Zaanstad laat de aanpak van inwonerparticipatie organisch groeien

Ruim vijf jaar was er voor nodig, volgens Micky Biddlecombe. Vijf lange jaren voordat zij als mantelzorgerondersteuner gelijkwaardig kon participeren in de gemeentelijke beleidscyclus. ‘Maar nu is het kwartje echt gevallen.’

Een energieke relatiemanager voor de cliëntenparticipatie en het faciliteren van een keur aan inwonersgroepen met oudgedienden en nieuw bloed lijken de belangrijkste ingrediënten voor het huidige Zaanse succes. Maar ook het persoonlijke verhaal en de vasthoudendheid van mantelzorgondersteuner Micky Biddlecombe speelden daarin een belangrijke rol.

Drieluik over vernieuwing inwonerparticipatie

Dit artikel over Zaanstad is de derde aflevering van een drieluik over hoe verschillende Nederlandse gemeenten met hun inwoners werken aan vernieuwing van cliënt- en inwonerparticipatie. Lees ook het inleidende artikel over dit onderwerp.

Het moest anders

Relatiemanager cliëntenparticipatie Laura van Bokhorst stond namens de gemeente aan de wieg van de nieuwe aanpak van de inwonerparticipatie. ‘Voorheen waren er drie raden: de seniorenraad, de Wmo Participatieraad en de Cliëntenraad Werk en inkomen’, blikt ze terug. ‘Maar zoals dat op veel plekken ging, schreven de beleidscollega’s ook hier eerst een compleet beleidsstuk dat vervolgens naar de betreffende raad werd gestuurd. Met als gevolg dat de inwoners nauwelijks inhoudelijk konden meedenken. Daarop organiseerde ik in 2017 en 2018 vier Wmo-brede bijeenkomsten, waar tot mijn spijt veelal dezelfde mensen met dezelfde klachten verschenen. Dat moest toch anders kunnen, leek me.’

Aansluiten bij de energie

Van Bokhorst schetst een samenhangend systeem met daarin een centrale plek voor een groeiend aantal thematische meedenkgroepen. Die worden geflankeerd door losse meedenkers, ervaringsdeskundigen/cliëntondersteuners, een burgerplatform en belangenorganisaties. ‘Mensen willen heel graag meepraten en meedenken’, ervaart Van Bokhorst, ‘maar je moet ze niet op de grote lijnen bevragen. Meedenken slaat pas aan als het over persoonlijke aangelegenheden in de eigen buurt gaat. Dan komt er energie op gang. Daar geloof ik zeer in, dat je moet aansluiten op waar de energie zit.’

Meedenken slaat pas aan als het over persoonlijke aangelegenheden in de eigen buurt gaat. Dan komt er energie op gang

Paniek om de transitie

En als er ergens energie zit, dan is het wel bij Micky Biddlecombe. Drie van haar vier kinderen zijn zorgintensief. Hoewel de jongste twee inmiddels negentien zijn, vraagt het nog steeds veel. Midden in een extreem hectische periode kreeg de vader van haar kinderen een ernstig bedrijfsongeval. ‘Dat was in 1999. De dag dat hij ontslagen werd uit het ziekenhuis staat in mijn geheugen gegrift. Het was op een woensdagmiddag. Ik kreeg de mededeling: “U staat op de wachtlijst voor thuiszorg.” En daarna moesten we nota bene zelf contact opnemen om te vragen hoe het ervoor stond.’ Vele zware jaren volgden, maar ze bleef op de been. Tot in de aanloop naar 2015 de eerste berichten over de transitie verschenen. ‘Toen raakte ik in de paniekstand.’

18 juni: online bijeenkomst ‘Leren van ervaring, vernieuwing in cliënt- en inwonerparticipatie’
 

Zorgen dat inwoners toegang hebben tot hulp en steun die ze nodig hebben. Dat armoede geen belemmering is om mee te doen. En dat mensen zich ongeacht leeftijd, beperking of achtergrond thuis voelen in hun eigen wijk. Dat vraagt een effectieve aanpak en verbetering van beleid en dienstverlening. Daarvoor is samenwerken met meer en een diversere groep inwoners en het benutten van hun ervaringskennis van groot belang. Maar hoe krijg je dat voor elkaar? Daarover gaat een online bijeenkomst op 18 juni.

Bekijk het programma van ‘Leren van ervaring, vernieuwing in cliënt- en inwonerparticipatie’

Beloftes niet waargemaakt

Biddlecombe kwam in aanraking met een lid van het wijkteam in oprichting, met expertise op het vlak van mantelzorg. ‘Zij vroeg me mijn ervaringen en zorgen op papier te zetten. Maar dat lukte niet; mijn hoofd zat te vol met chaos en frustraties. Mijn ervaringen bestonden vooral uit beloftes die niet waargemaakt werden. Ik lag er wakker van. Tijdens zo’n doorwaakte nacht kreeg ik een ingeving die mijn leven radicaal zou veranderen. MOE was ik, in de betekenis van Mantelzorgers Onder Elkaar. We moesten samen optrekken, als we gehoord wilden worden als mantelzorger. In al die jaren van zorgen had geen enkele professional ooit aan mij gevraagd hoe het met míj ging.’

