meer mensen met onbegrepen gedrag zijn en ook meer overbelaste mantelzorgers, dat de wachtlijsten in de jeugdzorg en de Wmo langer zijn, dat organisaties onvoldoende samenwerken en dat er nog te vaak gekozen wordt voor niet-passende ondersteuning, vanuit een kostenbeheersingsoogpunt.’ De bedoeling van tien jaar geleden blijft desondanks onverminderd relevant, stelt Van Arum: ‘Daar moeten we naar terug, zodat diegenen die het het hardst nodig hebben, passende ondersteuning en zorg krijgen.’ Ze haalt SCP-directeur Karen van Oudenhoven aan die onlangs waarschuwde voor de valkuil van problemen op willen lossen met een nieuwe manier van financiering en een andere inrichting van het stelsel. Terwijl de eerste en echte vraag volgens Van Arum is: ‘Wat willen we bereiken, wie moeten we ondersteunen en welke waarden horen daarbij?’  

Goed adresseren 

Dit stokje van goed kijken naar wat de echte vraag is, neemt Wouter Hart graag over. Zijn meest recente boek De oplossingenmachine valt in feite te lezen als een pleidooi hiervoor. Want de doorbraak zit vaak niet in de goedbedoelde oplossing, maar in het uithouden en goed adresseren van het spannende vraagstuk: ‘Er was speeltuin die al lange tijd voor veel overlast zorgde. Uiteindelijk waren er twee medewerkers van de welzijnsorganisatie fulltime mee bezig om het op te lossen, maar zonder resultaat.’ Hun bestuurder besloot het hardnekkige patroon te doorbreken en de speeltuin te sluiten. Daarmee verdween de aangedragen, of misschien wel opgedrongen ‘oplossing’, vervolgt Hart: ‘Toen werd het spannende vraagstuk zichtbaar: hoe kunnen de inwoners zelf verantwoordelijkheid krijgen? En wat gebeurde er: binnen de kortste keren stond een aantal ouders op om het samen met de omwonenden te regelen, met een beetje ondersteuning van de welzijnsorganisatie. Deze bestuurder van de welzijnsorganisatie heeft het begrepen.’  

 

Po dag 1
PO dag 2
PO dag 3
Po dag 4
PO dag 5
PO dag 6
PO dag 7

Voor elk doelpunt een euro

Een andere vraag stellen helpt om terug te gaan naar de bedoeling, zegt Hart, en hij haalt een bekend zaterdagochtendritueel in menig woonwijk aan: ‘Als ik met mijn dochtertje terugkom van het hockeyveld, stelt altijd wel een buurman de vaste vraag: En, heb je gewonnen?! Maar deze vraag onderstreept de prestatiedruk, terwijl we – als we daar even over nadenken –  iets anders eigenlijk veel belangrijker vinden. Hij zou bijvoorbeeld ook kunnen vragen of het een leuke wedstrijd was, en of ze nog wat nieuws heeft uitgeprobeerd. Dit gaat over vaste verhalen die we met ons meedragen.’ Hart legt uit dat deze narratieven als een magneet werken en gedrag beïnvloeden doordat ze mensen en organisaties naar ‘het oude’ trekken, ofwel de patronen waar we in vastzitten: ‘De oom die voor elk doelpunt een euro betaalt is ook een voorbeeld.’ 

Indicatie voor onbeperkte tijd

‘Vastgeroeste patronen horen gewoon bij de mens’

‘Vastgeroeste patronen horen gewoon bij de mens’, analyseert Hart verder. ‘In het begin van mijn zoektocht naar waarom dingen ondanks goede bedoelingen maar niet verbeteren, zocht ik het vooral in regels en systemen. Maar de laatste tijd kijk ik veel meer naar de intermenselijke verwikkelingen. Hoe ik zelf kijk is het belangrijkste aangrijpingspunt om tot verandering te komen.’ Het beeld van de magneet leidt tot het inzicht dat de gewenste kostenbeheersing ‘trekt’ naar elk jaar opnieuw indiceren, in plaats van een indicatie voor onbeperkte tijd. Ondanks de goede bedoeling dat ze de inwoner centraal willen stellen. ‘In een andere verhaallijn zet je echt de inwoner in the lead’, vervolgt Hart: ‘En daarbij gaat het er niet om of je de ander ziet. Het gaat erom dat jij ziet wat de ánder ziet. En dat lukt niet als jij degene blijft die kijkt. We moeten het perspectief echt omdraaien naar dat van de inwoner.’ Of, zoals Van Arum het eerder al formuleerde: ‘Wat heb jij nodig om het leven te kunnen leiden zoals jij dat wilt?’ 

Heel leerzaam

Ook in de workshoprondes doen de deelnemers inzichten op die ze mee kunnen nemen naar hun eigen werkpraktijk. Bijvoorbeeld deze deelnemer aan de workshop over collectief werken en het achtje van samenwerken dat laat zien dat dit nodig is tussen én binnen organisaties: ‘Heel leerzaam, dat beeld van de acht en de lijnen die allemaal opgevuld moeten zijn. Je kunt het ook makkelijk uitleggen aan anderen.’ Tijdens de workshop over levenslange en levensbrede zorg komt de vraag aan de orde welke magneten tegenhouden dat dit nog onvoldoende van de grond komt. In veel gemeenten is hulp en ondersteuning immers gericht op zo kort mogelijke trajecten om het daarna zelf te kunnen. ‘Als duidelijk is dat langdurig hulp echt nodig is, dan verwijzen gemeenten al snel naar de Wlz’, noemt de ene deelnemer. ‘Er is te weinig vertrouwen in de expertise van de uitvoerende professional om te kunnen bepalen wat nodig is’, zegt een ander. 

Het incident trekt 

In de workshop over het toekomstscenario voor gezinsbescherming benoemt iemand een magneet en direct ook de eigenlijke vraag: ‘Het incident trekt vaak aan ons, de crisis is leidend. Maar we willen naar duurzame veiligheid. Dus eigenlijk is de vraag: hoe blijft het in deze situatie lang veilig?’ Tegen het einde van de bijeenkomst blijkt dat een deel van de deelnemers zich zeer aangesproken voelt door Harts oproep om het perspectief echt om te draaien naar dat van de inwoner. ‘Er is een magneet die aan ons als professionals trekt en ons doet denken dat wij de oplossing in huis hebben.’ Iemand anders vult aan: ‘Ik wil het graag goed doen. Maar soms heb ik te weinig geduld en door al mijn ervaring denk ik dan dat ik het beter weet dan de inwoner. Dat is heel naar.’ Een van de deelnemers trekt de redenering nog verder door: ‘Ik ben zelf het probleem, niet de ander. Maar door dit soort dingen te benoemen, begint het patroon vanzelf al af te brokkelen.’ 

Tekst: Tea Keijl