Deuren intrappen

In plaats van haar verhaal op papier te zetten, vertelde Biddlecombe het tijdens een bijeenkomst eind 2014. Dat maakte diepe indruk op de aanwezigen, waaronder enkele gemeenteraadsleden. Het balletje ging echt rollen toen een groep sympathisanten met onder meer ondernemers en journalisten opstond. Stichting MOE werd opgericht en de eerste campagne gelanceerd: Er ís hulp, dichtbij en laagdrempelig. Biddlecombe: ‘Tienduizend mantelzorgers in Zaanstad zijn overbelast. Wij zijn er voor hen, inmiddels in elke wijk. Geloof me: als een mantelzorger bij de gemeente aanklopt voor ondersteuning, dan is die ten einde raad. Die kan echt niet op een wachtlijst voor een eerste gesprek. Wij trappen gewoon een deur in. Ik bel een leidinggevende van een sociaal wijkteam en kondig een ingebrekestelling aan als ze niet binnen zes weken een plan en een besluit leveren.’

Invloed hebben

De vasthoudende aanpak van Biddlecombe viel ook Bokhorst op, die sinds 2017 systeemvragen van haar beleidscollega’s en vragen uit de leefwereld aan elkaar koppelt. ‘Van Micky hoorde ik hoe de dingen niet goed werkten’, vertelt ze. ‘En in diezelfde periode moest er nieuw beleid komen voor de mantelzorgondersteuning. Daarop heb ik een serie workshops georganiseerd. De mantelzorgers konden daar hun verhaal kwijt en al die verhalen leveren waardevolle input voor het nieuwe beleid.’ Dat er vervolgens behoorlijk wat tijd over heen kan gaan voor er daadwerkelijk nieuw beleid is, is een feit. ‘Maar’, zo ziet Van Bokhorst, ‘Door de persoonlijke aandacht ervaren mantelzorgers echt dat een traag tempo iets anders is dan geen invloed hebben.’

Een vraag die elke professional aan de mantelzorger zou moeten stellen is: 'Als je één ding niet meer zelf zou hoeven doen, wat zou je dan kiezen?'

Erkenning van de uitputting

Stichting MOE werkt inmiddels met vijf bestuursleden en een grote groep vrijwilligers. ‘Twee bestuursleden, waaronder ik, zijn aangesteld als oco ofwel onafhankelijke cliëntondersteuner’, vertelt Biddlecombe. En die inzet is hard nodig, want de mantelzorgondersteuning kan volgens haar nog een stuk beter. ‘Het begint met het luisterende oor en de erkenning van het verdriet en de uitputting van overbelaste mantelzorgers. Uit zichzelf benoemen ze dat niet zomaar, dat is hoogverraad. Wij werken met een methodiek die de leefwereld in kaart brengt, die helpt daarbij.’ Ze ziet ook dat het contact tussen sociaal werkers en mantelzorgers beter kan. ‘Een vraag die elke professional aan de mantelzorger zou moeten stellen is: “Als je één ding niet meer zelf zou hoeven doen, wat zou je dan kiezen?” Daarmee krijg je een zorgvraag op maat en pas dan kun je respijtzorg op maat bieden.’

Grote verbetering

Terug naar de nieuwe systematiek voor de inwonerparticipatie in zijn geheel. Ook voor andere doelgroepen en thema’s blijken de workshops met beleidsmedewerkers, inwoners en vaak ook aanbieders goed te werken. ‘Vaak blijken kleine aanpassingen een grote verbetering voor inwoners op te kunnen leveren’, vertelt Van Bokhorst. ‘Zoals bij het leerlingenvervoer. Onaangekondigd een andere chauffeur krijgen werkt voor kinderen met autisme ontzettend verstorend. Tijdens een workshop is samen met de aanbieder bedacht om voortaan de ouders altijd vooraf te informeren, inclusief een foto van de chauffeur.’ En ook voor de bijeenkomst over huiselijk geweld bleek onverwacht veel animo, terwijl de inschatting was dat het taboe te groot zou zijn.

Vraagstukken adresseren

De rol van Van Bokhorst laat zich goed omschrijven als die van een spin in het web. ‘Zij weet van elk onderwerp welke groep wanneer bij elkaar komt’, bevestigt Biddlecomble. ‘Zij knoopt verschillende groepen aan elkaar en adresseert vraagstukken in de gemeentelijke organisatie. Dat kwartje is echt gevallen.’ En het mooie is, zo sluit Van Bokhorst af: ‘Het groeit organisch. Zo is er uit de bijeenkomsten met pleegouders een netwerkoverleg van pleegouders zelf ontstaan.’

Tekst: Tea Keijl